Ronald Cornelissen, 1-4 juni, inkt, potlood,
ballpoint, waterverf, acryl op papier, 88,5 x 138
cm, 2017
|
Categorie: interview/Onderwerp: Ronald Cornelissen
over zijn tekeningen/Auteur: Peter Nijenhuis/Datum gesprek: 1 februari 2019
Ronald Cornelissen (Beverwijk 1960) studeerde in 1988 af
aan AKV/St.Joost in Breda met schilderkunst en monumentale vormgeving als
specialisaties. Hij stelde tentoon in Nederland, de VS, Griekenland en
Frankrijk. Een solopresentatie van zijn ruimtelijk werk onder de titel The Horseman’s Kitchenette, (When Demons Cook)
werd in 2010 getoond in Boymans Van Beuningen. In 2015 had hij met Paul van der
Eerden onder de titel Ground/Grond een
dubbelpresentatie in Diepenheim. Ronald Cornelissen wordt vertegenwoordigd door
Galerie Bernard Jordan in Parijs en Zürich.
Wanneer begon je met
tekenen?
Ik heb als kind veel getekend, maar wist niet dat je daar
je beroep van kon maken. Dat kwam pas toen ik in 1983 naar de kunstacademie
ging. Daar richtte ik me overigens op ruimtelijk werk en schilderen. Mijn
docenten hielden van dikke lagen verf. Het moest ook bij voorkeur abstract
zijn. Toen ik drie maanden na mijn afstuderen naar Rotterdam verhuisde, begon
ik te beseffen dat dat soort schilderkunst me eigenlijk niet lag. Ik ben een
verteller. Het gaat me om de iconografie. Mijn belangstelling voor kunst werd
tussen mijn zestiende en twintigste niet zozeer gevoed door museumbezoek, maar
door muziek, strips en andere dingen uit vooral de Amerikaanse underground. Op
de kunstacademie was het verhalende, narratieve, verdacht. Als ze zeiden dat je
werk anekdotisch was, dan was dat niet best.
Ronald Cornelissen, 12-13 juni, inkt etc. op papier,140 x 251 cm, 2018
|
Waaraan moet een
tekening voldoen, wil je hem bewaren?
Dat ligt voor de hand: hij moet klaar zijn. Maar hoe
sluit je een tekening goed af? Ik bewaar bijna alles wat ik teken, ook de
tekeningen die niet goed zijn. Ik stop ze in een ladekast en na verloop van
tijd, soms een jaar en soms wel eens langer, kom je ze weer tegen. Ik heb
geleerd dat je van een tekening die niet goed is, een goede tekening kunt
maken. Dat is zelfs wel leuk. Na een half jaar of een jaar doet het er niet
meer zo toe of je zo'n tekening verpest of niet. Als een tekening 'vers' is, is
het allemaal veel lastiger. Je bent je bewust van de tijd die je erin hebt
gestoken om de tekening te krijgen zoals 'ie is. Ik werk overigens aan veel
tekeningen tegelijk, ook omdat het daarmee makkelijker wordt om wat afstand te
nemen van het idee dat iets per se moet lukken. Ik maak met opzet geen studies
vooraf. Ik heb graag dat alles open ligt als ik begin met werken. In het begin
kan daardoor veel, zo niet alles. Tekenen is dan makkelijk, maar gaandeweg
wordt de weg smaller en loop ik vast. Je moet naar het punt werken waar je geen
kant meer op kunt. Op dat punt heb je nog maar één keus. Je moet een ingreep
doen: erop of eronder. Ik wil in zo'n situatie nog wel eens iets maken wat je
een studie zou kunnen noemen. Ik probeer dan bepaalde dingen uit, ingrepen die vaak
iets balorigs hebben. Je kunt dat zien als puberaal. Voor mij schuilt er juist iets
heel vitaals in zo’n ogenschijnlijk stompzinnige ingreep. Het levert een
spanning op tussen raffinement en lompheid en daar hou ik van. Het geeft een
tekening bovendien iets tragikomisch en ook dat staat me aan.
Takashi Nemoto
|
Hoe zie je of een
tekening een goede tekening is?
In Japan onderscheiden ze vier soorten mangatekenaars:
slechte en goede tekenaars zonder karakter en slechte en goede tekenaars mèt
karakter. De eerste twee categorieën kun je vergeten. De laatste categorie
omvat de ware meesters, dat spreekt voor zich. De derde categorie moet je
echter niet onderschatten. Die heeft ook zeker mijn warme belangstelling. Ik
hou van de tekenaars die de zogenaamde ‘heta-uma’ stijl hanteren zoals Yusaku
Hanakuma en Takashi Nemoto. Ook in de beeldende kunst hou ik van werk waarin
het lelijke of banale een betekenisvolle rol speelt. Franz West is iemand die
ik om die reden bewonder. Charles
Bukowski schreef ooit: When the spirit wanes/ The form appears. Dat sluit
aan bij wat ik zei over mangastijlen. Een van de dingen die echt tellen, is karakter,
bezieling. Als dat ontbreekt, wordt je werk formaliteit, een kwestie van structureel
toegepaste foefjes. Het is zaak om dat te vermijden, ook al is dat lastig als je
al zo lang tekent als ik. Hoe meer je tekent, hoe meer je kijk krijgt op wat
werkt. Dat is verleidelijk. Geef je daar aan toe, dan ligt voorspelbaarheid op
de loer. Om voorspelbaarheid uit de weg te gaan, richt ik mijn werkproces op
een bepaalde manier in. Ik teken mezelf als het ware ‘in de hoek’ zodat de noodsprong,
de ingreep waar ik het net over had, onvermijdelijk wordt. Want juist die
sprong opent de weg naar een uitkomst die ik vooraf niet kan bedenken.
Ronald
Cornelissen The Hyperborean Garden, 2013
|
In het verleden
tekende je stedelijke landschappen. In je laatste serie tekeningen is je
onderwerp de arctische wereld. Hoe kwam dat zo?
Al mijn tekeningen zijn eigenlijk landschappen, maar goed,
de arctische of noordelijke wereld is een wat ander onderwerp, hoewel het naar
mijn idee toch weer dicht bij huis ligt. Ik maakte in 2013 een installatie die
ik tentoonstelde in de Korenbeurs in Schiedam. Een van de onderwerpen waar ik
me mee bezighield was de ruk naar rechts in de politiek en de denkwereld van
Henk en Ingrid waarin de eigen, als superieur beschouwde identiteit wordt
bedreigd door een inferieure cultuur van buiten. Ik stuitte al lezend op de historische
term hyperborea, de Griekse
aanduiding van een mythisch paradijs in het noorden waar vierentwintig uur per
dag de zon zou schijnen. Die term gebruikte ik voor mijn installatie The Hyperborean Garden (zie hieronder Aantekeningen achteraf 1).
Al lezend kwam ik er achter dat dat antieke idee van een noordelijk paradijs in
de negentiende en twintigste eeuw een vervolg had. In kringen van theosofen en ariosofen
werd het mythische noorden verbonden met rassentheorie en het verwerpen van het
moderne denken. De hele waanwereld van esoterie, complottheorieën, rassenleer en
antimodernisme – zoals uitgebreid beschreven in 'The Occult Roots of Nazism' en 'Black
Sun' van Nicholas Goodrick-Clarke en 'Arktos':
The Polar Myth van Joscelyn Godwin (zie hieronder Aantekeningen achteraf 2)
- oefende invloed uit op twintigste-eeuwse denkers als René Guénon en Julius
Evola en via hen op figuren die een rol spelen in de hedendaagse politiek als
Alexandr Doegin en Steve Bannon. Wat mij betreft is dat even interessant als afstotelijk.
Ik besloot dat ik zelf maar eens een kijkje moest nemen in het Noorden en
uiteindelijk heb ik een tijd op Spitsbergen gezeten.
Foto: Ronald Cornelissen,
|
Wat leverde dat
op?
Ik wil in ieder geval heel graag een keer terug. Via
Maarten Loonen, een bioloog verbonden aan het Instituut voor Arctische Studies
van de Universiteit van Groningen, kon ik vorig jaar, 2018, negen dagen op
Spitsbergen verblijven in het Nederlandse poolstation in Ny-Ålesund. Ik kon
daar een verblijf van drie weken als artist
in residence in Galleri Svalbard in Nybyen aan vastknopen. Spitsbergen, in
het Noors Svalbard, is hard en stenig. Dicht bij de grond is er een rijke vegetatie
van mossen en zelfs een soort miniatuur boompjes. Spitsbergen wordt aangedaan
door trekvogels en er lopen poolvossen, rendieren en ijsberen. Als je een
wandeling maakt doe je dat altijd onder begeleiding en er gaat ook altijd een
geweer mee. Behalve de schitterende natuur is er weinig. En last but not least zijn er weinig
mensen. Dat schept ook weer een enorme vrijheid. Ik sprak een Russische vrouw
van begin twintig. Je vraagt je af wat zij daar te zoeken heeft, maar blijkbaar
trekken de uitzonderlijke omstandigheden mensen aan (zie hieronder Aantekeningen
achteraf 3). Ik was er in de zomer en dan is het vierentwintig
uur per dag licht. Door het licht en het landschap heeft het verblijf iets hallucinants.
Afstanden zijn moeilijk in te schatten.
Ronald Cornelissen The Hyperborean Garden, 2013 |
Gerrit de Veer, Waerachtighe beschryvinghe, 1598
|
(zie Aantekeningen achteraf 4 ). De Veer ging als jongeman met Willem Barentsz mee op zoek naar een doorgang in de noordelijke ijszee. Het ging erom een kortere weg naar China en Indië te vinden dan de gebruikelijke route om Kaap de Goede Hoop. Barentsz' expeditie ontdekte bij toeval Bereneiland en Spitsbergen, maar in 1596 bleef het schip aan de noordoostkust van Nova Zembla in het ijs steken. De mannen waren gedwongen om op Nova Zembla in een kleine hut te overwinteren bij temperaturen die daalden tot min veertig graden Celsius. Van de zeventien bemanningsleden keerden er in 1597 twaalf terug in Nederland. De mislukte tocht en het boek zijn een deel van onze nationale geschiedenis en een staaltje VOC-mentaliteit avant la lettre. De koloniale ondernemingslust van onze voorouders, hun drang om de wereld in kaart te brengen en elders voet aan land te zetten, is in de afgelopen jaren om begrijpelijke redenen een punt geworden in de politieke discussie.
John Carpenter,
The Thing, 1982
|
Caspar
David Friedrich, Das Eismeer 1824
|
Ja. Het is een van de manieren om het tekenen spannend te
houden en tot onvoorziene resultaten te komen.
Ronald Cornelissen, 12 februari, inkt etc op papier, 60 x 88,5 cm, 2018
|
Wat mij betreft zijn complexiteit, heterogeniteit en
onoverzichtelijkheid een deel van de hedendaagse werkelijkheid. Ik kan me
voorstellen dat mensen struikelen over de vertaling daarvan in mijn tekeningen.
Mensen willen ergens toch iets van overzicht en, desnoods met allerlei slagen
om de arm, een boodschap. Moet ik me dat aantrekken? Ik heb de afgelopen tijd
onder andere twee schrijvers gelezen. Timothy Morton en Michel Serres. Morton, auteur
van boeken over kunst en ecologie, is niet zo eenvoudig te doorgronden. Zijn
proza is complex en voor een filosofisch ongeschoolde lezer als ik vaak onoverzichtelijk.
Morton sleept er van alles ogenschijnlijk met de haren bij. Maar Morton biedt
de lezer zo nu en dan ook een grandioze doorkijk hoewel hij de lezer geen hoop
of troost biedt. Heel simpel gesteld, is zijn idee dat de mensheid enorme
stappen heeft kunnen maken dankzij het feit dat we zoveel duizend jaar geleden
van een nomadisch bestaan als jagers en verzamelaars zijn overgestapt op een bestaan
als landbouwers. Maar daarmee plaatsten we onszelf ook buiten de natuur en dat heeft
uiteindelijk geleid tot de onomkeerbare catastrofe waarin we
ons bevinden. Het
begin van het einde van de wereld ligt al achter ons. We zijn getuigen van een post-apocalyptische
toestand en het wordt tijd dat we accepteren dat de wereld zoals we die kennen
langzaam verdwijnt. Michel Serres, de schrijver van onder andere Le mal propre, is veel overzichtelijker
dan Morton. Ook bij Serres begint alle ellende met het sedentair worden van de
mens, het moment waarop mensen bezit gaan markeren. Volgens Serres heeft de
ecologische kwestie een dierlijke dimensie. Dieren eigenen zich territorium en
dingen toe door geursporen achter te laten. Mensen lijken beschaafder. Die
vliegen over de Noordpool en werpen dan uit naam van de natie een vlag en een
groot houten kruis naar beneden om die plek te claimen zoals Umberto Nobile dat
in 1926 doet. Het principe is niettemin hetzelfde, ook de menselijke soort
eigent zich dingen toe door sporen achter te laten en ongerept territorium te
besmeuren. Serres biedt zoiets als een totaalvisie. Dat schenkt troost, want
het is een vorm van duiding, een boodschap. Ik heb daar grote bewondering voor,
maar eerlijk gezegd voel ik meer voor de chaos en de complexiteit van Morton.
Zijn werkelijkheid is geen begrijpelijke of overzichtelijke eenheid. Hij doet
niet alsof hij de lezer iets te bieden heeft. Morton verkoopt geen mooie
verhalen en in die zin verkoop ik ook niks. Ik wantrouw mensen die iets met
stelligheid beweren. Het construeren van zekerheden, van een visie die alles
bij elkaar brengt, die van de werkelijkheid een overzichtelijke eenheid maakt,
is in mijn ogen een zaak waar vooral ideologen en politici baat bij hebben. Dat
moet je zoveel mogelijk tegenwerken. Je moet de zaken niet mooier maken. Je
moet de dingen willen zien zoals ze zijn. Je kent ongetwijfeld de Openbaring van Johannes of de Apocalyps, het laatste boek van het
Nieuwe Testament. Achter de prachtige ondergangsbeelden die daarin worden
geschilderd, is van alles gezocht. Door al dat interpreteren en duiden, raakt
de aandacht verwijderd van de beelden zelf. In een in 1984 in de Londense St.
James Church gehouden lezing over de Apocalyps
zei Andrei Tarkovski dat het beter zou zijn om op te houden met het zoeken naar
de boodschap achter de beelden, die van de Openbaring
en van beelden sowieso (zie hieronder
Aantekeningen achteraf 6). Tarkovski stelde voor om een zee van
vuur, zoals Openbaring die beschrijft,
gewoonweg te bekijken als een zee van vuur. Volgens mij had Tarkovski daar
gelijk in. Zodra je beelden neemt voor wat ze zijn, wordt het een stuk
interessanter. Dat is wat ik mensen, die mijn tekeningen wat moeilijk en
onoverzichtelijk vinden, kan meegeven. Je moet naar mijn tekeningen kijken
zoals je uit het raam kijkt. Een raam is ook een lijst of kader. Mensen die
door die lijst naar buiten kijken vragen in eerste instantie meestal niet naar
de betekenis van wat ze zien. Er wordt helemaal geen samenhang verondersteld
tussen de dingen die daar op dat moment te zien zijn. De dingen zijn er gewoon,
toevallig en dat maakt dat er een oneindig aantal interpretaties mogelijk is. Ze
geven daarmee als het ware uitdrukking aan een oneindig aantal mogelijke
verbintenissen met de wereld, het absolute en het oneindige zoals Tarkovski dat
zo mooi stelt.
Foto: Ronald Cornelissen,
|
Ronald Cornelissen, 29
mei, inkt etc. op papier, 60 x 88,5 cm, 2018
|
Ach nee, al mijn werk gaat in zekere zin over mannelijk
gedrag of gedrag zoals Serres dat beschrijft: het intellectueel en anderszins
in kaart brengen, voorstellen en in bezit nemen van de wereld. Het gaat over
vormen van besmeuren, over uitingen van een diep ingesleten instinct en die
zijn even onvermijdelijk, als gevaarlijk en onbenullig.
Website
Ronald Cornelissen
RONALD
CORNELISSEN: AANTEKENINGEN ACHTERAF BIJ HET INTERVIEW
1 De term ‘Boreaal’ verwijst naar een belangrijke
stichtingsmythe van Europees ultrarechts: de ‘Arische’ en ‘polaire’ wortels van
het Indo-Europese volk, de veronderstelde voorouders van de witte Europeanen.
In het boek van Godwin komen ook andere Arctische mythes aan bod overigens,
veel daarvan is tamelijk krankzinnig en ik vond het een prachtig boek om te
lezen.
2 'The
Occult Roots of Nazism': The Ariosophists of Austria and Germany, Nicholas
Goodrick-Clarke, I.B.Tauris & Co. Ltd, 2004.
'Black
Sun': Aryan Cults, Esoteric Nazism, and the Politics of Identity, Nicholas
Goodrick-Clarke, NYU Press, 2003.
'Arktos':
The Polar Myth in Science, Symbolism, and Nazi Survival, Joscelyn Godwin,
Adventures Unlimited Press, 1996.
3 Tijdens de tweede week van mijn verblijf in Spitsbergen
bezocht ik de Russische nederzettingen Barentszburg en Pyramiden. Barentsburg
is de op een na grootste nederzetting in Spitsbergen en ligt aan de Grønfjord
(deel van de Isfjord). Barentszburg heeft zo’n 450 inwoners, voornamelijk
Russen (en dan vooral Pomoren) en Oekraïners. De plaats is geheel gericht op
het delven van steenkool. In 1920 werd Spitsbergen tijdens een conferentie in
Parijs middels het Spitsbergenverdrag onder Noors toezicht geplaatst. Noorwegen
liet in het verdrag toe dat buitenlandse maatschappijen er onder eigen regels
konden werken, zonder volledig rekening te hoeven houden met het Noorse
toezicht. Ongeveer 40 landen tekenden het verdrag, waaronder Rusland in 1924.
Tot dusver oefenen alleen Noorwegen en Rusland daadwerkelijk hun recht uit,
middels steenkolenwinning. De naam Barentszburg werd in 1924, door de directie
van de N.V. Nederlandsche Spitsbergen Compagnie (Nespico) uit Rotterdam gegeven
aan de Nederlandse mijnbouwnederzetting die voorheen simpelweg vernoemd werd
naar het fjord waar zij lag, Green Harbour. Vanwege financiële problemen was de
Nederlandsche Spitsbergen Compagnie uiteindelijk genoodzaakt al haar claims op
Spitsbergen, waaronder Barentszburg, te verkopen. In 1932 nam het Sovjet
Staatsbedrijf Trust Arktikugol de Nederlandse eigendommen op Spitsbergen over.
Pyramiden was een Russische mijnbouwplaats aan een uitloper van de Isfjord,
genaamd Billefjord. Het plaatsje werd in 1910 gesticht door de Zweden en in
1927 verkocht aan de Russen. Sinds 1998 is de mijn bij Pyramiden gesloten en
tegenwoordig is het dorpje grotendeels verlaten, maar de infrastructuur en
gebouwen zijn nog deels intact. In het verleden gingen Russen graag naar
Spitsbergen omdat werk daar veel beter werd betaald dan in Moedertje Rusland en
je je relatief vrij kon bewegen (ook al was er zelfs in Barentszburg een KGB
kantoor).
4 Nog iets over het boek van Gerrit de Veer, Waerachtighe beschryvinghe van drie seylagien,
ter werelt noyt soo vreemt ghehoort, Amsterdam 1598. Dat ik ervoor koos me
in dat boek te verdiepen had, naast het simpele feit dat het zich in het hoge
noorden afspeelt en dat Barentsz en Van Heemskerck Spitsbergen hebben ontdekt,
nog een reden. Het is een geschiedenis die, ondanks de platte economische
motieven die aan de expeditie ten grondslag lagen, uiteindelijk gaat over moed
en doorzettingsvermogen. En zo zien we onszelf graag in Nederland. De expeditie
vond niet plaats onder de vlag van de VOC, de Vereenigde Oostindische Compagnie. De VOC werd pas 6 jaar later
opgericht en ook in dat opzicht is het verhaal nog onbezoedeld, zou je kunnen
zeggen. Noch Spitsbergen, noch het noorden van Nova Zembla kende indertijd een
inheemse bevolking. Dat wil niet zeggen dat er geen prijs betaald werd voor de
ontdekking van met name Spitsbergen. Walvissen (en andere dieren) zijn daar nog
lang en intensief bejaagd. De keuze om nu juist dit verhaal tegen het licht te
houden is dan ook te herleiden naar de oorspronkelijke insteek voor dit
project: nationalisme en wel van het soort waarin het verleden koste wat het
kost geïdealiseerd moet worden of zelfs helemaal opnieuw wordt uitgevonden.
Overigens gaat mijn interesse voor het boek heel ver terug: in de boekenkast
van mijn ouders stonden een paar boeken die vanaf het moment dat ik kon lezen mijn
verbeelding prikkelde vanwege de exotische klinkende titels: Muiterij op de Bounty van Charles
Nordhoff en James Norman Hall, Dokter
Zhivago van Boris Pasternak en Overwintering
op Nova Zembla van Gerrit de Veer. Het duurde lang voor ik het boek van
Gerrit de Veer daadwerkelijk las, maar ik was wel bekend met de minstens zo tot
de verbeelding sprekende schoolplaat van Het Behouden Huis, van J.H. Isings uit
1951 die we op mijn lagere school in Leiderdorp hadden.
5 The Thing zou
kunnen worden opgevat als een allegorie voor wat er gebeurt als de permafrost
ontdooit. Het is een remake van een film uit 1951, The Thing From Another World. The
Thing van Carpenter is overigens gesitueerd op Antartica, het origineel uit
1951 speelt zich wel af op de Noordpool.
6 De lezing van Tarkovski is terug te vinden in Andrey Tarkovsky Films, Stills, Polaroids
& Writings (Schirmer/Mosel Verlag, München, 2012). Tarkosvki stelt in
die lezing dat de Apocalyps niet geïnterpreteerd en uitgelegd kan worden. Het
boek Openbaring kent volgens
Tarkovski geen symbolen, het is een beeld. En waar symbolen kunnen worden
uitgelegd, kunnen beelden dat niet. Aan een symbool kan een specifieke
betekenis worden toegekend, aan een beeld niet, aldus Tarkovski. Een beeld is
iets dat we alleen kunnen waarnemen en accepteren.