Categorie:
interview
Onderwerp: Ron
Manheim over Joseph Beuys en de verzameling Van der Grinten in het Museum
Schloss Moyland, Bedburg-Hau (BRD)
Auteur: Peter
Nijenhuis
Datum gesprek: 2 december
2015
Ron Manheim (Amsterdam 1943) studeerde voor onderwijzer
aan de kweekschool in Amsterdam en studeerde daarna kunstgeschiedenis in
Nijmegen. In 1985 werd hij docent Nieuwste Kunstgeschiedenis aan de
Universiteit van Nijmegen en in 1991 werd hij door Hans van der Grinten
gevraagd om als plaatsvervangend artistiek directeur mee te werken aan de
totstandkoming van Museum Schloss Moyland in Bedburg-Hau in de nabijheid van
Kleef. Manheim, inmiddels gepensioneerd en woonachtig in Kleef, houdt zich tegenwoordig
onder andere bezig met vluchtelingenwerk, het Duitse Expressionisme en
Jiddische literatuur.
Dertig jaar
geleden, op 23 januari 1986, overleed de Duitse Kunstenaar Joseph Beuys. Net
als Andy Warhol was Beuys in de jaren zeventig en tachtig een internationale
kunstster, iemand die de aandacht trok van de media en voor wiens werk
torenhoge prijzen werden betaald. Kun je uitleggen wat Beuys in jouw ogen voor
een betekenis had als kunstenaar?
Beuys behoorde net als Dieter Roth, Heinz Mack en Otto
Piene tot de generatie kunstenaars die na de oorlog afscheid nam van de
traditionele beeldmiddelen. Dat was voor de Tweede Wereldoorlog al in gang
gezet, maar Beuys en zijn generatiegenoten voltooiden het werk. Door hun
toedoen kan tegenwoordig alles een artistiek medium zijn: bloemenwater, honing,
zwavel of vet. Bij Beuys hebben dergelijke materialen ook nog een symbolische
of iconografische betekenis. Dat is in 2006 nog eens in kaart gebracht in de
catalogus bij de tentoonstelling Die
Materialien und ihre Botschaft. Beuys zag trouwens ook spreken en denken
als een artistiek medium en als plastische arbeid. Je zou kunnen zeggen dat
Beuys en de kunstenaars van zijn generatie de weg vrij maakten voor de
conceptuele kunst. Het idee van Stanley Brouwn, om in 1960 alle etalages van
Amsterdamse schoenwinkels uit te roepen tot zijn kunstwerk, was er een
uitvloeisel van. Beuys stond met andere woorden aan de wieg van een nieuwe
artistieke vormgevingswijze. Hij was een van de eersten en oefende grote
invloed uit. Dat is in mijn ogen een belangrijk aspect van zijn
kunsthistorische betekenis. Een ander aspect is zijn betekenis als tekenaar en
aquarellist. Ik heb Beuys nooit persoonlijk ontmoet, maar op films kun je zien,
en dat is ook algemeen bekend, hoe hij tekende. Beuys hield zijn potlood losjes
bij het uiteinde vast. Iedere beweging van de hand en de vingers werd op die
manier vertaald in de lijn. Beuys kon zoekend tekenen. Dat kunnen maar weinig
mensen. Zijn lijnvoering was een zoekproces dat nooit met een overhaaste
conclusie werd afgesloten. Voor de beschouwers is er altijd ruimte om verder te
voelen. Toen ik in het Museum Schloss Moyland werkte kwamen er nogal wat mensen
langs die zogenaamd een Beuys in hun bezit hadden. Ik heb er nooit moeite mee
gehad om een echte Beuys te onderscheiden van werk dat ten onrechte aan hem
werd toegeschreven. Dat zag je gelijk. Wie in de tekeningen van Beuys niet de
grote artistieke kwaliteit ziet, niet ziet dat de geest en de hand van de
kunstenaar op een wel heel bijzondere wijze een lijn hebben geproduceerd, zal
wat mij betreft ook nooit binnen kunnen komen in de wereld van Rembrandt.