dinsdag 27 december 2011

AAFKE BENNEMA: EEN GAT MAKEN WAAR IETS IN KAN VALLEN

Categorie: interview
Onderwerp: Aafke Bennema over haar werk
Datum gesprek: 23 december 2011

Aafke Bennema werd in 1965 geboren en groeide op in Delft. Ze bezocht van 1985 tot 1990 de Academie voor Beeldende Kunst in Arnhem, nu Artez, en volgde in 1991 een jaar lang onderwijs aan de inmiddels opgeheven Ateliers Arnhem. In 1993 won ze de Van Bommel Van Dam Prijs, een aanmoedigingsprijs voor kunstenaars tot 35 jaar. Sinds 1998 is ze verbonden aan de galerie van Maurits van der Laar in Den Haag. Het gesprek vindt plaats in een buitenwijk aan de bosrijke, noordelijke rand van Arnhem. De kunstenares woont daar met haar gezin en heeft een klein atelier op zolder.

Waar ben je mee bezig?
Als je zo de deur uit bent, begin ik met een nieuw schilderij. Daar zal ik waarschijnlijk de rest van de dag mee bezig zijn.

Hoe ga je te werk?
Voor mij is de titel het uitgangspunt voor een schilderij. Een titel is verbonden met een bepaald beeld en een verhaal. Een voorbeeld van zo'n titel is Terugtocht. Vandaag ga ik aan een schilderij beginnen waarvan het uitgangspunt die titel, dat beeld en dat verhaal is.

Waar staat dat dan voor, die titel, het idee en het verhaal Terugtocht?
Het gaat over puin en vuil dat niet naar beneden valt of verspreid wordt, maar terug kruipt naar zijn oorsprong. Een tocht terug dus.

Hoe kom je daarop?
Ik heb een grote verzameling beeldmateriaal op papier, waaronder een groot aantal exemplaren van de National Geographic uit de jaren zeventig. Ik hou van de wijze van fotograferen uit die tijd, de manier van drukken en de opmaak. De beelden uit mijn verzameling klonteren op een of andere manier samen. Soms laat ik me leiden door droombeelden die trouwens ook nog wel eens te maken hebben met mijn beeldverzameling. Hoe het ook zij, op een gegeven moment kristalliseert dat uit in een bepaald beeld en een idee. Het beeld vertelt een verhaal dat open is. Voor mij moet het beeld een verhaal oproepen dat nog alle kanten opkan.

Geef nog eens een voorbeeld van een titel?
Ik heb onder andere Zeepost, Rustpunt, Vertrek en Kleine inval. Vertrek slaat zowel op vertrek, weggaan, en vertrek in de zin van een kamer of een ruimte. Kleine inval is verbonden met het beeld van een gegraven gat en een berg zand of puin ernaast. Dat beeld staat voor mij onder meer voor het werk van de kunstenaar. Je moet eerst aan de gang gaan, de zaak omwoelen, verplaatsen, een berg en een gat maken. Als dat gat er is, kan er iets in vallen.

En van dat idee maak je een schets?
Niet gelijk. Ik maak lijsten met titels. Die schrijf ik op stukken karton zodat ik ze niet zo snel kwijtraak. Als ik tijd heb, werk ik een van die titels uit in een of meerdere schetsen. Als ik ga zitten kom ik snel aan het werk. De ideeën zijn het probleem niet. Dat is de tijd. Ik heb twee kinderen en ik heb sinds een jaar of drie ook twee banen. Ik voorzag een jaar of wat geleden dat het met de kunstsubsidies wel een keer zou ophouden. Dat heb ik goed gezien, denk ik. Mijn banen en mijn gezin kosten me wel tijd. Aan mijn schilderijen werk ik tussen de bedrijven door.

Maar gesteld dat je tijd hebt. Wat doe je met de schetsen?
Als de schets geschikt lijkt, bewerk ik hem. Mijn schetsen bestaan meestal uit zwart- en grijstinten. Om een schets te gebruiken voor een schilderij, maak ik er eerst een lijntekening van. Ik trek daarvoor de schets over op patroonpapier. Die overtrek vergroot ik eventueel en dan kan ik hem gebruiken voor de opzet van het schilderij.

Met wat voor verf werk je?
Toen ik zwanger was van mijn eerste kind ben ik overgestapt van olieverf op acryl. Dat leek me gezonder voor het kind. De overstap beviel me goed. Je bent met acryl gedwongen sneller en efficiënter te werken. Aangezien tijd een probleem is, komt dat wel uit. Vroeger zat ik met olieverf soms maanden te werken aan één en hetzelfde doek. Ik ben trouwens ook gaan werken op een kleiner formaat. Dat werkt ook sneller en is handig met het vervoer. Voor een tentoonstelling stop ik mijn doeken van 45 bij 35 centimeter of nog kleiner zo in twee plastic tassen. Reizen met de trein is op die manier vrij moeiteloos.

Wanneer denk je het schilderij waar je vandaag aan begint af te hebben?
Het formaat is klein, 45 bij 35 centimeter, maar ik voorzie dat het een hoop werk wordt. Dus ergens in januari zal het schilderij af zijn.

Voor ik hier op bezoek kwam en jij me vertelde dat het je ging om open verhalen, had ik een heel ander idee van je werk. Ik dacht dat het je puur en alleen ging om het gebruik van beeldende middelen: het met vorm, lijn en kleur oproepen van een bepaalde sfeer. Is dat eigenlijk ook niet waar het om gaat in jouw geval?
Nee. Beeldende elementen spelen zeker een grote rol in mijn werk. Ik heb onder andere een voorkeur voor het uitbeelden van vloeibare of schuimige stoffen waarvan het uiterlijk ogenschijnlijk beweegt tussen vorm en vormelosheid. Dat heeft een sterke, beeldende werking voor mij. Maar beeldende aspecten als vorm en vormeloosheid zijn voor mij verbonden met een inhoud. Ik probeer om zaken aan de orde te stellen die zich aan het spreken en het vastomlijnde denken steeds op het nippertje onttrekken. Je kunt ze net niet vatten en toch oefenen ze vanachter de coulissen een vormende invloed uit. Het zou mooi zijn, vind ik, als mensen die naar mijn werk kijken, dat op een bepaalde manier voelen, beseffen of vermoeden. Mijn werk moet dus ook een gat maken waar iets in kan vallen.

Wat gaat er met het schilderij waar je vandaag aan begint gebeuren?
Ik heb een vage afspraak met Maurits van der Laar dat ik in 2012 een tentoonstelling heb. Maar ja, ik moet wel de tijd vinden om het allemaal bij elkaar te schilderen. Museum Van Bommel Van Dam heeft ook belangstelling getoond voor mijn werk en in dat geval geldt zo'n beetje hetzelfde.


ROLAND SCHIMMEL:VAKANTIE IN EIGEN ATELIER


Categorie: interview
Onderwerp: Roland Schimmel over zijn werk
Datum gesprek: 22 december 2011

Roland Schimmel werd in 1954 geboren. Van 1973 tot 1978 bezocht hij de Academie van Beeldende Kunst in Arnhem. Het gesprek vindt plaats in het atelier van Roland Schimmel in Park Angerenstein. Aan een van de muren hangt een schilderij dat, hoe langer je kijkt, steeds heftiger nabeelden oproept. De interviewer ziet vlekken, vegen en strepen die ogenschijnlijk ook steeds grilliger bewegen.

Waar ben je me bezig?
Ik heb zojuist dat schilderij aan de muur voltooid. Daar heb ik ongeveer een week aan gewerkt en nu kijk ik wat ik heb gemaakt.

Hoe maak je je schilderijen?
In het geval van dit schilderij ben ik begonnen met het gronden van het doek met uniprimer. Vervolgens het ik de plaats en de maat van de zwarte stip bepaald. Daarna het ik aan de hand van een voorstudie met airbrush de kleuren geel, rood en blauw aangebracht. Ik sta dan met een masker voor mijn mond en neus achter een gordijn. Daar voer ik een soort ballet uit met het nodige armgezwaai. Echt romantisch is mijn werkwijze niet. Airbrush veroorzaak verfnevels. Dus heb ik, behalve een masker, een afzuiginstallatie die lawaai maakt. En ook de generator van de spuitinstallatie maakt herrie omdat hij steeds aan en uit schakelt.

Aan het schilderij gaat een voorstudie vooraf, zeg je, en wat nog meer?
Het schilderij is een doek van 125 centimeter hoog en 250 centimeter breed. De voorstudie is ook met airbrush gemaakt op een formaat van 50 centimeter hoog en 100 centimeter breed. Die voorstudie heb ik gemaakt op basis van een schets met pastelpotlood op kopieerpapier.

En hoe kwam je tot die schets?
Die ontstond toen ik een paar weken geleden naar het hieraan voorafgaande schilderij keek en op de onderste helft in de rechterhoek iets zag waarvan ik dacht dat beeld zou je verder moeten uitwerken.

Wat is het onderwerp van het schilderij dat je nu klaar hebt?
Net als de rest van mijn werk is het onderwerp de zoektocht naar de oorsprong van beweging.

Bedoel je het dansen van al die kleurvlakken voor je ogen?
Wat mij bezighoudt is beweging in het algemeen. De beweging van je lichaam, je geest, dingen die je ziet, je gedachten en je gevoel. Aristoteles meende dat de ziel niet iets kon zijn wat alleen passief zaken van buiten ontving, maar dat er in de ziel van de mens – waaronder hij het bewustzijn, de zintuigen en de waarneming verstond - een beginsel van beweging moest zitten. Die gedachte heeft me altijd aangesproken. We bewegen, ons lichaam en onze gedachten. Doordat wij bewegen verandert er in onze waarneming van de werkelijkheid voortdurend iets. Er komt iets tot stand, maar wat zet dat bewegen precies in werking?

Dit interview is bestemd voor internet en nu wordt het voor de facebookgeneratie misschien wat te diepzinnig. Even terug naar het schilderij hier aan de muur. Als je er een tijdje naar kijkt, zie je dingen die er eigenlijk niet staan. Gaat het je daarom?
Wat je ziet en wat niet letterlijk op het doek staat, komt voort uit je zelf. Om het heel simpel te stellen kun je ook zeggen dat ik werk met complementaire kleuren en andere kleuren en kleureffecten om bij de beschouwer nabeelden op te roepen en suggesties van beweging.

Hoe ben je op dat onderwerp gekomen?
Toen ik op de kunstacademie zat, deed ik met klasgenoten min of meer zelfstandig onderzoek naar fundamentele zaken als lijn, kleur en materiaal. We waren nogal serieus en uit die tijd stamt mijn fascinatie voor het verschijnsel nabeelden, kleureffecten en trouwens ook voor zwarte cirkels. Als je lang naar zo'n cirkel kijkt, wordt het echt een zwart gat dat de dingen erom heen op zou kunnen slokken. Dat boeide me toen al, maar wat deed ik daar mee in die tijd? Achteraf gezien vallen dingen op hun plek. Toen was dat nog niet zo helder. Ik maakte na de academie een wereldreis. Mijn idee was – en is nog steeds – dat je in het Westen voortdurend gekneed en gevormd wordt door een informatiecultuur. Wat vormeloos is, jij, wordt gevormd, Dat is wat informeren, 'informare' in het Latijn, letterlijk betekent: het ongevormde in je geest en je denken krijgt een vorm. Daarvan wilde ik een tijdje weg. Ik wilde kijken wat er met je gebeurde als je niet meer blootstond aan die overvloed aan vormende invloeden van buitenaf. Wat zou er tevoorschijn komen van jezelf, zou je geconfronteerd worden met het ongevormde in jezelf? Eerst ging ik naar een eiland in Griekenland. Omdat dat nog teveel midden in de wereld lag, reisde ik verder naar een klein eiland in Frans Polynesië, Raivavae.

En, vond je daar je ongevormde zelf?
Het verblijf op het eiland was in bepaalde opzichten een verblijf in de hel. Op een eiland van 300 inwoners kun je je bijna letterlijk doodvervelen. De ongerepte natuur... Hou op, het is een groot cliché en de clichés hebben inmiddels de hele wereld veroverd. Maar er waren ook zonsondergangen boven het koraalrif en de eindeloze oceaan waar ik mezelf mee doordrenkte. Daar teer ik nu nog op.

En toen?
Toen heb ik terug in Nederland tien jaar lang alleen maar geschilderd en geschilderd. Ik had geen galerie en ook geen tentoonstellingen. Een moeizame tijd. Ik werkte en ik zocht. Toch had ik het vertrouwen dat ik op een dag zou vinden wat ik moest vinden. In 1989 nodigde ik Gert Taaken en Ferry Staverman uit om naar mijn werk in mijn atelier te komen kijken. Taaken en Staverman programmeerden het toenmalige kunstenaarsinitiatief Archipel in Apeldoorn. Ik dacht dat mijn werk op dat moment goed genoeg was om geëxposeerd te worden. Bij Archipel kreeg ik mijn eerste echte expositie. Een jaar later, in 1990, maakte ik een schilderij dat voor mij en de verdere ontwikkeling van mijn werk van groot belang is geweest. Het kreeg de titel Jumping Jack Flash. Het was niet het schilderij dat ik wilde maken. Ik wilde namelijk meditatieve schilderijen maken. Maar wat ik in werkelijkheid maakte was een schilderij met oranje en groene kleurvlakken. Die kleurvlakken sprongen alle kanten op. Ik kwam tot de conclusie dat dat me meer boeide dan de meditatieve schilderijen die ik me voorgenomen had om te maken. Beweging en ogenschijnlijke onrust, dat waren mijn onderwerpen. Ogenschijnlijk, omdat mijn schilderijen juist geen onrust, maar rust brengen wanneer het je lukt je er aan over te geven en ze aanvaardt voor wat ze zijn.

En daarna was het een succesverhaal?
Niet helemaal. Je bent afhankelijk van toeval, maar je kunt het toeval een handje helpen door zelf initiatieven te nemen. In de jaren negentig ben ik met Kinke Kooi, mijn partner, naar Amerika gereisd. We kregen daar contact met onder meer Rachel Harrison, Ricci Albenda en Michael Scott, kunstenaars die nog maar net waren afgestudeerd. Mede dankzij die contacten hebben we in de jaren negentig voor het eerst kunnen exposeren in Amerika. In 1993 deed ik mee aan een tentoonstelling in Gorinchem, Brain Internal Affairs. De tentoonstelling vond plaats in een oud ziekenhuis. Een van de curatoren, Suzanne Oxenaar, moedigde me op een hele goede manier aan om mijn eerste muurschildering te maken. Daar heb ik veel aan gehad. Van het een komt het ander, kun je wel zeggen. Marja Bosma kocht ooit een schilderij van me. Dat schilderij kwam terecht op de werkkamer van Sjarel Ex, die toen directeur was van het Centraal Museum in Utrecht. Diezelfde Sjarel Ex kwam ik jaren later tegen op de Kunstbeurs Frieze in Londen. Hij was inmiddels directeur van het Boymans van Beuningen in Rotterdam geworden en vroeg me om een wandschildering te maken in het Boymans. Het zat me dus wel eens mee, maar zeker niet altijd. Ik heb in de jaren negentig maar liefst vier solo-tentoonstellingen gehad bij Galerie Van Kranendonk. De galerie was enthousiast, maar mijn werk verkocht nog niet zo best in de jaren negentig.

Waar komt het schilderij dat nu klaar is terecht, denk je?
Frans Fransciscus heeft mij en twee andere schilders, Gé-Karel van der Sterren en Philip Akkerman, gevraagd om in januari 2012 mee te werken aan een tentoonstelling in de Flatland galerie in Utrecht. De titel van die tentoonstelling is For the sake of Painting. Misschien dat ik het daar exposeer. Maar het kan ook een ander werk zijn.

En wat ga je nog meer doen in 2012?
Ik ga op uitnodiging van het Van Abbe Museum in Eindhoven een halfjaar lang aan een muurschildering werken in de projectruimte die ze Het Oog noemen. Die ruimte staat in open verbinding met de buitenlucht en heeft een gebogen wand. Ik verheug me erop om een werk te maken in een ruimte met veel en voortdurend wisselend daglicht. De opening vind plaats op 21 juni 2012. Dat is de langste dag van het jaar. Als je die datum in cijfers achter elkaar zet, 21.6.12 krijg je een gespiegelde en verdubbelde reeks. Vreemd! Het schiet me trouwens te binnen dat het uitgerekend vandaag, 22 december, de kortste dag van het jaar is. Wist je dat?
.
Werkelijk?! Wat ga je volgend jaar nog meer doen?
Ik ga een muurschildering maken, hier in Arnhem, in de Tweede Spijkerdwarsstraat op een muur van zeven meter hoog en vijf meter breed.

Wat ga je de komende week doen?
Ik volg tegenwoordig een schema waarbij ik me drie weken min of meer opsluit in mijn atelier. Na die drie weken neem ik een week de tijd om de wereld in te gaan. Dat laatste betekent mijn e-mails openen en beantwoorden, zaken regelen en bijvoorbeeld naar openingen gaan.

En dan weer drie weken zwoegen in je atelier?
Ik beschouw die drie weken in mijn atelier eigenlijk als vakantie.


maandag 19 december 2011

WOUTER VAN RIESSEN IN LOS ANGELES

Categorie: interview
Onderwerp: Wouter Van Riessen over zijn verblijf in Amerika
Data e-mails: 13 en15 december 2011

Wouter van Riessen werd in 1967 geboren in Bloemendaal. Van 1986 tot 1990 studeerde hij aan de Academie voor Beeldende Kunst in Arnhem, van 1990 tot 1991 aan de Ateliers Arnhem en van 1991 tot 1992 aan de Rijksacademie voor Beeldende Kunsten in Amsterdam. In 1993 won hij de Koninklijke Prijs voor de Schilderkunst en in 1999 kreeg hij een stipendium van het Fonds voor Beeldende Kunst, Vormgeving en Bouwkunst voor een verblijf in het Bethanienhaus in Berlijn. Hij was tot de sluiting van de galerie verbonden aan de Praktijk in Amsterdam en exposeert in binnen– en buitenland.

Waar ben je?
In Los Angeles, in de wijk Silver Lake, grofweg tussen Hollywood en Downtown LA. Mijn partner Daphne en ik wonen vlakbij Sunset Boulevard in een tweekamerappartement uit de jaren twintig.

Waarom ben je daar?
Daphne doet een Master Studie Experimentele Animatie aan het California Institute for the Arts. Ze ontving een Huygensbeurs van het Nuffic. Voor mij was dit een buitenkans. Het Californische kunstklimaat is levendig en dynamisch.

Ben je aan het werk en wat voor werk maak je?
Op het moment ben ik bezig nieuwe schilderijen voor te bereiden. Ik begin met het zoeken naar beeldmateriaal in boeken en op het net. Bijna alle tweedehands boekenwinkels van LA heb ik inmiddels wel van binnen gezien. Ik scan de beelden en maak er op de computer collages van die als uitgangspunt dienen voor tekeningen, die de basis voor nieuwe schilderijen vormen.

In een interview, afgedrukt in een cahier met je prenten in de Signature-reeks, verklaar je het volgende over je werk. 'Als ik vermoed dat ik een inhoudelijke complexiteit kan opbouwen ga ik verder.' Heeft het verblijf in Amerika je tot nu toe voldoende vermoedens van inhoudelijke complexiteit aangereikt?
Het is goed om weg te zijn, alles wordt in een ander perspectief geplaatst. Mijn inspiratie komt niet direct uit mijn omgeving. De beste collages die ik hier gemaakt heb, zijn gebaseerd op beelden van Europese oorsprong. Ik haal mijn inspiratie trouwens niet allen uit beelden, maar ook uit boeken. Ik lees graag boeken over bewustzijn, de constructie van zelfbeelden en de verhouding tussen lichaam en geest. Ik ben nu bezig in I am a Strange Loop van Douglas Hofstadter. Andere schrijvers die ik lees zijn Antonio Damasio, Richard Dawkins, Steven Pinker en Daniel Dennett. Hun gedachten zijn soms rechtstreeks van invloed op mijn werk. Als ik een schets gemaakt heb, vraag ik me af hoe die geïnterpreteerd kan worden en of de betekenis die ik er in lees, strookt met wat ik in mijn werk wil zeggen.

Wat gaat er met het werk dat je in Amerika maakt gebeuren?
Voor het eerst in jaren werk ik nu niet naar een tentoonstelling toe. Natuurlijk zou ik in de VS wel wat van de grond willen krijgen. Dat heeft tijd nodig. Mijn nieuwe doeken worden flink kleiner van formaat. Zo kan ik af en toe werk naar Nederland meenemen.

Wanneer kom je terug?
Komende zomer zijn we weer een paar weken in Nederland. Daphne's studie duurt drie jaar. We blijven hier nog wel even.
Meer: www.woutervanriessen.nl en de weblog over hun verblijf in Amerika van Daphne Rosenthal en Wouter van Riessen http://www.heden.nu/

THOR TER KULVE: ONTHEEMDE PLEKKEN

Categorie: interview
Onderwerp: afstudeerproject van Thor ter Kulve
Datum gesprek: 14 december 2011

Thor ter Kulve werd in 1990 in Amsterdam geboren. Het huis waar hij opgroeide, de voormalige kantine van het KNSM-gebouw, stond midden op het Amsterdamse KNSM-eiland. In de jaren negentig van de vorige eeuw werd op het eiland een nieuwe wijk gebouwd. Voor kinderen was er veel te beleven. Op zijn veertiende verhuisde Thor met zijn moeder naar Arnhem en later naar de Steeg. Hij behaalde zijn havo-diploma, volgde op zaterdag de vooropleiding van de kunstacademie en werd in 2008 toegelaten tot de opleiding Product Design van Artez in Arnhem.

Nog een week en het is kerstmis. Is dit een belangrijk moment voor je?
Ja.

Waarom?
Om verschillende redenen, maar vooral omdat ik over zes maanden afstudeer. De afgelopen tijd heb ik nagedacht over een goed afstudeerproject. Ik heb nagedacht over verschillende mogelijkheden en onlangs heb ik besloten om voor een van mijn plannen te kiezen. Afgelopen maandag heb ik het plan besproken met mijn hoofddocent, Wilma Sommers.

Wat is het plan?
Er bestaat volgens mij een probleem. Je hebt op dit moment veel leegstaande ruimtes. Die zou je bewoonbaar kunnen maken. Maar hoe doe je dat op een betaalbare, efficiënte en flexibele manier? Veel van de leegstaande gebouwen zijn niet gebouwd om te bewonen. Het zijn kantoren, scholen en bedrijfspanden; vaak ontheemde plekken die weinig geborgenheid bieden. Bovendien is veel van de leegstand slechts tijdelijk beschikbaar. Bewoners moeten rekening houden met frequente verhuizingen en de kosten en moeite van een ruimtelijke ingreep moeten in verhouding zijn met de mogelijkheid van een betrekkelijk korte verblijfsduur. Voor dat probleem, dat nogal wat kanten heeft, ga ik een oplossing verzinnen.

Wat houdt die oplossing in?
Ik wil een 'set' ontwerpen, als 'set' althans het goede woord is, waarmee je een leefruimte schept die geborgenheid biedt en in één ruimte alles verenigt wat je nodig hebt: een slaapplaats, een keuken, douche, huiskamer en werkruimte. De set moet makkelijk en goedkoop zijn te gebruiken. Je moet hem zonder veel moeite ook kunnen verplaatsen. Hij moet te koop zijn en verhuurbaar.

Vindt je dat ontwerpers concrete, maatschappelijke problemen moeten aanpakken?
Niet per definitie. Je mag je wat mij betreft met alles bezighouden. Dat neemt niet weg dat ik zelf als ontwerper het meest geprikkeld wordt door na te denken over oplossingen voor concrete problemen.

Wat is het laatste wat je hebt bedacht of gemaakt?
Een straathaard. Het is stalen prullenbak van Bammens, bestemd om te dienen als straatmeubilair. Ik heb hem voorzien van een schoorsteen en een schuif aan de voorzijde voor het stoken. Het viel me op dat veel van die prullenbakken op straat rond de jaarwisseling worden afgefikt. Mijn straathaard biedt de mogelijkheid om dat verantwoord te doen. Mensen kunnen er zelf een afschaffen en gezellig op straat gaan stoken. De straathaard is ook geschikt als aankleding van bijvoorbeeld een gedoogplaats voor straathufters.

Is de straathaard tekenend voor je manier van werken?
Ik gebruik graag bestaande dingen om ze een nieuwe functie te geven., bijvoorbeeld een steigerklauw als ophangelement voor een lamp. De echte rode draad in mijn werk is het zelf maken. Ik ben niet iemand die een tekening maakt en die dan laat uitvoeren. Werken met materiaal en werken aan technische problemen is voor mij belangrijk. Op die manier kom je echt op nieuwe ideeën.

Wat ga je de komende week doen?
Ik ga voorbereidingen treffen voor het langste-nacht-feest dat ik op 24 december met Job Willemsen en Jochem de Wit organiseer onder de naam Winter Wunder Baum, (The day before the last XXX-MAS) in de blokhut aan de Voetiuslaan. Ik ga eten met Floris Schoonderbeek als afsluiting van mijn stageperiode bij zijn bedrijf en verder ga ik nadenken over mijn afstudeerproject. Aanstaande maandag moet ik op de schouw mijn afstudeerplan presenteren en volgens mijn hoofddocent is het nu zaak om een strak tijdschema op papier te zetten en sponsors te zoeken.


SIMON VAN TIL: FOTOGRAFEREN ALS BIJZAAK

Simon van Til From and To/Elongated View gelatine-zilverdruk 2011
Categorie: interview
Onderwerp: over het werk van Simon van Til
Datum gesprek: 16 december 2011

Simon van Til werd in 1985 geboren en groeide op in Doesburg. Na het behalen van zijn VWO-diploma studeerde hij van 2003 tot 2007 aan de afdeling Vrije Kunst van Artez in Arnhem. Simon van Til maakt foto's met een analoge, technische camera, een in Nederland gemaakte Cambo uit de jaren tachtig van de vorige eeuw.

Waar ben je mee bezig?
Vandaag heb ik bij een Amerikaans bedrijf, de firma Taylor Made Fossils in Saint Louis Missouri, vijf replica's van de Venus van Willendorf besteld. Dat beeld werd 1908 in Oostenrijk bij het dorp Willendorf opgegraven door een archeoloog. Het is elf centimeter hoog en moet iets van 25 duizend jaar voor christus zijn gemaakt. Het gaat door voor een van de eerste uitingen van het menselijke vermogen om iets uit te beelden.

Wat ga je met de replica's doen?
Dat weet ik nog niet precies. Ik wil ze als groep fotograferen en zien wat er uitkomt. Het is mijn bedoeling om een beeld te maken over het maken van beelden.

Sluit het aan bij de rest van je werk?
Ja en nee. Het is voor de eerste keer dat ik in mijn werk iets betrek dat cultureel zo duidelijk beladen is, een beeld dat een metafoor is geworden van het menselijke vermogen om uit te beelden. Dat laatste heeft ontegenzeggelijk te maken met mijn werk, maar ik moet nog zien dat de foto's van de replica's van de Venus ook daadwerkelijk een aanvulling en uitbreiding zijn van mijn eigenlijke onderwerp.

Wat is je eigenlijke onderwerp?
De afbeelding van de wereld. Kunst en de techniek reiken middelen aan om de wereld in beeld te brengen of anders gezegd om er kennis van te nemen. Toch is ieder middel tegelijkertijd een hinderlijk vooroordeel. De meeste natuurfotografie, om een voorbeeld te noemen, toont de dingen zoals ze zich aan ons voordoen. We fotograferen wat we zien, het al vooraf herkenbare. Maar wat gebeurt er als je de camera gebruikt als instrument om verder te kijken dan het zichtbare? Wat levert dat voor beelden en inzichten op? Ik had voor schilderen kunnen kiezen, maar het is fotograferen geworden. Wat me aanspreekt in de fotografie is de veronderstelde objectiviteit ervan en bijvoorbeeld het feit dat de wereld voortdurend beweegt en de fotografie juist alles stilzet. Met mijn technische camera kan ik op een vooraf beredeneerde en min of meer objectieve manier beelden maken die besloten liggen in de fotografische omgang met de wereld.

Is het erg als het met de Venussen mislukt?
Mislukken en vruchteloos pogen horen erbij, zeggen ze. Maar het blijft vervelend. Dit jaar ben ik aan een aantal projecten begonnen waarvan het onderwerp uiteindelijk niet goed fotografeerbaar bleek. Ik heb de afgelopen maanden 's nachts in park Zypendaal gestaan om bij volle maan de weerkaatsing van het zonlicht op te vangen in een spiegel en dat licht te projecteren op een doek. De reflectie op het doek, en die alleen, wilde ik fotograferen: het eindpunt van een lichtstraal die startte bij de zon. Ik had het vooraf allemaal tot in detail uitgedacht en steeds weer 's nachts in het park alles opstellen was een enorm werk. Het leverde uiteindelijk wel foto's op, maar geen foto's die ik overtuigend vond. Het project staat even stil.

Noem nog eens een tegenvaller?
Twee weken gelden stond in in Zandvoort aan zee. Het was, voor de foto die ik wilde maken, een geschikte dag, dat wil zeggen bewolkt. Ik wilde het laatste licht van de dag vangen. Mijn plan was om op het moment waarop de zon onder de horizon verdwijnt, die dag om 16.33 uur, de lens van mijn camera te openen. Ik zou mijn lens vervolgens weer sluiten op het moment waarop de nautische zonsondergang ten einde zou zijn. Dat is het geval als het middelpunt van de zon twaalf graden onder de horizon staat en die dag zou dat om 17.56 uur gebeuren. Alles ging goed, maar ergens halverwege rukte de vloed op en moest ik mijn camera verplaatsen.

Maar 2011 leverde ook een werk op als From and To/Elongated View. Vind je dat zelf niet een geslaagde en esthetische foto?
Het maken van esthetische foto's is voor mij geen doel op zich. Het fotograferen is voor mij - overdreven uitgedrukt - bijzaak. Het gaat om de problematiek van het in beeld brengen en het feit dat we denken dat we de zon zien, maar in werklijkheid de zon zien zoals hij zich acht minuten en negentien seconden geleden voordeed.

Wat bedoel je?
Dat is de tijd die het licht erover doet om van de zon naar de aarde te reizen. De afstand van deze reis heb ik fotografisch vastgelegd.

Zoiets vermoedde ik al. Wat doe je de komende week?
Ik wacht op de komst van het pakket met de vijf Venussen uit Saint Louis Missouri.

Meer: www.simonvantil.nl

donderdag 8 december 2011

JORINE OOSTERHOFF EN EGBERT-JAN LAM: UITLEGGEN EN VOORDOEN


Categorie: interview
Onderwerp: Jorine Oosterhoff en Egbert-Jan Lam over hun werk
Datum: 7 december 2011

Jorine Oosterhoff werd in 1981 in Den Haag geboren. Ze volgde van 2000 tot 2005 de opleiding Product Design van Artez in Arnhem. Egbert-Jan Lam werd in 1971 geboren in Alkmaar. Van 1994 tot 1999 studeerde hij aan de Design Academy in Eindhoven. Als student werkte hij voor Ineke Hans in Arnhem. Hij produceerde voor Hans haar zwarte meubilair. Lam bleef in Arnhem wonen en ging na zijn afstuderen zelfstandig werken. Jorine Oosterhoff en Egbert-Jan Lam hebben een atelier in het gebouw van het voormalige Stedelijke Gymnasium aan de Statenlaan in Arnhem. Meer informatie www.jorineoosterhoff.nl en http://www.burojet.com/.

Werken jullie alleen of samen?
Dat wisselt. Jorine werkt onder de naam Jorine in haar eentje aan porselein. Ze maakt unica en kleine series die vaak verhalend en absurd van aard zijn zoals de Snout cups en de serie Café pompose. Egbert-Jan ontwerpt onder zijn eigen naam en de naam buro JET interieurproducten. Maar we werken veel samen en daar zijn trouwens ook altijd stagiaires bij betrokken.

Werken jullie in opdracht?
We hebben een aantal bedrijven zoals het Amsterdamse Puhlmann Capventure als opdrachtgevers. Opdrachten brengen het geld binnen om eigen producten te maken.

Wat voor materialen en technieken gebruiken jullie bij voorkeur?
Alles, bij wijze van spreken. Een belangrijke, nieuwe techniek is het 3D-printen. Dat is wereldwijd een onderwerp van gesprek. Het MOMA in New York maakt er binnenkort een tentoonstelling over. 3D-printen is op dit moment nog betrekkelijk duur. De software is niet eenvoudig en de resultaten zijn in sommige materialen een tikkeltje kwetsbaar. Maar je kunt er complexe vormen mee realiseren in materialen van suiker tot zilver en in bijna elke kleur die je wilt. We gebruiken het vooral om schetsmodellen mee te maken. Over een paar jaar, als de techniek verder is ontwikkeld, zullen de mogelijkheden vele malen groter zijn en de kosten lager.

Zou je in Europa dan weer meer, economisch verantwoord kunnen produceren?
Dat is niet uit te sluiten als de techniek een paar slagen vooruit maakt. Het 3D-printen zou wel eens voor een deel de toekomst kunnen bepalen. Het is op dit moment voorstelbaar dat je in de toekomst een chocolade reep uit een machine trekt nadat hij ter plaatse 3D is geprint uit cacao en andere bestanddelen.

Is het voor jullie eenvoudig om je producten te verkopen?
Onze ervaring is dat het ongeveer twee jaar duurt voor een product wordt opgepikt. Op een gegeven moment gaan bladen en sites erover schrijven en dan gaat het publiek om. We hebben gemerkt dat je wel goed moet uitleggen. De Snout cups liepen aanvankelijk niet geweldig. Mensen hadden de grap niet door: het feit dat je even het gezicht van een dier hebt als je de laatste druppel uit die beker drinkt. Dat veranderde toen we een verpakking bedachten, een vouwdoos met een foto van een vrouw die de Snout cup als masker voor haar gezicht houdt. We hebben ook vergrotingen van die foto verspreid. Winkeliers konden die in hun winkel hangen. Dat werkte. Je moet het publiek dus heel goed uitleggen of eigenlijk 'voordoen', waar het bij je product om draait. Verkopen is ingewikkelder dan je denkt.

Wat vinden jullie van Arnhem als werkplek?
Arnhem is overzichtelijk, groen en lekker ontspannen. Maar echte belangrijke klanten uit het buitenland komen niet naar Arnhem. Die maken een tour langs de belangrijkste steden in Europa en daarbij doen ze in de regel alleen Amsterdam aan. Dus gaan wij om de zoveel tijd naar Amsterdam om in een hotel of een gehuurde ruimte onze spullen te laten zien. Dat is wat extra moeite, maar dat hebben we er graag voor over.

Wat gaan jullie deze week doen?
We werken mee aan een manifestatie in Schiedam. Die heet Lust voor het oog. Daar gaan we deze week aan werken in Schiedam.

PASCAL MULDER: TUSSEN ARNHEM EN LONDEN


Categorie: interview
Onderwerp: Pascal Mulder over zijn werk
Datum: 6 december 2011

Pascal Mulder werd in 1983 geboren in Almelo. Van 2006 tot 2010 volgende hij de opleiding Product Design van Artez in Arnhem. Het gesprek vindt plaats in het huis dat Pascal Mulder met anderen bewoont in de Roompotstraat in de Arnhemse wijk Presikhaaf.

Waarom is het hier in huis zo'n teringzooi?
Ik zit de meeste tijd niet hier, maar in Londen.

Wat doe je in Londen?
Mijn vriendin Ratna Ho behaalde haar bachelors aan de modeopleiding in Arnhem. Nu studeert ze aan het Central Saint Martins in Londen. In Londen werken we samen aan ontwerpen op het gebied van mode en accessoires. Als Ratna klaar is met haar studie beginnen we samen een mode-label.

Wat maak je verder voor werk?
Ik heb met Bram van Leeuwenstein het afgelopen voorjaar een servies gemaakt dat door beeldend kunstenaars is gedecoreerd. Het laatste project met Bram, Lisanne van Zanten en Jirina van Rossum is een mobiele keuken. We koken voor gasten: friet, pasta, dat soort dingen. Verder maak ik gebruiksgoed en interieurproducten van porselein. En ik ben nu bezig met een serie lampen. Ik giet ze van porselein, maar het schiet niet hard genoeg op, vind ik.

Ligt dat ook aan Ratna, teveel in Londen?
Ja.

Is Arnhem in jou ogen een goed plek om te werken?
Ik zou in Londen kunnen gaan wonen. Maar wonen in die stad is in praktische zin een hele klus. Arnhem is overzichtelijk. In Arnhem ben je snel van A naar B. En er is hier veel te vinden. Je hebt in Nederland bijvoorbeeld twee fijnhouthandels. Één zit er in Amsterdam. De andere is gevestigd in Arnhem. Ik bedoel maar.

Wat ga je deze week doen?
Donderdag ga ik naar Londen.

JAN BROEKSTRA: ALLEEN TENTOONSTELLEN VIND IK WAT ARMOEDIG


Categorie: interview
Onderwerp: Jan Broekstra over zijn werk
Datum: 5 december 2011

Jan Broekstra werd in 1964 geboren in Zevenaar. Hij studeerde van 1988 tot 1993 aan de afdeling 3D Design (nu Product Design) van de Hogeschool voor de Kunsten Arnhem (nu Artez).Zijn atelier ligt de Van Olderbarneveldtstraat in Arnhem.

Als we beginnen aan het interview onderbreekt Jan Broekstra zijn werk aan een lamp. Die lamp bestaat uit een peertje met een metalen frame waarin hij met een metalen draad kokers van porselein steekt. De vorm van de porseleinen kokers is afgeleid van conservenblikken en het kartonnen binnenste van rollen keukenpapier. Je zou kunnen spreken van alledaagse, door hun geometrie algemene, bijna arme vormen in een ongebruikelijk en visueel rijk materiaal: het porselein dat semi transparant wordt als er licht door valt. Dat levert met het expansieve gebaar van de draden en de kokers een gelaagd beeld op. Het werk van Broekstra laat een sterke indruk achter, maar is nooit pretentieus.

Werk je alleen of met anderen?
Mijn atelier deel ik met Sander Lüske. Die heeft het zo druk met zijn gezin, zijn baan in het onderwijs en zijn andere werk, dat ik hem al weer een hele tijd niet heb gezien. Dus zit ik hier alleen. Zakelijk doe ik het ook in mijn eentje. Meer dan een eenmanszaak zal het voor mij voorlopig niet worden, dat zit nu eenmaal in mijn aard.

Wat maak je voor werk?
In hoofdzaak werk ik met twee materialen. Het eerste is glas. Ik bouw stapelingen van allerlei dingen die rondslingeren in mijn omgeving. Daar maak ik dan een technische tekening van en die laat ik uitvoeren in Ajeto in Tsjechië. Daar heb je industriële bedrijven die eigenlijk alles kunnen maken wat je wilt. Het kan ook zijn dat ik van een idee direct een tekening maak. Soms maak ik ook wel eens een mal en dan kijk ik wat eruit komt als je er glas in giet. Mijn echte specialiteit is porselein. Ik heb hier een reducerende gasoven staan waarmee ik tot 1400 graden Celsius kan stoken. Ontwerpers die met zo'n oven kleine producties draaien heb je weinig. Hoewel dat niet altijd makkelijk verkoopt, maak ik van porselein het liefst serviesgoed.

Wat gebeurt er met de dingen die je maakt?
Ik kan mijn werk in een galerie zetten, op een beurs of in een museum, maar op zich vind ik daar weinig aan. Alleen maar kijken naar gebruiksgoed, vind ik armoedig. Dus heb ik altijd dingen bedacht met eten en drinken. Koken en serveren is een liefhebberij en een deel van mijn werk. Op de beurs in Milaan heb ik ooit een hutje gebouwd van waaruit ik soep serveerde. Tijdens tentoonstellingen in galeries heb ik op vaste dagen voor bezoekers gekookt. Ik heb uit eigen servies thee geschonken en koekje uitgedeeld en in Amerika heb ik cocktails uit een zelfgebouwd barretje geschonken. Dat mensen mijn dingen gebruiken om te eten en te drinken en bijna vergeten wat ze in hun handen hebben, is in mijn ogen een goede manier om je spullen te presenteren.

Maar verkoop, hoe zit het daar mee?
In Nederland zijn er maar een paar plekken waar ik daadwerkelijk verkoop. Die liggen allemaal in de Randstad. Werk verkopen is lastig. Wat me echt helpt is naar Milaan gaan en mijn werk op de beurs laten zien. In Milaan komen de mensen die mijn werk willen kopen en produceren.

Wat vind je van Arnhem als plek om te werken?
Ik heb hier een atelier en er is hier een kookboekenwinkel. Voor mij is dat veel, maar ik ben met weinig tevreden en ik kan goed zoeken.

Wat ga je de komende week doen?
Sinterklaas vieren, die lamp afmaken en nadenken over mijn tentoonstelling in januari in galerie Vivid in Rotterdam.

ERIK JAN KWAKKEL VAN DTILE: WAT WIJ MAKEN DOET NIEMAND ONS NA



Categorie: interview
Onderwerp: Erik Jan Kwakkel over DTILE
Datum: 5 december 2011

Erik Jan Kwakkel werd in 1965 geboren in Delfzijl. Hij groeide op in Aalten en bezocht in de jaren tachtig de opleiding 3D Design (nu Product Design) van de Hogeschool voor de Kunsten Arnhem (nu Artez). Zijn werkplaats is gevestigd in de L.J Costerstraat Arnhem. Meer informatie www.dtile.nl

Wat maak je?
Ik maak tegels, onder de merknaam DTILE, voornamelijk voor badkamers en keukens. Het is een oud product. Ik en mijn compagnon Peter van der Jagt hebben daar iets nieuws van gemaakt. Nieuw aan onze tegels is de wijze waarop ze gemaakt zijn, hun technische kwaliteit, en het beeld dat ze opleveren door hun bijzondere vorm en kwaliteit. Door een nieuwe en uitgekiende maat zijn onze tegels zonder eindeloos rekenen te gebruiken. Bovendien kun je met onze tegels driedimensionaal werken. Wat wij maken, doet niemand ons na.

Met wie werk je samen?
Peter van der Jagt en ik zijn de oprichters van het bedrijf. We hebben één werknemer in volledige dienst. Verder werken we met parttimers.

Hoe zijn de rollen verdeeld?
Ik zorg voor de productie en de technische ontwikkeling. Peter van der Jagt woont in Amsterdam en zorgt voor het contact met de klanten. Dat houdt in praten en tekeningen maken.

Heb je last van de crisis?
Nee. Vooralsnog is er een stijgende lijn. Er wordt nog altijd veel over onze tegels geschreven. Particulieren en architecten willen ons product hebben. We hebben klanten in Amerika, Frankrijk, Duitsland, Zuid-Afrika en Nederland.

Heeft het economisch zin om in Europa kleinschalig te produceren zoals jullie dat nu doen?
Als je de arbeidskosten laag houdt door het gebruik van techniek, dan is het te doen. Het probleem met productie in landen als China is nog altijd de kwaliteit. In China is een technische tekening geen onwrikbare basis voor het maken van een product, maar een aanleiding voor meer of minder slordige interpretaties. Je kunt de kwaliteit in China laten bewaken door er westerling op te zetten, maar voor een klein bedrijf als het onze is dat te duur en te tijdrovend. Dus doen we het liever hier in Arnhem.

Wat vind je van Arnhem als Werkplek?
Er is in Arnhem in vergelijking met andere steden veel aanbod van werkruimte. De prijzen vind ik nog altijd te hoog. Er staat in deze stad nogal wat leeg. Toc blijft de vastgoedsector vasthouden aan onrealistische huurprijzen. We hebben hier in dit pand 50 vierkante meter productieruimte. Dat is te klein.We hebben een tijd in Arnhem naar een grotere ruimte gezocht, maar uiteindelijk hebben we in Velp iets betaalbaars gevonden. In het voorjaar van 2012 verhuizen we.

Wat ga je de komende week doen?
Bakken, bakken en bakken. Ik ga ook pallets vullen met bestellingen en nadenken over nieuwe gietmallen. Het kan altijd efficiënter.