Categorie: interview/ Onderwerp: Willem de Haan over zijn werk/ Auteur: Peter Nijenhuis/Datum gesprek: 13 juli 2017
Willem de Haan (Apeldoorn 1996) behaalde, na een uitwisselingsjaar in 2015 aan het Chelsea College of Arts in Londen, in 2017 zijn bachelorsdiploma aan de afdeling BEAR (Base for Experiment Art & Research) van ArtEZ in Arnhem.
Hoe kwam je op de kunstacademie terecht?
Als middelbare scholier tekende ik veel. Het waren vaak cartoons of strips met daarin een grap of iets wat daar op leek. Het tekenen leidde in sommige gevallen tot het maken van objecten. Mijn vrienden keken in die tijd fanatiek naar Black Metal-video's. Die video's vond ik grappig: wit geschminkte mannen met zwarte vlekken op hun gezicht die over hun liefde voor de duivel schreeuwden. Als reactie hierop tekende ik cartoons waarin de duivelaanbidders op het strand speelden, iets wat ze in hun video’s natuurlijk nooit deden. De cartoons waren het uitgangspunt voor het maken van T-shirts die ik uitdeelde onder mijn vrienden. Een ander karakter dat in mijn tekeningen een rol speelde was de duivel. Om hem zelf te kunnen spelen, knutselde ik op een dag een duivelsmasker. Met dat masker op mijn hoofd maakte ik fotoverslagen over het dagelijkse leven van de duivel die ik publiceerde op een blogje. Ik stond bijvoorbeeld als duivel op de bus te wachten, zat op de wc of at een boterham met hagelslag. Op mijn veertiende zeiden mijn ouders dat ik maar eens naar een open dag van ArtEZ in Zwolle moest gaan. Misschien was dat wel wat voor mij, een kunstopleiding. Ik denk dat het vooral mijn moeder was die dat had bedacht. Ze is kleinkunstenares. Als puber had ik daar helemaal niets mee, het was gewoon haar beroep, maar nu denk ik dat ik veel van haar geleerd heb. Als ik een spreekbeurt had op school hielp ze me bij de voorbereiding. Ze bedacht bijvoorbeeld dat ik ook een liedje kon zingen tijdens mijn presentatie. Dat soort gekke dingen vond ik als puber niet cool, maar ik vertelde het op school wel aan mijn vrienden die me dan uitdaagden om dat liedje toch wèl te zingen. Als je bekijkt wat ik als middelbare scholier deed, uit mezelf en voor mijn plezier, dan was naar de kunstacademie gaan geen grote stap. Tijdens de middelbare school heb ik eerst de oriëntatiecursus van ArtEZ in Arnhem gevolgd, daarna de vooropleiding en toen ben ik meteen aangenomen.
Als middelbare scholier tekende ik veel. Het waren vaak cartoons of strips met daarin een grap of iets wat daar op leek. Het tekenen leidde in sommige gevallen tot het maken van objecten. Mijn vrienden keken in die tijd fanatiek naar Black Metal-video's. Die video's vond ik grappig: wit geschminkte mannen met zwarte vlekken op hun gezicht die over hun liefde voor de duivel schreeuwden. Als reactie hierop tekende ik cartoons waarin de duivelaanbidders op het strand speelden, iets wat ze in hun video’s natuurlijk nooit deden. De cartoons waren het uitgangspunt voor het maken van T-shirts die ik uitdeelde onder mijn vrienden. Een ander karakter dat in mijn tekeningen een rol speelde was de duivel. Om hem zelf te kunnen spelen, knutselde ik op een dag een duivelsmasker. Met dat masker op mijn hoofd maakte ik fotoverslagen over het dagelijkse leven van de duivel die ik publiceerde op een blogje. Ik stond bijvoorbeeld als duivel op de bus te wachten, zat op de wc of at een boterham met hagelslag. Op mijn veertiende zeiden mijn ouders dat ik maar eens naar een open dag van ArtEZ in Zwolle moest gaan. Misschien was dat wel wat voor mij, een kunstopleiding. Ik denk dat het vooral mijn moeder was die dat had bedacht. Ze is kleinkunstenares. Als puber had ik daar helemaal niets mee, het was gewoon haar beroep, maar nu denk ik dat ik veel van haar geleerd heb. Als ik een spreekbeurt had op school hielp ze me bij de voorbereiding. Ze bedacht bijvoorbeeld dat ik ook een liedje kon zingen tijdens mijn presentatie. Dat soort gekke dingen vond ik als puber niet cool, maar ik vertelde het op school wel aan mijn vrienden die me dan uitdaagden om dat liedje toch wèl te zingen. Als je bekijkt wat ik als middelbare scholier deed, uit mezelf en voor mijn plezier, dan was naar de kunstacademie gaan geen grote stap. Tijdens de middelbare school heb ik eerst de oriëntatiecursus van ArtEZ in Arnhem gevolgd, daarna de vooropleiding en toen ben ik meteen aangenomen.
Heb je je ook op andere kunstacademies aangemeld?
Nee. Omdat ik iedere zaterdag van Apeldoorn, waar ik
woonde, naar Arnhem reisde voor de cursussen op ArtEZ, en druk was met de
opdrachten, schoot de havo er nogal bij in. Ik heb behoorlijk mijn best moeten
doen om niet te zakken voor het eindexamen. Door de oriëntatiecursus en de
vooropleiding had ik trouwens wel een goed beeld van het onderwijs in Arnhem.
Ik kende de meeste docenten wel, dus ik wist wat ik kon verwachten.
Wat leerde je bij BEAR?
Toen ik er pas studeerde liet ik werk zien waarvan ik
dacht dat het op een kunstacademie wel in de smaak zou vallen. De reacties
waren matig. Er werd gevraagd of ik nog meer werk had en ik besloot mijn
hobby-blog over de duivel te tonen. Tot mijn verbazing werd het met
enthousiasme ontvangen. Op dat moment kreeg ik door dat je het vooral bij
jezelf moet zoeken. Wat doe ik al langer en min of meer vanzelf of uit mezelf?
Wat ik op de academie heb geleerd, is hoe ik dat een plaats kan geven binnen de
hedendaagse kunst. Na een tijdje kom je erachter wie in de kunst met
vergelijkbare dingen bezig is. Op grond daarvan kun je je eigen werk
aanscherpen. Voor mij is het heel belangrijk om hard te werken, veel te
produceren en steeds nieuwe dingen van mezelf te verwachten. Als student van
BEAR krijg je in het tweede jaar een eigen studio. Daar ging ik elke dag naar
toe. Een aantal andere studenten deden dat ook. Je trok met elkaar op. Je was
samen bezig en als je er genoeg van had, ging je een partijtje pingpongen. In
mijn tutorgroep besprak ik mijn werk met zowel docenten als medestudenten uit
verschillende jaren. De besprekingen en het enthousiasme van mijn medestudenten
vond ik altijd stimulerend. De studenten in mijn tutorgroep zorgden zo'n beetje
voor elkaar. Ouderejaars als Ide André namen me mee naar tentoonstellingen en
performances in het land en op die manier maakte ik al snel kennis met
kunstenaars, tentoonstellingsmakers en studenten van andere kunstopleidingen.
Nooit in een gat gevallen tijdens je studietijd?
Nee. Ik heb vrij snel een manier gevonden om veel werk te
produceren. Dat werk werd door mijn docenten en medestudenten doorgaans goed
gevonden. Dat heeft nadelen. Je beweegt je in hoog tempo van het ene naar het
andere onderwerp en er is altijd wel iets nieuws te bespreken met je docenten
en medestudenten. Op die manier wordt het een beetje los zand en dreigt de
spanning er voor jezelf uit te raken. Het dwong me om op zoek te gaan naar een
rode lijn. Wat was het overkoepelende onderwerp dat mijn werk verbond? Dat moet
je toch wel weten om het verder te kunnen ontwikkelen. Daar stond tegenover dat
ik naar mijn gevoel werk kon maken over alle onderwerpen in de wereld. De vraag
naar een overkoepelend onderwerp was dus niet zo gemakkelijk te beantwoorden.
Toch leidde het nadenken over die vraag uiteindelijk tot mijn eindexamenproject
5 Minute Moped Tours.
5 Minute Moped Tours is een tentoonstelling van
objecten en gebeurtenissen langs een bepaalde route. Wie het werk wil zien,
stapt achter op een scooter en wordt in vijf minuten rondgereden. Hoe kwam je
daarop?
Ik voelde de drang om mijn werk, heel simpel, bij elkaar
te brengen. Als het bij elkaar werd gepresenteerd, zou de rode draad vanzelf
boven komen drijven. Ik wilde eerst een serie objecten maken die ik zou
presenteren in een rondtoerende bus. Wat mij al een tijd lang fascineert, is
iets wat iedereen wel kent. Je zit in een bus en als de buschauffeur hard op de
rem trapt, schiet een plastic flesje, dat ergens onder een bank lag, plotseling
met een rotgang door de bus. Het leek me mooi als mijn sculpturen op zo’n
manier door de bus zouden glijden. Ik heb dat niet verder gebruikt, maar het
leidde tot het idee van een tentoonstelling in de vorm van een tour. Ik bedacht
dat je binnen in een rijdende bus heel goed een tentoonstelling kunt inrichten,
maar tentoonstellen in een bus isoleert het werk en het publiek ook van de
buitenwereld. In een bus zit er tussen jou en de buitenwereld immers altijd een
raam, nietwaar. Ik wilde een vervoersmiddel zonder ramen, dus switchte ik naar
scooters. Het belangrijkste voor een tour leek me allereerst het bepalen van de
route. Na het afwegen van verschillende mogelijkheden kwam ik uit op een route
van vijf minuten met het begin en eindpunt op de academie aan de Oude Kraan,
die de bezoeker langs onder andere de Rijnkade en het Roermondplein bracht. De
route voerde in mijn ogen langs een aantal bijzondere plekken: de kleine
rotonde aan het begin van de Boterdijk bijvoorbeeld, en het weidse uitzicht
over de Rijn vanaf de kade. Toen de route vaststond, kwam ik tot de conclusie
dat de meeste werken die ik in mijn studio had staan, niet goed bij de plekken
van de tour pasten. Uiteindelijk heb ik 12 werken geplaatst waarvan één werk al
min of meer af was. Kort voor het afstuderen heb ik nog veel nieuwe werken gemaakt
en sommige oudere werken heb ik aangepast.
De 5 Minute Moped Tours is een hybride werk.
Het gaat niet puur om sculpturale objecten, hoewel die niet onbelangrijk zijn,
maar ook om het evenement, de ongebruikelijke wijze waarop de
tentoonstellingsruimte in de openbare ruimte is ingericht en het feit dat je
er, gezeten op een scooter, langs en door zoeft. Het gaat, anders gezegd, om
hele ervaring die je je publiek aanbiedt. Is dat waarmee je verder wilt?
Ik wil beide maken en organiseren: objecten, of dat nu
sculpturen zijn of beeldverslagen die bijvoorbeeld voortvloeien uit een
onderzoek naar de zogenaamde huidkleur van pleisters, én evenementen. Dat zie
ik niet als compleet verschillende dingen. Het één is ook niet ondergeschikt
aan het ander. Een object of een reeks foto's kan op zich worden
tentoongesteld, maar ze kunnen ook, al of niet doorontwikkeld, een rol spelen
in een evenement als de scootertours.
Heb je inmiddels meer zicht gekregen op de rode lijn
in je werk, het overkoepelende onderwerp?
Dat denk ik inmiddels wel. Mijn onderwerp is, zoals ik
het nu zie, waardering en humor. De cartoons en de T-shirts die ik als
middelbare scholier maakte kwamen voort uit een gemengd gevoel. Aan de ene kant
waren de Black Metal filmpjes waar ik met mijn vrienden naar keek absurd. Maar
ik vond die mannen met geschminkte vlekken op hun gezicht ook oprecht cool.
Het was goed gedaan, iets waar ik met belangstelling en verwondering naar keek.
Ik ben blij dat er absurde en ontregelende dingen bestaan, gewoon in ons dagelijks
leven. Het houdt je wakker. Vroeger reageerde ik daarop met grappen. Maar een
grap vraagt reflectie. Je moet de grap snappen. Mijn huidige werk is niet meer
grappig. Het is eerder humoristisch. Bij humor draait het niet om reflectie,
het snappen van de grap. Het draait om wat eraan het snappen, de reflectie,
voorafgaat: het vervreemdende, absurde en ontregelende. Die stap van grap naar
humor maakte ik, denk ik, geleidelijk als student. Op de academie las ik op een
dag dat een beroemde kunstenaar een schenking had gedaan aan een museum. Dat
lijkt heel nobel, maar als je erover nadenkt, stuit je op iets absurds. De
kunstenaar doet afstand van een werk, maar hoopt, volgens mij, door die
schenking ook te schitteren in een belangrijke museale collectie. Het is een
zelfzuchtige vorm van liefdadigheid. De kunstenaar bewijst met zo'n schenking
zijn eigen status in de kunsthiërarchie. Daar zit een bepaald risico in. Stel,
je bent als kunstenaar toch niet zo belangrijk als jezelf denkt en het museum
wijst je schenking af…? Ik, bijvoorbeeld, zou als onbekende kunststudent
waarschijnlijk nooit mijn werk door een schenking in de collectie van een
museum kunnen krijgen, hoe oprecht liefdadig ik het ook bedoel. Als eerbetoon
aan de absurditeit van deze kunsthiërarchie heb ik een monochroom doek gemaakt
met daarop de tekst: REFUSED BY STEDELIJK MUSEUM. Het doek heb ik, in een
keurige, zelf getimmerde kist als donatie naar het Stedelijk Museum Amsterdam
gestuurd. Twee maanden later kreeg ik de kist weer terug met een brief waarin
werd uitgelegd dat het opnemen in de collectie van mijn toegestuurde werk niet
in het beleid van het museum paste. Afgewezen worden was een beetje lullig,
hoewel aan de andere kant ook mooi. Mijn werk had een hele reis gemaakt en het
Stedelijk Museum Amsterdam had door terugzending en het schrijven van een brief
meegewerkt aan het realiseren van een van mijn werken.
5 Minute Moped Tours komt zeker voort uit waardering. Het
is een eerbetoon aan de absurde situaties en bijzondere plekken in de omgeving
van de Oude Kraan. De vervreemdende kant ervan werd nog eens uitvergroot door
wat er komt kijken bij het tentoonstellen in de openbare ruimte. Dat begon
gaandeweg de hele operatie meer en meer tot me door te dringen. Op maandag 26
juni vond de beoordeling door docenten en gecommitteerden plaats. De zaterdag
ervoor had ik al een van mijn werken aan de overzijde van de rivier op het
terrein van Deep Yachts geplaatst. De rest heb ik op maandagochtend
geïnstalleerd, maar toen regende het. Mijn werk op de rotonde aan het begin van
de Boterdijk verregende binnen een paar dagen tot een vormeloze paarse klodder
papier-maché. De show voor het publiek begon op woensdag en duurde tot en met
zondag. Ik haalde de meeste werken 's avond binnen en stelde ze de volgende
ochtend weer op. Dat voorkwam niet dat een van de werken, een gele tuinslang op
een aantal putdeksels en modernistische geschikte betonplaten op de
kade, werd gestolen en de gemeentereiniging een ander werk als afval in een
vuilkar laadde. Twee van mijn scooterchauffeurs, Sido en Mireille, konden de
gemeentekar nog maar net op tijd klemrijden om het werk terug te vragen. Een
kort ritje met de gemeentelijke vuilniskar gun ik ieder kunstwerk en de
bezoekers die tijdens de achtervolging achterop de scooters zaten, vonden het
trouwens een van de hoogtepunten van de tour.
Het is maar hoe je misgaan opvat. Ik probeer juist gebruik
te maken van wat er toevallig gebeurt. Misschien is dat, naast de combinatie
van waardering en humor, een andere trek van mijn werk. Ik zoek het absurde
regelmatig moedwillig op. Als je dat doet, kom je voor verrassingen te staan,
dingen die je niet in de hand hebt, maar die je werk kunnen verrijken als je ze
een draai in je voordeel geeft. Ik had naar de winkel kunnen gaan en een nieuwe
gele tuinslang kunnen kopen, maar ergens vond ik dat een beetje makkelijk. Ik
kon ook een werk maken met dezelfde energie, op dezelfde locatie, maar dan met
mandarijntjes. Dat is toch weer iets anders en verfrissends. Het houdt me
actief in mijn rol als maker, ook wanneer de expositie al geopend is.
Waar ben je nu mee bezig?
Ik wil een zomerkamp maken. Ik heb er nog geen titel voor, maar de bedoeling is dat de deelnemers twee of meer dagen bij elkaar zijn. Ze
eten en slapen gemeenschappelijk en maken uitstapjes. Ieder onderdeel van het
verblijf - het eten, de tafel, het servies tot en met de uitstapjes, de bedden,
de beachpong-rackets en het toilet – is een kunstwerk op zich. Om het project
te realiseren wil ik samenwerken met andere kunstenaars. Je kunt je voorstellen
dat de deelnemers aan het zomerkamp 's avonds ook een spelletje willen spelen.
Ik ken kunstenaars die zeer vermakelijke spellen hebben bedacht en gemaakt. Het
zomerkamp lijkt me een goede gelegenheid om ze samen met hun werk uit te
nodigen.
Een ander project waar ik nu aan werk is Kebab TV. Ik kom nog wel eens met vrienden in een kebabzaak. Die plekken zien er in heel Europa ongeveer hetzelfde uit en bieden ook ongeveer hetzelfde aan. Er zijn wat verschillen. Van de fetakaas die je in Nederland standaard op je broodje krijgt, hebben ze in bijvoorbeeld Engeland nooit gehoord. Zonde, vind ik, maar in ieder geval heb je in bijna iedere kebabzaak een tv waar ze cartoon- en muziekzenders streamen. Als je met vrienden naar zo'n kebabzaak gaat, valt het gesprek meestal stil. Je eet en kijkt naar de tv. Speciaal voor die kebab-tv’s ga ik een film maken van ongeveer drie kwartier. De film ziet eruit als een tv-programma. Ik laat ogenschijnlijk zien wat er op de tv in een gemiddelde kebabzaak is te zien, maar dan op mijn eigen manier natuurlijk. Een belangrijk onderwerp voor mij is de wereld van de kebabzaak zelf: de jongens die achter de counter staan, hun kleding en de geintjes die ze maken met jou, de klant, als ze je broodje kebab klaarmaken. Een aantal van hen speelt een rol in mijn film, waarvan ik de eerste tien minuten al klaar heb. De screenings zullen plaatsvinden in verschillende kebabzaken, waarvoor ik zelf het kunstpubliek uitnodig zoals bij ieder andere screening of expositie. Stel dat ik de screening om half drie ’s nachts plan, dan krijg je het gewone uitgaanspubliek, dat elke nacht snackt, er ook nog bij. Ik heb het project besproken met de eigenaar van Kebab Delight, hier in de Hoogstraat in Arnhem. Hij ziet het helemaal zitten. De eigenaar van Chick Pizz, een kip-en-pizza-zaak waar ik tijdens mijn verblijf in Londen boven woonde, was er ook voor in. Mijn inschatting is dat ik het op ten minste vijftien plekken in Europa kan laten gebeuren. Eet dus vanaf vandaag regelmatig een broodje kebab, want wie weet is Kebab TV binnenkort bij jou in de buurt te zien.
Een ander project waar ik nu aan werk is Kebab TV. Ik kom nog wel eens met vrienden in een kebabzaak. Die plekken zien er in heel Europa ongeveer hetzelfde uit en bieden ook ongeveer hetzelfde aan. Er zijn wat verschillen. Van de fetakaas die je in Nederland standaard op je broodje krijgt, hebben ze in bijvoorbeeld Engeland nooit gehoord. Zonde, vind ik, maar in ieder geval heb je in bijna iedere kebabzaak een tv waar ze cartoon- en muziekzenders streamen. Als je met vrienden naar zo'n kebabzaak gaat, valt het gesprek meestal stil. Je eet en kijkt naar de tv. Speciaal voor die kebab-tv’s ga ik een film maken van ongeveer drie kwartier. De film ziet eruit als een tv-programma. Ik laat ogenschijnlijk zien wat er op de tv in een gemiddelde kebabzaak is te zien, maar dan op mijn eigen manier natuurlijk. Een belangrijk onderwerp voor mij is de wereld van de kebabzaak zelf: de jongens die achter de counter staan, hun kleding en de geintjes die ze maken met jou, de klant, als ze je broodje kebab klaarmaken. Een aantal van hen speelt een rol in mijn film, waarvan ik de eerste tien minuten al klaar heb. De screenings zullen plaatsvinden in verschillende kebabzaken, waarvoor ik zelf het kunstpubliek uitnodig zoals bij ieder andere screening of expositie. Stel dat ik de screening om half drie ’s nachts plan, dan krijg je het gewone uitgaanspubliek, dat elke nacht snackt, er ook nog bij. Ik heb het project besproken met de eigenaar van Kebab Delight, hier in de Hoogstraat in Arnhem. Hij ziet het helemaal zitten. De eigenaar van Chick Pizz, een kip-en-pizza-zaak waar ik tijdens mijn verblijf in Londen boven woonde, was er ook voor in. Mijn inschatting is dat ik het op ten minste vijftien plekken in Europa kan laten gebeuren. Eet dus vanaf vandaag regelmatig een broodje kebab, want wie weet is Kebab TV binnenkort bij jou in de buurt te zien.
Werk van Willem de Haan is deze zomer te zien op de
volgende plekken:
Pulse
#18, Studio Omstand, Arnhem, t/m 27
augustus.
Museum
van Bommel van Dam, Venlo, t/m 22 september.
Ernstig
Geschikt, Studio Omstand, Arnhem, 2 t/m 24
september.
Gogbot
Festival, Enschede, 7 t/m 10 september.