vrijdag 8 maart 2019

KUYPERS & DE NEEF IN PRESIKHAAF

Categorie: interview/Onderwerp: Bram Kuypers en Lennart de Neef over hun werkperiode en tentoonstelling in Motel Spatie/Auteur: Peter Nijenhuis/Datum gesprek: 6 maart 2019

Lennart de Neef (Utrecht, 1990) studeerde in 2016 af aan de afdeling Product Design van de HKU. Bram Kuypers (Arnhem, 1989) studeerde in 2014 af aan wat toen Fine Art heette en nu BEAR (Base for Experiment Art and Research) van ArtEZ in Arnhem. Kuypers en De Neef werkten in februari van dit jaar vier weken aan een artistiek onderzoek in Motel Spatie, het kunstcentrum in winkelcentrum Presikhaaf, gelegen in de gelijknamige, in de jaren zestig van de vorige eeuw gebouwde wijk in Arnhem. Het resultaat van hun werk in Motel Spatie is de tentoonstelling Nothing to See, die vrijdagavond 8 maart om 19:30 wordt geopend.

Waarom kiezen jullie een uit de jaren zestig daterend winkelcentrum in een Arnhemse buitenwijk als onderzoeksplek?
BRAM KUYPERS: Ik werk eigenlijk altijd aan projecten die in een specifieke omgeving plaats vinden. Het leek me al langer leuk om op een plek als het winkelcentrum een tijd te werken. Met het winkelcentrum ging het een aantal jaren niet echt goed. Het was in de versukkeling geraakt. Met een grote verbouwing en opfrisbeurt, waarbij oude winkels onder de hoogbouw worden gesloopt en vervangen door nieuwbouw, probeert men het winkelcentrum nu een nieuw leven in te blazen. De verbouwing is nog niet helemaal klaar, maar wel een eind gevorderd. De bouwvakkers lopen nog rond. Je bent getuige van een overgangsmoment, een metamorfose. Presikhaaf was een van de eerste winkelcentra in Nederland. Het oorspronkelijke, uit de jaren zestig daterende ontwerp, werd in de jaren tachtig door een renovatie nogal veranderd. Het oorspronkelijke ontwerp wordt nu, bij deze laatste verbouwing, niet hersteld. Men improviseert op wat er ooit was. Er wordt een nieuwe saus over gegoten. Dat overal tussenin van de situatie, die meerduidigheid, is in mijn ogen aantrekkelijk omdat hij visueel en anderszins veel te bieden heeft.
LENNART DE NEEF: Het winkelcentrum is een goede aanleiding om aan de slag te gaan. Als kunstenaar ontwikkel je een bepaalde visie op de wereld en je bent nieuwsgierig of deze visie de moeite waard is om aan anderen te tonen. Hier in Presikhaaf wilden Bram en ik samenwerken om te zien of dat onze conceptvorming en de productie kan verrijken. Twee zien tenslotte meer dan één. We hebben voorafgaande aan het project een tijd lang beeldmateriaal uitgewisseld. We kregen het idee dat we zo'n beetje dezelfde kijk op dingen hebben, maar is zo'n gedeelde voorkeur met betrekking tot beeldtaal genoeg om ook echt samen werk te maken en een goede tentoonstelling in te richten? Daar wilden we ook achter komen.

donderdag 7 maart 2019

RONALD CORNELISSEN: I HAVE NOTHING TO SELL

Ronald Cornelissen, July 28, ink, pencil, watercolour, gouache and acrylic paint on paper, 114,6 x 244 cm, 2018
Category: interview/Subject: Ronald Cornelissen on his drawings/Author: Peter Nijenhuis/Date conversation: February 1, 2019. Proofreading and editing: Chris Kennedy.
Ronald Cornelissen (Beverwijk, 1960) studied at AKV/St. Joost in Breda from 1983 to 1988, specialising in painting and monumental design. He has exhibited in The Netherlands, the US, Greece and France. A solo exhibition of his sculptures was shown at Museum Boymans Van Beuningen in 2010, under the title The Horseman's Kitchenette, (When Demons Cook). He had a duo exhibition entitled Ground/ground with Paul van der Eerden at Drawing Center Diepenheim in 2015. Ronald Cornelissen is represented by Galerie Bernard Jordan in Paris and Zurich.

When did you start drawing?
I used to draw a lot as a child, but I was never told you could make a career out of it. That realisation came when I went to art school in 1983, where I focused on painting and sculpture. My teachers there liked thick layers of paint. They also preferred paintings to be abstract. When I moved to Rotterdam three months after graduation, I began to realize more and more that this way of painting was not for me. I like to tell stories, for me it’s about iconography. My interest in art started between my sixteenth and twentieth, not fed by museum visits, but by music, comics and things from American underground literature. In art school, however, narrative was considered suspicious. If they told you your work was anecdotal, they meant you had a serious problem.

Ronald Cornelissen, 1-4 June, ink, pencil etc, 88,5 x 138 cm, 2017
How do you know when a drawing is worth keeping?
The obvious answer is it has to be finished. The question is, though, when is a drawing finished? I keep pretty much everything I put down on paper, even when I feel a drawing doesn’t feel right. I keep all my drawings, bad or good. After a while, a year maybe, I’ll come across them again. Over the years I´ve learned you can turn a bad drawing into a good one. It´s something I like doing. When a drawing is no longer quite so fresh, I’m less nervous about screwing it up, as I´m less aware of all the time it took to get it to where it’s at. Also I usually work on a lot of drawings at once, that way it´s easier to let go of the idea that a particular drawing has to be ´good´. And I never make preliminary studies. That way everything is wide open when I start working, which is nice because in that phase drawing comes easy, you can’t go wrong really. As I progress it gets more and more difficult to manoeuvre, until I get stuck. And that is the stage a drawing must be at in order for to finish it and turn it into something I consider good. Now you have to come up with the right move. At this point I might make what you would call a study, a small version of what I have so I can try things out, often something quite arbitrary or perverse. You could say that’s rather adolescent of me, but I see something very vital in precisely such a seemingly mindless act at that point. It creates a tension between sophistication and crudity that I like a lot. It also tends to give a drawing something tragicomic and I like that.

Yusaka Hanakuma
How do you determine when a drawing is a good one?
In Japan they distinguish four types of manga artist: bad and good draftsman without character, and bad and good draftsman with character. The first two categories can be dismissed. The last category includes the true masters, obviously. The third category, though, should not be underestimated; it certainly has my warm interest. I love artists that still work in the so called ‘heta-uma’ style, such as Yusaku Hanakuma and Takashi Nemoto. In fine Art too I prefer work where the ugly or banal plays a meaningful role. I admire Franz West for that reason. Charles Bukowski once wrote: When the spirit wanes/ the form appears. That ties in with what I said about manga styles. One of the things that truly counts in a work is character. If that is missing, formality surfaces, the structural application of mere tricks. It’s important to avoid that, even though it can be difficult when you’ve been drawing as long as I have. Over time you get to know what works well; it’s tempting to fall back on that knowledge. If you do, though, predictability lies in wait. To avoid this I try to organise my work process so that I end up painting myself into a corner. In that way, an emergency jump becomes unavoidable. And that has to be exactly right, as I mentioned before. It’s precisely that leap that can open the way to unforeseen results.