Hans Jungerius voor de mobiele expositieruimte MIR van Alphons ter Avest |
Categorie:
interview
Onderwerp:
Hans Jungerius over het project Kamp Koningsweg
Datum
gesprek: 9 februari 2012
Hans
Jungerius (Doetinchem 1969) studeerde van 1993 tot 1997 aan de
afdeling Architectonische Vormgeving/Monumentaal van de Kunstacademie
in Arnhem. In 2000 richtte hij met Rob Groot Zevert, Melle Smets en
Jurr van Diggelen het kunstenaarsinitiatief G.A.N.G op.
In
het verleden heb je je als initiatiefnemer van Stichting G.A.N.G.
beziggehouden met de openbare ruimte in vooral stedelijke gebieden.
Belangrijke kwesties daarbij waren hoe maken mensen gebruik van de
openbare ruimte, hoe kijken ze daar tegen aan en wat zijn de nog niet
benutte mogelijkheden die het gebruik en de beleving van de openbare
ruimte zouden kunnen verbeteren. Sinds juli 2011 ben je een soort
culturele huismeester van
een voormalig militair terrein dat midden in de bossen ligt. Wat is
de zin van een kunstinitiatief in een afgelegen natuurgebied aan de
noordelijke rand van Arnhem?
Bij
je omschrijving van dit gebied als natuurgebied, zou ik een
kanttekening willen plaatsen. Dat hier veel bomen staan wil niet
zeggen dat het om natuur in een ongerepte staat gaat. Van
oudsher was
dit zogenaamde woeste
grond. Vóór
de negentiende eeuw was de Veluwe een heidelandschap waar schapen
liepen. Die werden gehouden vanwege hun economische belang. Toen in
het midden van de negentiende eeuw de
kunstmest werd uitgevonden door Justus van Liebig werd het mogelijk de heide te ontginnen. Er werden hier akkers en bossen aangelegd, maar die bossen werden niet aangelegd om natuur te scheppen. Hun doel was economisch. Het hout voor de toen onontbeerlijke kolenwinning in de mijnen van het Ruhrgebied en Limburg werd hier geplant, gekweekt en geveld. Ook al zie je dat er niet aan af, deze hele omgeving werd, en wordt trouwens nog steeds gevormd door menselijk ingrijpen met economische en later ook militaire, bestuurlijke, wetenschappelijke en culturele doelen. Tot voor kort waren hier een groot aantal militaire terreinen. Met name de Duitsers hadden daar een aandeel in. De Luftwaffe legde hier vanaf 1940 een vliegveld aan dat de grote had van het huidige Schiphol, met landingsbanen, als boerderij gecamoufleerde scherfvrije hangars en een bovengrondse vluchtleidingsbunker tegen de geallieerde bombardementen. Het gebruik voor niet-militaire doelen was ook tamelijk intensief. Op korte afstand van hier liggen het Burgers Zoo, het Nederlands Openlucht Museum, maar liefst twee pannenkoekenrestaurants, twee campings, een depot van het Gelders Archief en instituten voor agrarisch onderzoek. Wat verderop betreed je een van de grote Nederlandse natuurgebieden, het Nationale Park de Hoge Veluwe. In dat park is een van de belangrijke kunstcollecties van Nederland te zien in het Kröller-Müller Museum. De Hoge Veluwe kun je beschouwen als natuur of aangelegde natuur, want ooit was het heide en je vindt in het park nog altijd de resten van de vroegere Duitse landingsbanen. Maar om de rest van het gebied te omschrijven als natuur lijkt me niet helemaal juist.
kunstmest werd uitgevonden door Justus van Liebig werd het mogelijk de heide te ontginnen. Er werden hier akkers en bossen aangelegd, maar die bossen werden niet aangelegd om natuur te scheppen. Hun doel was economisch. Het hout voor de toen onontbeerlijke kolenwinning in de mijnen van het Ruhrgebied en Limburg werd hier geplant, gekweekt en geveld. Ook al zie je dat er niet aan af, deze hele omgeving werd, en wordt trouwens nog steeds gevormd door menselijk ingrijpen met economische en later ook militaire, bestuurlijke, wetenschappelijke en culturele doelen. Tot voor kort waren hier een groot aantal militaire terreinen. Met name de Duitsers hadden daar een aandeel in. De Luftwaffe legde hier vanaf 1940 een vliegveld aan dat de grote had van het huidige Schiphol, met landingsbanen, als boerderij gecamoufleerde scherfvrije hangars en een bovengrondse vluchtleidingsbunker tegen de geallieerde bombardementen. Het gebruik voor niet-militaire doelen was ook tamelijk intensief. Op korte afstand van hier liggen het Burgers Zoo, het Nederlands Openlucht Museum, maar liefst twee pannenkoekenrestaurants, twee campings, een depot van het Gelders Archief en instituten voor agrarisch onderzoek. Wat verderop betreed je een van de grote Nederlandse natuurgebieden, het Nationale Park de Hoge Veluwe. In dat park is een van de belangrijke kunstcollecties van Nederland te zien in het Kröller-Müller Museum. De Hoge Veluwe kun je beschouwen als natuur of aangelegde natuur, want ooit was het heide en je vindt in het park nog altijd de resten van de vroegere Duitse landingsbanen. Maar om de rest van het gebied te omschrijven als natuur lijkt me niet helemaal juist.
Het
gebied is door Harro de Jong, een landschapsarchitect die meewerkt
aan de ontwikkeling van het culturele programma, omschreven als
nieuwe woeste
grond. Het
gebruik van het gebied, de functies die je er aantreft en de natuur-
en cultuurhistorische monumenten en sporen zijn zeer divers. De
wordingsgeschiedenis van Nederland als deltagebied en als natie ligt
hier als het ware aan je voeten. Je vindt hier de drooggevallen
beddingen van rivieren uit de IJstijd, de zichtbare resten van de
ontbossing en de heidevorming in de Middeleeuwen
en de nog min of meer intacte bouwwerken die herinneren aan de Duitse
bezetting en de Koude Oorlog. Het actuele gebruik van het gebied, de
dierentuin, het Openlucht Museum en het Kröller-Müller
Museum, zijn niet minder interessant. Daarbij komt dat het gebruik
van het gebied nog steeds verandert. Oude, met name militaire
functies, verdwijnen en daar moet iets anders voor in de plaats
komen. Het opmerkelijke is evenwel dat het belang en de diversiteit
van het gebied nauwelijks leeft bij de burger en de politiek. Een
belangrijke oorzaak daarvan
is in mijn ogen het feit dat het gebied moeilijk of niet toegankelijk
is. Overal staan
hekken, veel
terreinen zijn afgesloten voor publiek en verbindende stroken zijn
vaak zo smal dat ze voor buitenstaanders amper zijn te vinden. Het
gebied als geheel vormt daardoor een barrière tussen de
noordelijke rand van de stad Arnhem en de Hoge Veluwe als
natuurgebied met het Kröller-Müller Museum als een plek
waar natuur wordt verbonden met cultuur. De reden waarom we ons hier
gevestigd hebben, is om juist dat te veranderen. Het gebied heeft
allerlei mogelijkheden. Die willen we onderzoeken en waar mogelijk
realiseren.
Kamp
Koningsweg is gekocht door projectontwikkelaar KWP en
woningbouwcorporatie Portaal. KWP en Portaal willen op het terrein 34
atelierwoningen realiseren, deels in de aanwezige, als boerderij
vermomde scherfvrije militaire verblijven. Bij het project zijn een
aantal culturele partners betrokken waaronder Stichting G.A.N.G.,
Stichting Leniging Ateliernood Kunstenaars
en Buro Harro, van landschapsarchitect Harro de Jong. De inbreng van
de culturele partners moet in mijn ogen op drie terreinen liggen.
Allereerst moet de diversiteit en de cultuurhistorische rijkdom ervan
worden gedocumenteerd en onder de aandacht worden gebracht. Verder
moeten de culturele partners ideeën ontwikkelen over de
gebruiksmogelijkheden van het gebied. Ten slotte moeten de culturele
partners
nadenken over het leggen van verbindingen tussen Arnhem, het nu
moeilijk toegankelijke, maar interessante tussengebied en de verder
noordelijk gelegen Hoge Veluwe. Wat nu gescheiden is moet worden
verbonden en die verbinding op zich moet een aantrekkelijke
bestemming worden. Het gebied moet met andere woorden opnieuw
ontgonnen worden. Dit keer niet fysiek en met kunstmest, zoals in de
negentiende eeuw, maar in de eerste plaats mentaal, op grond van
ideeën die door kunstenaars, vormgevers en architecten kunnen
worden ontwikkeld. Ontginning vanuit de kunst.
Ons
programma is drieledig. Om te beginnen willen we in mei en juni van
2012 het terrein zelf onder de aandacht brengen door het organiseren
van een festival waarvoor we nu een klein budget hebben. Het festival
krijgt een vervolg. Op dit moment werk ik samen met de Berlijnse
publicist en curator Lukas Feireiss en André Dekker van
Observatorium aan de invulling van een grote manifestatie en
tentoonstelling die in 2013 op en om dit terrein moet plaatsvinden.
De samenwerking met Feireiss en Dekker lijkt me van belang. Feireiss
houdt zich onder meer bezig met de verbinding van architectuur en
natuur en zulke zaken als de stad in het bos en het bos in de stad.
André Dekker van de kunstenaarsgroep Observatorium houdt zich
bezig met de verbinding van landschap, kunst en maatschappij. Het
thema dat we gezamenlijk willen ontwikkelen is camouflage in de
breedste zin van het woord, dus van het kunstmatige dat zich voordoet
als iets natuurlijks en omgekeerd, tot en met de als boerderij
vermomde
vliegtuighangar. Over het thema en de plannen geeft Feireiss hier op
8 juni een lezing.
Naast
de projecten in 2012 en 2013 willen we op het terrein een leercampus
in het leven roepen. De deelnemers in dit project, dat voorlopig
Kaderschool
heet, zijn naast landschapsarchitect Harro de Jong, Hans Venhuizen
en André Dekker. Alle drie houden ze zich bezig met de
inrichting en het gebruik van de openbare ruimte en alle drie hebben
als docent of gastdocent banden met onderwijsinstellingen
als de Universiteit van Wageningen, Artez en de Koninklijke Academie
van Beeldende Kunsten in Den Haag. De Kaderschool gaat summerschools
organiseren waarin we mensen van verschillende bloedgroepen samen
willen brengen: kunstenaars, architecten, filosofen, schrijvers,
stedenbouwkundigen
en beleidsmakers op het gebied van ruimtelijke ordening. Onderwerp
van de bijeenkomsten
zijn de denkkaders van waaruit we omgaan met de omgeving en het
landschap. Wat speelt zich daadwerkelijk af in onze omgeving, wat is
onze kijk daarop en hoe kun je door ideeënontwikkeling het
gebruik en de kwaliteit van de omgeving verbeteren. Wat we willen
ontwikkelen is een centrum voor kennis en innovatie. Hoe kunnen
architecten, kunstenaars, wetenschappers, stedenbouwkundigen en
beleidsmakers van elkaar leren als het gaat om hard
kijken,
het door ideeënontwikkeling aanpakken van complexe situaties
en het verbreden van je mentale horizon?
De
derde poot van het programma dat we vanuit Kamp Koningsweg willen
ontwikkelen gaat over verbindingen. Wat zou er mooiere zijn dan de
mogelijkheid om via een aantrekkelijke route vanaf het Museum van
Moderne Kunst in Arnhem, via park Sonsbeek en Zypendaal naar Kamp
Koningsweg te wandelen en van daaruit naar de verderop gelegen ingang
van de Hoge Veluwe en het Kröller-Muller Museum? Die route zou
van de culturele en toeristische attracties van Arnhem een sterke
eenheid maken. De route op zich zou al een attractie zijn en bedenk
wat zo'n route voor mogelijkheden schept als er straks,
in 2016, wellicht weer een Sonsbeektentoonstelling wordt
georganiseerd. Een deel van de route is er al. De overloop van
Sonsbeek en Zypendaal, daar hoef je niets meer aan te doen. Maar
tussen Zypendaal en de Hoge Veluwe ligt een verrommeld stuk bos waar
bijna niemand komt, Landgoed
Schaarsbergen. Aan dat bos willen we zo weinig mogelijk doen, al moet
je volgens mij wel nadenken over de verbetering van de
landschappelijke kwaliteit ervan. Door het bos loopt van noord naar
zuid een rechte laan van Amerikaanse eiken. Ook daar hoef je niets
meer aan te doen. Halverwege ligt evenwel de A12, een hinderlijke
barrière. Je moet een eind naar het oosten lopen om
uiteindelijk
een viaduct te vinden en je weg te vervolgen. De laan met Amerikaanse
eiken willen we gaan gebruiken. Het blijft gewoon een zandpad. Maar
halverwege
zouden we wel een paviljoen, een klein maar sprekend bouwwerk willen
laten verrijzen. Verderop bij het viaduct willen we eveneens een
architectonische attractie neerzetten. Dat alles om de
belevingswaarde van de tocht door het niet echt spectaculaire bos van
Landschap Schaarsbergen op te vijzelen. Het spreekt voor zich dat de
paviljoens op een verantwoorde manier moeten worden geïntegreerd
in het bos Een volgende stap is het bouwen van een voetgangersbrug
over de A12. Zo'n brug zou een landmark kunnen zijn, een object met
een iconische waarde dat voorbijrazende automobilisten eraan
herinnert dat ze in Arnhem zijn.
Wil
je die brug zelf gaan ontwerpen en bouwen?
Nee.
Daar gaat het niet om. Het gaat in eerste instantie om het op gang
brengen van ideeënvorming
over wat je met het gebied kan doen. Stichting G.A.N.G gaat onder
meer lobbyen voor de brug als idee.
De
openbare ruimte is in Nederland op papier ogenschijnlijk van
iedereen. Toch is het maar een kleine groep mensen die er
daadwerkelijk mee bezig is en erover beslist. Dat zijn voornamelijk
de technische deskundigen en beleidsmakers op het gebied van de
ruimtelijke ordening. Er is vaak gezegd dat die denken en handelen
vanuit een beperkt kader. Mijn ervaring is dat technisch deskundigen
en beleidsmakers wel degelijk openstaan voor ideeën die zijn
ontwikkeld vanuit de kunsten. Zeker als het gaat om stedelijke en
perifere gebieden, gebouwen en complexen waarvoor nieuwe functies
moeten worden bedacht. Kunstenaars
kunnen ideeën ontwikkelen vanuit andere invalshoeken. Technisch
deskundigen en beleidsmakers hebben daar doorgaans de tijd niet voor
en ze zijn er ook niet zo goed in.
Ik denk dat
daar, in de ideeënontwikkeling vanuit de kunst, grote kansen
schuilen. Het is dat wat kunst maatschappelijk belang geeft en
onmisbaar maakt.
Maar
is dan je uiteindelijke doel om als kunstenaar deel te worden van het
beperkte gezelschap dat beslist over de inrichting van Nederland?
Nee.
Niet alleen de inbreng vanuit de kunsten is van belang, het gaat ook
om het vergroten van de inbreng en de betrokkenheid van burgers.We
hebben het modernisme van de jaren zestig en zeventig achter ons
gelaten. In de modernistische denkwereld was er geen plaats voor
onbegrijpelijkheid, voor in het verleden verankerde waarden, voor de
onvoorziene gevolgen van veranderingen en eigenlijk ook niet voor de
inbreng van burgers. De drang om te beheersen leidde ertoe dat de
burger dingen kreeg opgelegd die die burger vaak helemaal niet wilde.
De modernistische stedenbouw is daar een sprekend voorbeeld van. Het
modernisme was goed in het formuleren van toekomstige doelen, waar
gaan we heen? Waar het modernisme geen antwoord op had was de vraag
waar zijn we nu?
Als je die vraag serieus probeert te beantwoorden dan moet je inzien
dat een goed gebruik van de openbare ruimte om de kennis en de ideeën
van specialisten vraagt, maar niet met voorbijgaan aan de wensen en
de inzichten van burgers. Die zul je in ontwikkelingsprocessen
serieus moeten nemen. Direct contact met burgers en de uitwisseling
van ideeën en inzichten tussen burgers en kunstenaars is altijd
een onderdeel geweest van de projecten van Stichting G.A.N.G. De
mensen stonden wel eens te kijken van de ideeën en de plannen
die we naar voren brachten, maar uiteindelijk kreeg je ze meestal wel
mee. Burgers willen wel degelijk praten met kunstenaars, maar dan
moet je wel op voet van gelijkheid met ze omgaan.