donderdag 14 februari 2019

RONALD CORNELISSEN: IK VERKOOP NIKS


Ronald Cornelissen, 1-4 juni, inkt, potlood, ballpoint, waterverf, acryl op papier, 88,5 x 138 cm, 2017
Categorie: interview/Onderwerp: Ronald Cornelissen over zijn tekeningen/Auteur: Peter Nijenhuis/Datum gesprek: 1 februari 2019

Ronald Cornelissen (Beverwijk 1960) studeerde in 1988 af aan AKV/St.Joost in Breda met schilderkunst en monumentale vormgeving als specialisaties. Hij stelde tentoon in Nederland, de VS, Griekenland en Frankrijk. Een solopresentatie van zijn ruimtelijk werk onder de titel The Horseman’s Kitchenette, (When Demons Cook) werd in 2010 getoond in Boymans Van Beuningen. In 2015 had hij met Paul van der Eerden onder de titel Ground/Grond een dubbelpresentatie in Diepenheim. Ronald Cornelissen wordt vertegenwoordigd door Galerie Bernard Jordan in Parijs en Zürich.

Wanneer begon je met tekenen?
Ik heb als kind veel getekend, maar wist niet dat je daar je beroep van kon maken. Dat kwam pas toen ik in 1983 naar de kunstacademie ging. Daar richtte ik me overigens op ruimtelijk werk en schilderen. Mijn docenten hielden van dikke lagen verf. Het moest ook bij voorkeur abstract zijn. Toen ik drie maanden na mijn afstuderen naar Rotterdam verhuisde, begon ik te beseffen dat dat soort schilderkunst me eigenlijk niet lag. Ik ben een verteller. Het gaat me om de iconografie. Mijn belangstelling voor kunst werd tussen mijn zestiende en twintigste niet zozeer gevoed door museumbezoek, maar door muziek, strips en andere dingen uit vooral de Amerikaanse underground. Op de kunstacademie was het verhalende, narratieve, verdacht. Als ze zeiden dat je werk anekdotisch was, dan was dat niet best.

Ronald Cornelissen, 12-13 juni, inkt etc. op papier,140 x 251 cm, 2018
Waaraan moet een tekening voldoen, wil je hem bewaren?
Dat ligt voor de hand: hij moet klaar zijn. Maar hoe sluit je een tekening goed af? Ik bewaar bijna alles wat ik teken, ook de tekeningen die niet goed zijn. Ik stop ze in een ladekast en na verloop van tijd, soms een jaar en soms wel eens langer, kom je ze weer tegen. Ik heb geleerd dat je van een tekening die niet goed is, een goede tekening kunt maken. Dat is zelfs wel leuk. Na een half jaar of een jaar doet het er niet meer zo toe of je zo'n tekening verpest of niet. Als een tekening 'vers' is, is het allemaal veel lastiger. Je bent je bewust van de tijd die je erin hebt gestoken om de tekening te krijgen zoals 'ie is. Ik werk overigens aan veel tekeningen tegelijk, ook omdat het daarmee makkelijker wordt om wat afstand te nemen van het idee dat iets per se moet lukken. Ik maak met opzet geen studies vooraf. Ik heb graag dat alles open ligt als ik begin met werken. In het begin kan daardoor veel, zo niet alles. Tekenen is dan makkelijk, maar gaandeweg wordt de weg smaller en loop ik vast. Je moet naar het punt werken waar je geen kant meer op kunt. Op dat punt heb je nog maar één keus. Je moet een ingreep doen: erop of eronder. Ik wil in zo'n situatie nog wel eens iets maken wat je een studie zou kunnen noemen. Ik probeer dan bepaalde dingen uit, ingrepen die vaak iets balorigs hebben. Je kunt dat zien als puberaal. Voor mij schuilt er juist iets heel vitaals in zo’n ogenschijnlijk stompzinnige ingreep. Het levert een spanning op tussen raffinement en lompheid en daar hou ik van. Het geeft een tekening bovendien iets tragikomisch en ook dat staat me aan.

Takashi Nemoto
Hoe zie je of een tekening een goede tekening is?
In Japan onderscheiden ze vier soorten mangatekenaars: slechte en goede tekenaars zonder karakter en slechte en goede tekenaars mèt karakter. De eerste twee categorieën kun je vergeten. De laatste categorie omvat de ware meesters, dat spreekt voor zich. De derde categorie moet je echter niet onderschatten. Die heeft ook zeker mijn warme belangstelling. Ik hou van de tekenaars die de zogenaamde ‘heta-uma’ stijl hanteren zoals Yusaku Hanakuma en Takashi Nemoto. Ook in de beeldende kunst hou ik van werk waarin het lelijke of banale een betekenisvolle rol speelt. Franz West is iemand die ik om die reden bewonder. Charles Bukowski schreef ooit: When the spirit wanes/ The form appears. Dat sluit aan bij wat ik zei over mangastijlen. Een van de dingen die echt tellen, is karakter, bezieling. Als dat ontbreekt, wordt je werk formaliteit, een kwestie van structureel toegepaste foefjes. Het is zaak om dat te vermijden, ook al is dat lastig als je al zo lang tekent als ik. Hoe meer je tekent, hoe meer je kijk krijgt op wat werkt. Dat is verleidelijk. Geef je daar aan toe, dan ligt voorspelbaarheid op de loer. Om voorspelbaarheid uit de weg te gaan, richt ik mijn werkproces op een bepaalde manier in. Ik teken mezelf als het ware ‘in de hoek’ zodat de noodsprong, de ingreep waar ik het net over had, onvermijdelijk wordt. Want juist die sprong opent de weg naar een uitkomst die ik vooraf niet kan bedenken.

Ronald Cornelissen The Hyperborean Garden, 2013
In het verleden tekende je stedelijke landschappen. In je laatste serie tekeningen is je onderwerp de arctische wereld. Hoe kwam dat zo?
Al mijn tekeningen zijn eigenlijk landschappen, maar goed, de arctische of noordelijke wereld is een wat ander onderwerp, hoewel het naar mijn idee toch weer dicht bij huis ligt. Ik maakte in 2013 een installatie die ik tentoonstelde in de Korenbeurs in Schiedam. Een van de onderwerpen waar ik me mee bezighield was de ruk naar rechts in de politiek en de denkwereld van Henk en Ingrid waarin de eigen, als superieur beschouwde identiteit wordt bedreigd door een inferieure cultuur van buiten. Ik stuitte al lezend op de historische term hyperborea, de Griekse aanduiding van een mythisch paradijs in het noorden waar vierentwintig uur per dag de zon zou schijnen. Die term gebruikte ik voor mijn installatie The Hyperborean Garden (zie hieronder Aantekeningen achteraf 1). Al lezend kwam ik er achter dat dat antieke idee van een noordelijk paradijs in de negentiende en twintigste eeuw een vervolg had. In kringen van theosofen en ariosofen werd het mythische noorden verbonden met rassentheorie en het verwerpen van het moderne denken. De hele waanwereld van esoterie, complottheorieën, rassenleer en antimodernisme – zoals uitgebreid beschreven in 'The Occult Roots of Nazism' en 'Black Sun' van Nicholas Goodrick-Clarke en 'Arktos': The Polar Myth van Joscelyn Godwin (zie hieronder Aantekeningen achteraf 2) - oefende invloed uit op twintigste-eeuwse denkers als René Guénon en Julius Evola en via hen op figuren die een rol spelen in de hedendaagse politiek als Alexandr Doegin en Steve Bannon. Wat mij betreft is dat even interessant als afstotelijk. Ik besloot dat ik zelf maar eens een kijkje moest nemen in het Noorden en uiteindelijk heb ik een tijd op Spitsbergen gezeten.

Foto: Ronald Cornelissen, Blomstrandbreen gletsjer, Spitsbergen 2018
Wat leverde dat op?
Ik wil in ieder geval heel graag een keer terug. Via Maarten Loonen, een bioloog verbonden aan het Instituut voor Arctische Studies van de Universiteit van Groningen, kon ik vorig jaar, 2018, negen dagen op Spitsbergen verblijven in het Nederlandse poolstation in Ny-Ålesund. Ik kon daar een verblijf van drie weken als artist in residence in Galleri Svalbard in Nybyen aan vastknopen. Spitsbergen, in het Noors Svalbard, is hard en stenig. Dicht bij de grond is er een rijke vegetatie van mossen en zelfs een soort miniatuur boompjes. Spitsbergen wordt aangedaan door trekvogels en er lopen poolvossen, rendieren en ijsberen. Als je een wandeling maakt doe je dat altijd onder begeleiding en er gaat ook altijd een geweer mee. Behalve de schitterende natuur is er weinig. En last but not least zijn er weinig mensen. Dat schept ook weer een enorme vrijheid. Ik sprak een Russische vrouw van begin twintig. Je vraagt je af wat zij daar te zoeken heeft, maar blijkbaar trekken de uitzonderlijke omstandigheden mensen aan (zie hieronder Aantekeningen achteraf 3). Ik was er in de zomer en dan is het vierentwintig uur per dag licht. Door het licht en het landschap heeft het verblijf iets hallucinants. Afstanden zijn moeilijk in te schatten.
Ronald Cornelissen The Hyperborean Garden, 2013
 Er is over Spitsbergen en het arctische gebied veel te vertellen, van mythische en esoterische voorstellingen tot noordelijk licht, landschappen en ijsberen. Door mijn bezoek aan Spitsbergen en de voorbereiding ervan, verschoof mijn belangstelling van de politieke mythologie naar de ecologie. Voor de wetenschappers die onderzoek doen in het arctische gebied is de klimaatverandering een voldongen feit. De wetenschappelijke klimaatdiscussie is overigens moeilijk los te zien van de politieke discussie. Het is niet toevallig dat het ontkennen van de klimaatverandering een onderwerp is van nieuw rechts en het zou me niet verbazen als nieuw rechts de komende jaren garen spint bij de klimaatdiscussie en de discussie over de verdeling van de kosten van de energietransitie. Het feit dat het klimaat wordt gezien (en wordt weggezet) als een links thema, levert daarbij geen bijdrage in positieve zin. Dat maakt dat ook centrumrechtse partijen gaan piepen als het klimaat aan de orde komt.
Gerrit de Veer, Waerachtighe beschryvinghe, 1598
 Om ergens een begin te maken en de nogal complexe materie in mijn hoofd te ordenen, heb ik in het scheepvaartmuseum in Amsterdam de originele versie van Gerrit de Veers boek uit 1598 bestudeerd 
(zie Aantekeningen achteraf ). De Veer ging als jongeman met Willem Barentsz mee op zoek naar een doorgang in de noordelijke ijszee. Het ging erom een kortere weg naar China en Indië te vinden dan de gebruikelijke route om Kaap de Goede Hoop. Barentsz' expeditie ontdekte bij toeval Bereneiland en Spitsbergen, maar in 1596 bleef het schip aan de noordoostkust van Nova Zembla in het ijs steken. De mannen waren gedwongen om op Nova Zembla in een kleine hut te overwinteren bij temperaturen die daalden tot min veertig graden Celsius. Van de zeventien bemanningsleden keerden er in 1597 twaalf terug in Nederland. De mislukte tocht en het boek zijn een deel van onze nationale geschiedenis en een staaltje VOC-mentaliteit avant la lettre. De koloniale ondernemingslust van onze voorouders, hun drang om de wereld in kaart te brengen en elders voet aan land te zetten, is in de afgelopen jaren om begrijpelijke redenen een punt geworden in de politieke discussie.
John Carpenter, The Thing, 1982
 Het boek van Gerrit de Veer beschrijft de reis van de zestiende-eeuwse Hollandse mannetjesputters onder leiding van Willem Barentsz en bevat een aantal prenten. Die prenten zijn samen met het reisverhaal voor mij het uitgangspunt geweest voor het maken van een reeks 'arctische' tekeningen. De prenten in het boek van Gerrit de Veer zijn wat eenzijdig. De Veer beschrijft in zijn boek wanhoop en lijden. De mannen betwijfelen of ze ooit levend terug zullen keren en hebben te maken met ziekte en kou. Wanhoop en lijden zijn niet zo eenvoudig uit te beelden. De zestiende-eeuwse prentenmaker koos vooral voor momenten van actie zoals de ontmoetingen van de bemanning met ijsberen. Het lijkt alsof er einde zestiende eeuw nogal wat ijsberen waren. De mannen van Barentsz zien er geen been in om ze om het leven te brengen, ook als daar eigenlijk geen noodzaak toe is. Als de bemanningsleden onderweg vanaf het schip een beer zien zwemmen in zee, gaan ze er per sloep meteen achteraan. Ze hakken met een bijl in op het dier dat zich eigenlijk niet goed kan verdedigen. Voor dieren als de ijsbeer is ontzag, maar geen enkel mededogen. De zestiende-eeuwse uitbeelding van de ontmoetingen met ijsberen is in mijn ge-updatete versies van de prenten een terugkerend thema, net als de hut waar de mannen op Nova Zembla de winter doorbrengen, het zogenaamde Behouden Huys. Gaandeweg zijn er in mijn tekeningen meer en meer vreemde elementen binnengeslopen zoals Popeye the Sailorman, Godzilla, het wrede, pseudowetenschappelijke 'onderzoek' van de Russische geleerde Vladimir Demikhov en de Tsar Bomba, naar men zegt de waterstofbom die in 1961, tot ontploffing gebracht op Nova Zembla, de krachtigste kernexplosie ooit veroorzaakte. En wie The Thing heeft gezien, een B-film van John Carpenter uit 1982, zal ook uit die film het een en ander herkennen (zie hieronder Aantekeningen achteraf 5). In The Thing krijgen de wetenschappers op een Amerikaans station op de Zuidpool te maken met een buitenaardse levensvorm die lang bevroren onder het ijs lag. Weer tot leven gekomen, maakt The Thing - de buitenaardse levensvorm - zich meester van de lichamen van dieren en mensen die muteren en veranderen in afzichtelijke monsters.

Caspar David Friedrich, Das Eismeer 1824
Een beroemd schilderij met een arctisch onderwerp is Das Eismeer van Caspar David Friedrich, geschilderd in 1824. Het is een tekenachtig, lineair schilderij, met een aantal diagonale lijnen die de compositie beheersen. De details zijn aan die alles bepalende compositorische lijnen ondergeschikt. In jouw tekeningen spelen grote diagonale en andere compositorische lijnen eveneens een belangrijke rol. In tegenstelling tot Das Eismeer zijn de details in jouw tekeningen daaraan niet ondergeschikt, maar lijken ze de compositie door hun schaal en dynamiek juist te ontwrichten. Is die klaarblijkelijke weigering om het detail te onderwerpen aan de compositie een kwestie van opzet?
Ja. Het is een van de manieren om het tekenen spannend te houden en tot onvoorziene resultaten te komen.

Ronald Cornelissen, 12 februari, inkt etc op papier, 60 x 88,5 cm, 2018
Je tekeningen zijn vaak uitzonderlijk groot. De grootste uit de arctische serie is bijna anderhalve meter hoog en drie meter breed. Samen met het uit de pas lopen van compositie en detail stellen die grote formaten de kijker voor problemen. Die is gedwongen om staande voor de tekening van links naar rechts te bewegen om de details goed te bekijken en naar voren en achteren om ook het geheel, de compositie, in ogenschouw te nemen. Een heel gedoe, maar je zou kunnen zeggen dat problemen bij het kijken niet op zich staan. Anders dan onze moderne voorouders hebben we niet meer het onvoorwaardelijke geloof dat we de wereld objectief kunnen voorstellen, beschouwen en doorgronden. We beseffen dat de wereld oneindig veel complexer is dan men vóór ons vermoedde. Zijn de kijkproblemen waarmee jij iemand opzadelt die je tekeningen bekijkt, de tekenkunstige reproductie van dat besef?
Wat mij betreft zijn complexiteit, heterogeniteit en onoverzichtelijkheid een deel van de hedendaagse werkelijkheid. Ik kan me voorstellen dat mensen struikelen over de vertaling daarvan in mijn tekeningen. Mensen willen ergens toch iets van overzicht en, desnoods met allerlei slagen om de arm, een boodschap. Moet ik me dat aantrekken? Ik heb de afgelopen tijd onder andere twee schrijvers gelezen. Timothy Morton en Michel Serres. Morton, auteur van boeken over kunst en ecologie, is niet zo eenvoudig te doorgronden. Zijn proza is complex en voor een filosofisch ongeschoolde lezer als ik vaak onoverzichtelijk. Morton sleept er van alles ogenschijnlijk met de haren bij. Maar Morton biedt de lezer zo nu en dan ook een grandioze doorkijk hoewel hij de lezer geen hoop of troost biedt. Heel simpel gesteld, is zijn idee dat de mensheid enorme stappen heeft kunnen maken dankzij het feit dat we zoveel duizend jaar geleden van een nomadisch bestaan als jagers en verzamelaars zijn overgestapt op een bestaan als landbouwers. Maar daarmee plaatsten we onszelf ook buiten de natuur en dat heeft uiteindelijk geleid tot de onomkeerbare catastrofe waarin we
Foto: Ronald Cornelissen, Kongsfjorden, Spitsbergen 2018
ons bevinden. Het begin van het einde van de wereld ligt al achter ons. We zijn getuigen van een post-apocalyptische toestand en het wordt tijd dat we accepteren dat de wereld zoals we die kennen langzaam verdwijnt. Michel Serres, de schrijver van onder andere Le mal propre, is veel overzichtelijker dan Morton. Ook bij Serres begint alle ellende met het sedentair worden van de mens, het moment waarop mensen bezit gaan markeren. Volgens Serres heeft de ecologische kwestie een dierlijke dimensie. Dieren eigenen zich territorium en dingen toe door geursporen achter te laten. Mensen lijken beschaafder. Die vliegen over de Noordpool en werpen dan uit naam van de natie een vlag en een groot houten kruis naar beneden om die plek te claimen zoals Umberto Nobile dat in 1926 doet. Het principe is niettemin hetzelfde, ook de menselijke soort eigent zich dingen toe door sporen achter te laten en ongerept territorium te besmeuren. Serres biedt zoiets als een totaalvisie. Dat schenkt troost, want het is een vorm van duiding, een boodschap. Ik heb daar grote bewondering voor, maar eerlijk gezegd voel ik meer voor de chaos en de complexiteit van Morton. Zijn werkelijkheid is geen begrijpelijke of overzichtelijke eenheid. Hij doet niet alsof hij de lezer iets te bieden heeft. Morton verkoopt geen mooie verhalen en in die zin verkoop ik ook niks. Ik wantrouw mensen die iets met stelligheid beweren. Het construeren van zekerheden, van een visie die alles bij elkaar brengt, die van de werkelijkheid een overzichtelijke eenheid maakt, is in mijn ogen een zaak waar vooral ideologen en politici baat bij hebben. Dat moet je zoveel mogelijk tegenwerken. Je moet de zaken niet mooier maken. Je moet de dingen willen zien zoals ze zijn. Je kent ongetwijfeld de Openbaring van Johannes of de Apocalyps, het laatste boek van het Nieuwe Testament. Achter de prachtige ondergangsbeelden die daarin worden geschilderd, is van alles gezocht. Door al dat interpreteren en duiden, raakt de aandacht verwijderd van de beelden zelf. In een in 1984 in de Londense St. James Church gehouden lezing over de Apocalyps zei Andrei Tarkovski dat het beter zou zijn om op te houden met het zoeken naar de boodschap achter de beelden, die van de Openbaring en van beelden sowieso (zie hieronder Aantekeningen achteraf 6). Tarkovski stelde voor om een zee van vuur, zoals Openbaring die beschrijft, gewoonweg te bekijken als een zee van vuur. Volgens mij had Tarkovski daar gelijk in. Zodra je beelden neemt voor wat ze zijn, wordt het een stuk interessanter. Dat is wat ik mensen, die mijn tekeningen wat moeilijk en onoverzichtelijk vinden, kan meegeven. Je moet naar mijn tekeningen kijken zoals je uit het raam kijkt. Een raam is ook een lijst of kader. Mensen die door die lijst naar buiten kijken vragen in eerste instantie meestal niet naar de betekenis van wat ze zien. Er wordt helemaal geen samenhang verondersteld tussen de dingen die daar op dat moment te zien zijn. De dingen zijn er gewoon, toevallig en dat maakt dat er een oneindig aantal interpretaties mogelijk is. Ze geven daarmee als het ware uitdrukking aan een oneindig aantal mogelijke verbintenissen met de wereld, het absolute en het oneindige zoals Tarkovski dat zo mooi stelt.

Ronald Cornelissen, 29 mei,  inkt etc. op papier, 60 x 88,5 cm, 2018
Je had het net over ongerepte terreinen. Zo'n ongerept terrein, het wit, speelt in je werk een belangrijke rol. In veel van je tekeningen lijkt het wit aangestoken en bezield door wat er omheen is getekend; alsof er in het wit steeds iets op het punt van verschijnen staat. Ook in je arctische serie is dat het geval, maar meer dan in eerdere tekeningen lijkt het tekenen behalve een tot leven wekken van het wit ook het bezoedelen ervan. Is je kijk op de wereld versomberd?
Ach nee, al mijn werk gaat in zekere zin over mannelijk gedrag of gedrag zoals Serres dat beschrijft: het intellectueel en anderszins in kaart brengen, voorstellen en in bezit nemen van de wereld. Het gaat over vormen van besmeuren, over uitingen van een diep ingesleten instinct en die zijn even onvermijdelijk, als gevaarlijk en onbenullig.

Website Ronald Cornelissen


RONALD CORNELISSEN: AANTEKENINGEN ACHTERAF BIJ HET INTERVIEW

1 De term ‘Boreaal’ verwijst naar een belangrijke stichtingsmythe van Europees ultrarechts: de ‘Arische’ en ‘polaire’ wortels van het Indo-Europese volk, de veronderstelde voorouders van de witte Europeanen. In het boek van Godwin komen ook andere Arctische mythes aan bod overigens, veel daarvan is tamelijk krankzinnig en ik vond het een prachtig boek om te lezen.

2 'The Occult Roots of Nazism': The Ariosophists of Austria and Germany, Nicholas Goodrick-Clarke, I.B.Tauris & Co. Ltd, 2004.
'Black Sun': Aryan Cults, Esoteric Nazism, and the Politics of Identity, Nicholas Goodrick-Clarke, NYU Press, 2003.
'Arktos': The Polar Myth in Science, Symbolism, and Nazi Survival, Joscelyn Godwin, Adventures Unlimited Press, 1996.

3 Tijdens de tweede week van mijn verblijf in Spitsbergen bezocht ik de Russische nederzettingen Barentszburg en Pyramiden. Barentsburg is de op een na grootste nederzetting in Spitsbergen en ligt aan de Grønfjord (deel van de Isfjord). Barentszburg heeft zo’n 450 inwoners, voornamelijk Russen (en dan vooral Pomoren) en Oekraïners. De plaats is geheel gericht op het delven van steenkool. In 1920 werd Spitsbergen tijdens een conferentie in Parijs middels het Spitsbergenverdrag onder Noors toezicht geplaatst. Noorwegen liet in het verdrag toe dat buitenlandse maatschappijen er onder eigen regels konden werken, zonder volledig rekening te hoeven houden met het Noorse toezicht. Ongeveer 40 landen tekenden het verdrag, waaronder Rusland in 1924. Tot dusver oefenen alleen Noorwegen en Rusland daadwerkelijk hun recht uit, middels steenkolenwinning. De naam Barentszburg werd in 1924, door de directie van de N.V. Nederlandsche Spitsbergen Compagnie (Nespico) uit Rotterdam gegeven aan de Nederlandse mijnbouwnederzetting die voorheen simpelweg vernoemd werd naar het fjord waar zij lag, Green Harbour. Vanwege financiële problemen was de Nederlandsche Spitsbergen Compagnie uiteindelijk genoodzaakt al haar claims op Spitsbergen, waaronder Barentszburg, te verkopen. In 1932 nam het Sovjet Staatsbedrijf Trust Arktikugol de Nederlandse eigendommen op Spitsbergen over. Pyramiden was een Russische mijnbouwplaats aan een uitloper van de Isfjord, genaamd Billefjord. Het plaatsje werd in 1910 gesticht door de Zweden en in 1927 verkocht aan de Russen. Sinds 1998 is de mijn bij Pyramiden gesloten en tegenwoordig is het dorpje grotendeels verlaten, maar de infrastructuur en gebouwen zijn nog deels intact. In het verleden gingen Russen graag naar Spitsbergen omdat werk daar veel beter werd betaald dan in Moedertje Rusland en je je relatief vrij kon bewegen (ook al was er zelfs in Barentszburg een KGB kantoor).

4 Nog iets over het boek van Gerrit de Veer, Waerachtighe beschryvinghe van drie seylagien, ter werelt noyt soo vreemt ghehoort, Amsterdam 1598. Dat ik ervoor koos me in dat boek te verdiepen had, naast het simpele feit dat het zich in het hoge noorden afspeelt en dat Barentsz en Van Heemskerck Spitsbergen hebben ontdekt, nog een reden. Het is een geschiedenis die, ondanks de platte economische motieven die aan de expeditie ten grondslag lagen, uiteindelijk gaat over moed en doorzettingsvermogen. En zo zien we onszelf graag in Nederland. De expeditie vond niet plaats onder de vlag van de VOC, de Vereenigde Oostindische Compagnie. De VOC werd pas 6 jaar later opgericht en ook in dat opzicht is het verhaal nog onbezoedeld, zou je kunnen zeggen. Noch Spitsbergen, noch het noorden van Nova Zembla kende indertijd een inheemse bevolking. Dat wil niet zeggen dat er geen prijs betaald werd voor de ontdekking van met name Spitsbergen. Walvissen (en andere dieren) zijn daar nog lang en intensief bejaagd. De keuze om nu juist dit verhaal tegen het licht te houden is dan ook te herleiden naar de oorspronkelijke insteek voor dit project: nationalisme en wel van het soort waarin het verleden koste wat het kost geïdealiseerd moet worden of zelfs helemaal opnieuw wordt uitgevonden. Overigens gaat mijn interesse voor het boek heel ver terug: in de boekenkast van mijn ouders stonden een paar boeken die vanaf het moment dat ik kon lezen mijn verbeelding prikkelde vanwege de exotische klinkende titels: Muiterij op de Bounty van Charles Nordhoff en James Norman Hall, Dokter Zhivago van Boris Pasternak en Overwintering op Nova Zembla van Gerrit de Veer. Het duurde lang voor ik het boek van Gerrit de Veer daadwerkelijk las, maar ik was wel bekend met de minstens zo tot de verbeelding sprekende schoolplaat van Het Behouden Huis, van J.H. Isings uit 1951 die we op mijn lagere school in Leiderdorp hadden.

5 The Thing zou kunnen worden opgevat als een allegorie voor wat er gebeurt als de permafrost ontdooit. Het is een remake van een film uit 1951, The Thing From Another World. The Thing van Carpenter is overigens gesitueerd op Antartica, het origineel uit 1951 speelt zich wel af op de Noordpool.

6 De lezing van Tarkovski is terug te vinden in Andrey Tarkovsky Films, Stills, Polaroids & Writings (Schirmer/Mosel Verlag, München, 2012). Tarkosvki stelt in die lezing dat de Apocalyps niet geïnterpreteerd en uitgelegd kan worden. Het boek Openbaring kent volgens Tarkovski geen symbolen, het is een beeld. En waar symbolen kunnen worden uitgelegd, kunnen beelden dat niet. Aan een symbool kan een specifieke betekenis worden toegekend, aan een beeld niet, aldus Tarkovski. Een beeld is iets dat we alleen kunnen waarnemen en accepteren.