Jeroen Jongeleen, Perspectiefcorrectie, 2015 |
Categorie: interview / Onderwerp: Jeroen
Jongeleen over zijn werk, het project #beeldenpark_presikhaaf en Motel Spatie
in Arnhem / redactie: Peter Nijenhuis /oktober 2018
#beeldenpark_presikhaaf is een meerjarig
project van kunstruimte en residency Motel
Spatie. Het project houdt zich bezig met de positie van de
kunst in de hedendaagse publieke ruimte en spitst zich voor een deel toe op de
in de jaren zestig gebouwde Arnhemse nieuwbouwwijk Presikhaaf. Op 16 november start onder de naam #beeldenpark_presikhaaf een programma dat
terugkijkt op de activiteiten van het afgelopen jaar en de afronding is van een nieuwe reeks interventies en acties van een internationaal gezelschap kunstenaars. Aan
dat laatste leveren naast vele anderen de kunstenaars Philippe van Wolputte
(Antwerpen), wildsnoeier Olivier Scheffer (Rotterdam), Jeroen Erosie (Eindhoven),
Akim (Berlijn) en Adams (Stockholm/Berlijn) een bijdrage.
Een van de
initiatiefnemers van #beeldenpark_presikhaaf is de Rotterdammer
Jeroen Jongeleen die al voor hij in 1994 afstudeerde aan de AKI in Enschede als
kunstenaar de stad en de straat als zijn werk- en expositie terrein verkoos.
Jeroen Jongeleen, Gold 2008 |
Jeroen Jongeleen, Ghost 2010 |
Toen ik in de jaren negentig in Rotterdam ging wonen, raakte
ik betrokken bij kunstenaarsprojecten en initiatieven. Ik maakte kennis met
mensen, werd deel van een netwerk en samen sta je sterk. Ik zwierf alleen of
met anderen overdag en 's nachts door de stad, een soort Klein Duimpje in een
vreemd bos waar ik mijn stickers achterliet. Voor mij was dat een poëtische
daad van verzet, hoe klein ook. Op marginale plekken waar de commercie geen
interesse in toonde, zag ik een nieuw podium voor vrije geluiden. Ik
verspreidde stickers met teksten of eenvoudige grafische tekens die in zwartwit
een geuzenstem lieten horen in een stad die zich juist in die tijd sterk
commercieel ontwikkelde. De openbare ruimte, die voorheen werd beheerd door de
overheid, werd door die overheid in de jaren negentig in rap tempo weggegeven
voor commerciële exploitatie. Dat de oude VVV-toeristeninformatie
in die tijd werd omgedoopt tot Citymarketing
was een veeg teken. Ik vroeg me af of de kunst in dat sterk veranderende
stedelijke landschap een rol kon spelen; een andere rol dan die van de geijkte
'stadverfraaiing'. De kieren en de nog niet door de commercie ingenomen
tussenruimten van de geprivatiseerde stad, dàt was voor mij het betere podium
voor de kunst. Stickers waren voor mij het gereedschap om ook anderen op de
mogelijkheden van dat podium te attenderen. Dat bleef niet zonder effect in
mijn ogen. Vanaf pakweg 1990 greep het stickeren in Rotterdam om zich heen, Het
dynamiseerde het straatbeeld en rond 2000 was het hek van de dam. In 2002 heb
ik in De Appel in Amsterdam nog een groot collectief stickerproject
georganiseerd om ook die stad open te breken als stickerlandschap.
In 2002 startte je The Art of Urban Warfare. Kun
je uitleggen wat dat inhield en was het idee erachter, met name de sociale
component ervan, verwant aan je eerdere stickerprojecten?
The Art of Urban Warfare, afgekort, AOUW kreeg
zijn vaste vorm in 2003 toen ik naar Parijs vertrok. Het was de tijd van de
Amerikaanse inval in Irak en de grote protesten. Er waren meer motieven achter
de start, maar ik vond het vooral een grappig idee een soldaatjes-project te
bedenken. Ik schreef een tekst die eruit zag als gebruiksaanwijzing van een
spel. 'Verzamel soldatenfiguren uit kranten of historisch materiaal en knip
deze als silhouet uit in een stuk karton. Voeg een ovaal toe aan de voeten
zodat het duidelijk speelgoedsoldaten lijken en spuit het silhouet vervolgens
in een van de drie spelkleuren: groen, blauw of bruin'. Die spelregels hadden
natuurlijk iets weg van Sol LeWitts conceptuele kunstregels, maar net als het
stickeren kun je AOUW zien als een uit de graffitibeweging
voortgekomen variant van street art. Parijs was een van de
belangrijke startpunten van deze nieuwe beweging en ik zat er midden in met
mijn stickertjes en andere interventies en projecten die ik organiseerde. Het
anonieme karakter van The Art of Urban Warfare was belangrijk. Weg
van de 'fame' en ego van de klassieke graffiti. Het ging over
geschiedenis onder andere, maar de stad als speelbord presenteren was de kern.
In plaats van wat de bestuurders ervan probeerden te maken via regelgeving in
hun ongebreidelde neoliberale hang naar privatisering van de publieke ruimte en
hun jacht op het grote geld. The Art of Urban Warfare was voor
mij ook vooral een antwoord op die uitverkoop van de straat aan commerciële
partijen en tegelijkertijd de inperking van de gewone dagelijkse omgang van de
burger, de passant, met zijn omgeving. Algemene Politie Verordeningen werden
er in die tijd in veel steden doorgedrukt: er mag sindsdien niet meer
gestoepkrijt worden op straat. Niet in een boom klimmen. Je mag na zonsondergang
geen stift of sticker op zak hebben. Verboden wild te plakken. Sporen
achterlaten verboden.
Het aardige is dat The Art of Urban Warfare zich
explosief verspreidde. Na de eerste publicatie van de spelregeltekst, online en
in een paar buitenlandse tijdschriften, ging het als een lopend vuurtje. Ik
kreeg beelden binnen uit Mexicostad, Kuala Lumpur, Oslo en Johannesburg. The
Art of Urban Warfare was een mondiaal soldaatjesfeest. Als je nu, vijftien
jaar later, naar Kreuzberg in Berlijn gaat, zie je nog steeds verse sjablonen
op de muren. Het spel werd net als het stickeren opgepakt door anderen, wat ook
de bedoeling was. Het ging zijn eigen leven leiden en werd een autonoom ding.
Net als het stickeren was AOUW
bedoeld om anderen te prikkelen de stad te zien en te gebruiken als een vrij
podium. Lol, fun, speelt wat mijn betreft trouwens ook een rol. In de afgelopen
tijd ben ik bezig geweest met wat rekenwerk op straat. Sommen, eenvoudige
IQ-testen, dat soort dingen. Ik heb grote lol bij de gedachte dat een passant
ondanks zijn haast om niet te laat te komen op zijn of haar werk,
even stopt om een foto te maken van een stom sommetje op een stinkend
achtergelaten matras, om dit daarna in alle rust op te lossen in de baas z'n
tijd.
Jeroen Jongeleen, Running shape 2013 |
Toen ik twee jaar geleden naar Arnhem kwam, was de
sfeer, de lading van de omgeving rond Motel Spatie niet te missen. De flats en
het in de jaren zestig gebouwde winkelcentrum Presikhaaf, waar ook Spatie onderdeel
van is, dragen ondanks de zoveelste renovatiegolf nog steeds die
oorspronkelijke wederopbouwspirit. Ik kom uit Rotterdam en er zijn bergen
overeenkomsten met die wederopbouwstad, dus ik herkende in
Arnhem veel. Ook in Rotterdam lagen tot niet zo lang geleden de oude
naoorlogse openbare kunstwerken onder vuur.
Toen Winkelcentrum
Presikhaaf vorig jaar op de schop ging en aan de achterzijde een overwoekerd,
vergeten kunstwerk uit de jaren tachtig op het punt stond gesloopt te
worden, werd Spatie door de aannemer benaderd met de vraag 'of we er nog iets
mee wilden'. Anders zou het in de container verdwijnen. Het ging om
een enorm ruimtelijk werk van marmer dat uit twee delen bestond. Een
soort sculptuur van geometrische vormen en een groter deel dat uit marmeren
platen bestond en meer een platform van vlakken leek. Het moest wel binnen
een uur weg zijn. Een deel van het werk is toen met hulp van de slopers
uitgegraven en verplaatst naar een klein hondenpoepveldje om de hoek. De
hele verplaatsingsoperatie werd het redden van kunst als guerrillakunst. Het
kunstwerk staat er nu best goed eigenlijk. Honden ook blij. De rest van
het kunstwerk kon op zo'n korte termijn niet meer worden gered en daarmee
is dat ene verplaatste en geredde deel de enige overgebleven link met wat eens
was. Maar tegelijkertijd was er wel een nieuw werk mee geboren. Een paar
weken ervoor plaatste een vriend van mij een groot werk tijdelijk buiten omdat
hij er even geen opslag voor had. We besloten om dat werk van die vriend te
verplaatsen naar het naast winkelcentrum Presikhaaf gelegen Park Presikhaaf.
Samen met dat verhaal van die verplaatsingsoperatie was dat de aanleiding voor
de jump-start van #beeldenpark_presikhaaf. De kern ervan
is: kunstenaars uitnodigen om nieuw werk te maken dat reflecteert op wat
was of wat zou kunnen zijn. Iets te zeggen over de plek die kunst vandaag de
dag in zou kunnen nemen. Min of meer gelijktijdig was Marc van Elburg van de
Zinedepo in Spatie gestart met zijn onderzoek naar de parasiet als fenomeen en als
een metafoor of concept om te werken aan de relaties tussen de Zinedepo, Motel Spatie
en de buitenwereld. Dat resulteerde onder andere in een tekst die naadloos
aansloot bij de uitgangspunten van #beeldenpark_presikhaaf
en daarmee een belangrijk kader bood voor het gehele project.
Kees Westerveld |
Alles is tegenwoordig 'beplannoloogd' en
ingevuld. Het moet ook allemaal na verloop van tijd weer herzien worden en
op de schop. De marge die er is, moet worden opgevuld en her-designed, klaar
voor weer nieuwe tijden en aangepast aan verse ideeën en reguleringen. Met
'restruimtes' bedoel ik de kieren die ondanks alles ontstaan als er weer eens
nieuwe modellen over oude structuren worden gelegd. Zulke restruimte
zijn een vluchtstrook voor de kunst, voor het vrije geluid, het onaangepaste
commentaar. Een ruimte voor de voetnoot. Omdat de werken in
restruimtes tot stand komen zonder het openbare pad te belopen, zonder
bemoeienis van buitenaf en dus ook buiten het officiële vergunningen-
en inspraaktraject, moet je als kunstenaar voorzichtig te werk
gaan. Het is niet de bedoeling op andermans tenen te trappen of mensen
tegen je in het harnas te jagen. Met het oog daarop zoek je voor het werk een
plek waar het niet stoort, die bescherming biedt en waar het werk, tijdelijk of
niet, en hoe dan ook ongevraagd, in zijn omgeving past en na verloop van tijd
iets vanzelfsprekends zou kunnen worden.
Philippe van Wolputte |
De Berlijner Akim werkt aan een portret van strijdlustige
mensen die zijn pad kruisen in de wijk Presikhaaf. Geboeid door hun verhalen
vangt hij hen in beeld.
Jeroen Erosie bouwt, vanuit het perspectief van de
contemporaine 'vandalist', op dit moment verder aan de ornamentele
beeldtaal van twintigste-eeuwse modernisten. Je kunt het zien
als een hybride ode aan het wederopbouw-beton dat uiteindelijk de
graffiticultuur voortbracht. Jeroen Erosie werkt doorgaans plat -
muurschilderingen en grafiek – maar in het kader van #beeldenpark_presikhaaf presenteert hij zijn eerste sculpturale
werk. Het zal in een andere groenstrook aan een andere kant van de wijk
belanden, tussen een paar zestig jaar oude bomen, alsof het er al jaren
stond. Bijna af, maar nog net niet ver genoeg om er een geheel boek over
open te doen. In de tentoonstelling krijgt naast de Parasite zine ook het project Vector&Golf
van Marc van Elburg /de Zinedepo een plek. Het is een sticker die via augmented reality een hele wereld in
zich draagt. Een eigen virtuele tentoonstellingsruimte waarin een wereld van
groepstentoonstellingen schuilt, verborgen achter een sticker op een
stroomkastje.
Influenza
realiseerde al een aantal werken in Presikhaaf, waarbij bestaande wederopbouw
kunst werd gedupliceerd of uitgegraven om vervolgens elders een veiliger plek
te vinden. Adams maakt in het kader van #beeldenpark_presikhaaf
geen concreet fysiek werk in de buitenruimte, maar belegt een besloten
conferentie waarin van gedachten zal worden gewisseld over de vraag of
kunstenaars door hun interventies – ongewild en in weerwil van hun eventuele
subversieve bedoelingen – bijdragen aan de versnelling van het monster dat
gentrificatie heet. Elke scheet die een kunstenaar maakt, voegt
nieuwe voeding toe aan een verdere uitbouw van de kloof tussen arm en rijk,
waarbij kunst louter als smeermiddel dient voor toerisme en waardevermeerdering
van onroerend goed, privaat eigendom en beleggersbelang.
Verschillende
snellere, tijdelijke werken zijn daarnaast gemaakt door allerhande
gastkunstenaars. Teveel om zo maar even te beschrijven. Kom gewoon lekker langs
op een van de vrijdagen. De tentoonstelling zou tot begin januari lopen, maar
is nu al wegens succes verlengd tot 25 januari 2019!
Ha! Geen idee, maar de berichten die tot me komen zijn
meestal eerst boos, of op zijn best onverschillig. Daarna lijken mensen te
wennen en uiteindelijk vindt er dan toch vroeg of laat hechting plaats. Maar
eerlijk gezegd, daar doen we het niet voor. Het bedenken, produceren en
uiteindelijk publiek maken van een kunstwerk is wat mij betreft geen sociaal
project, maar een individuele uiting van de kunstenaar. De kunstenaar geeft
een vorm aan zijn of haar beeld van de tijd waarin we leven en zijn of haar
kijk op de tijdsgeest. Een gift, van de een aan de ander. Juist daarom gaat het
me aan het hart dat er zo achteloos met werken uit een niet eens zo
oud verleden wordt omgesprongen. Die werken kunnen zich niet
verdedigen. Er zijn mensen en instanties verantwoordelijk voor, maar die
nemen ze klaarblijkelijk niet in bescherming. Het zegt iets over het gemak
waarmee dingen terzijde worden geschoven. Wat volgens mij dan weer iets
zegt over hoe we meer in het algemeen met onze omgeving en waarden omgaan. In
de stad van nu is de modernistische vooruitgangs- en verheffingsgedachte
ver te zoeken. Motel Spatie reflecteert door middel van
#beeldenpark_presikhaaf op wat geweest is en, hoewel soms letterlijk verdwenen,
toch nog in de lucht hangt. Zijn dat zaken die als waarde van betekenis zijn
voor de toekomst? Hoe zou het ook kunnen?