zaterdag 28 januari 2012

CLAUS FÖTTINGER: ONKEL RUDI KUN JE NIET NOG EEN KEER MAKEN

Claus Föttinger Gallipoli Project 2005
Categorie: interview
Onderwerp: Claus Föttinger over zijn werk, de Duitse geschiedenis, internationalisering en Nederland
Datum gesprek: 18 januari 2012

Claus Föttinger werd in 1960 geboren in Neurenberg, een stad in de Duitse deelstaat Beieren. In de jaren tachtig studeerde hij aan de Kunstacademie van Düsseldorf. Begin jaren negentig was hij een van de oprichters van de Düsseldorfse kunstenaarsvereniging WP8. Claus Föttinger heeft een atelier in de Arnhemse wijk Sint Marten en woont in Düsseldorf en het Turkse Gallipoli.

Je werk bestaat uit wat je op het eerste gezicht zou kunnen aanzien voor meubelair en projectinrichtingen: lampen, stoelen, huiskamers, bars, cafetaria's en ontvangstruimtes. In deze objecten en inrichtingen verwerk je fotomateriaal. Dat fotomateriaal had voorheen vaak betrekking op de recente Duitse geschiedenis. Hoe kwam je tot dat werk en wat fascineert je zo aan de Duitse geschiedenis?
Ik vraag me wel eens af of het mogelijk is om een Duitser te zijn van mijn leeftijd en niets te hebben met geschiedenis. Ik ben geboren en opgegroeid in Neurenberg. De nazi's hielden daar eind jaren twintig en in de jaren dertig bijeenkomsten op het zogenaamde Reichspareitagsgelände. In Neurenberg nam Leni Riefenstahl in 1934 haar propagandafilmTriumph des Willens op en na de oorlog werden in de zwaar verwoeste stad de leiders van het Derde Rijk berecht. In mijn jeugd kwam je de sporen van de oorlog overal tegen. Ik kan mij herinneren dat op verjaardagen mijn ooms en de andere mannen nog spraken over hun frontervaringen in Rusland. Mijn jeugd viel min of meer samen met het Duitse Wirtschaftswunder. Tegelijkertijd worstelde de Bondsrepubliek Duitsland met de last van het verleden en met de nieuwe identiteit als democratische staat en economische macht. In 1970 ging de sociaaldemocratische bondskanselier Willy Brandt naar Polen en knielde daar voor het monument ter herdenking van de slachting die de Duitsers in de Tweede Wereldoorlog hadden aangericht in het getto van Warschau. Dat gebaar was het begin van een aanzienlijke ontspanning tussen Oost en West. Het wekte ontzag, maar ook afkeuring en controverse in Duitsland. De Bondskanselier van Duitsland die voor de Polen op zijn knieën gaat, kon dat wel? Het verleden werkte op allerlei manieren in op het heden, ook als het ging om onschuldige en alledaagse dingen als muziek. Duitsland werd na de Wereldoorlog opgedeeld in zones. Neurenberg lag in de Amerikaanse zone, waar in mijn jeugd nog steeds veel Amerikanen waren gelegerd. Ik en mijn vrienden luisterde naar de AFN, de radiozender van het Amerikaanse leger. Die draaide vooral zwarte muziek en hard rock. Het was een heel andere muziekcultuur dan waar ik later in Düsseldorf mee te maken kreeg. Düsseldorf lag in de Britse zone. Daar luisterden ze naar de BFBS, de zender van de Britse troepen, en muziek was in Düsseldorf qua stijl en gevoel een heel andere wereld.

Hermann's Döner Inn ifa 2000
Kon je de geschiedenis, die in je persoonlijke leven een rol speelde, van begin af aan een plaats geven in je werk?
Ik heb de dingen pas in de loop van de tijd met elkaar kunnen verbinden. Op de Academie in Düsseldorf legde ik me toe op schilderen onder Alfonso Hüppi. Ik aquarelleerde en in mijn aquarellen hield ik me niet bezig met geschiedenis. Mijn werk ging in de eerste plaats over structuur. Ik richtte op jonge leeftijd al wel ruimtes in. Als scholier was ik in aanraking gekomen met Mondriaan en met De Stijl en Bauhaus. Toen ik als negentienjarige in Neurenberg op kamers ging wonen was ik daar nog altijd vol van. Met in mijn achterhoofd De Stijl en Bauhaus en met het weinige wat ik had, richtte ik iedere week mijn kamer compleet anders in. Die belangstelling voor de inrichting van ruimtes heb ik eind jaren tachtig gecombineerd met geschiedenis en actualiteit. In 1990 heb ik met twee kunstenaars, Hendrik Krawen en Frenja Braster, een ruimte ingericht zoals de leden van een Duitse voetbalvereniging dat zouden doen om samen naar de wedstrijden van het wereldkampioenschap te kijken. De installatie heette WM-bar. Zo'n bar heb ik trouwens nog eens gemaakt in 2006 in Düsseldorf met Andreas Gursky die ik ken van mijn studie in Düsseldorf. Voetbal is in Duitsland sterk verbonden met geschiedenis en de nationale identiteit. In 1954 had je het zogenaamde Wonder van Bern. Duitsland won in dat jaar in Zwitserland het wereldkampioenschap voetbal. Na negen jaren van naoorlogse schaarse, schaamte en vernedering en veel mannen die dood of vermist waren of ziek en verknipt uit de oorlog waren gekomen, was dat een moment van grote symbolische betekenis. Het wereldkampioenschap voetbal van 1974 was ook niet onbeladen. Twee jaar daarvoor vonden in Duitsland de Olympische Spelen plaats. Duitsland was voor het eerst gastland na de door nazi's georganiseerde Olympische Zomerspelen van 1936. De spelen van 1972 eindigden met een drama. Palestijnen gijzelden Israëlische atleten en de gijzeling liep uit op een bloedbad. Dat wierp een schaduw op het voetbalfestijn van 1974 waar Duitsland ten koste van Nederland kampioen werd. Dat werden de Duitsers niet in1990 in Italië, maar het wereldkampioenschap in Italië had wel een bijzondere betekenis. Een half jaar daarvoor, in de nacht van 9 november 1989, was de Muur gevallen en de Duitse hereniging stond voor de deur. Door het project in 1990 werd me duidelijk dat het inrichten van alledaagse, sociale ruimtes een goede manier was om een nogal zwaar onderwerp als de Duitse geschiedenis aan te snijden.Wat me interesseert is niet de geschiedenis als een abstract of theoretisch verhaal, maar de wijze waarop culturele, historische en maatschappelijke ontwikkelingen van invloed zijn op het leven van gewone mensen in alledaagse situaties. Vanaf 1990 heb ik dat gaandeweg ontwikkeld. In 2000 maakte ik op uitnodiging van het Institut für Auslandsbeziehungen een installatie: Hermanns Döner Inn. In Duitsland heerste op dat moment een tamelijk onbehaaglijke discussie over de Duitse cultuur als zogenaamde Leitkultur. Om fotomateriaal voor mijn installatie te verzamelen, maakte ik een reis langs de grens van het herenigde Duitsland. Op en bij de grens fotografeerde ik Kebabzaken. Het ging me om de inrichting en de schriftelijke, vaak handgeschreven sporen van de vermenging van de Duitse, de Turkse en andere keukens. In kebabzaken vind je tegenwoordig gerechten die bijvoorbeeld Asia ham ham Döner heten. Een mooi voorbeeld van de culturele vermenging en de hybridisatie in het dagelijkse leven die plaatsvinden in weerwil van de politieke discussies over bijvoorbeeld Leitkultur.

Maar op een gegeven moment heb je de Duits geschiedenis als onderwerp ook weer losgelaten?
Ik ben veranderd, Duitsland is veranderd en de hele wereld is veranderd. Het Duitsland van mijn jeugd was een verdeeld land met nogal dramatische en gewelddadige kanten. In mijn jeugd waren de nazi-sympathisanten nog in leven en trouwens ook in functie als bijvoorbeeld rechter. Eind jaren zestig begon het geweld van de Rote Armee Fraktion en in 1977 bereikte dat zijn hoogtepunt in de zogenaamde Duitse Herfst. De bankier Jürgen Ponto en werkgeversvertegenwoordiger Hanns-Martin Schleyer werden vermoord. Arabische terroristen kaapten een Lufthansavliegtuig en nadat die kaping door Duitse veiligheidstroepen werd beëindigd pleegden RAF-leden in de gevangenis van Stammheim collectief zelfmoord. Dat soort gruwelijkheden lijken tegenwoordig ver weg. Duitsland is een min of meer normaal land geworden. En ondertussen is de wereld grondig veranderd. In 1964 maakte Gerhard Richter het schilderij Onkel Rudi: ogenschijnlijk een vergrote schildering van een wazige foto van een man in een SS-uniform. Dat schilderij had een enorme impact, want de herinneringen waren nog vers. Veel families hadden hun eigen Onkel Rudi. Maar om nu een werk te maken met een vergelijkbare impact kun je niet meer aankomen met de Duitse geschiedenis. De Duitse identiteit kun je daar ook niet meer aan ontlenen, of niet alleen. Die identiteit zul je moeten ontlenen aan de plaats van Duitsland in Europa en van Europa in de wereld. Als gevolg van dat soort overwegingen is mijn werk gaandeweg veranderd.

Hanoi Saigon 2007
Kun je aanduiden in welke richting?
Ik heb altijd veel gereisd en dat reizen is voor mij de laatste jaren nog belangrijker geworden. Reizen naar landen als Cambodja, Indonesië en Vietnam geven me de gelegenheid om ter plekke onderzoek te doen. Economisch zijn de Vietnamezen in bepaalde opzichten te vergelijken met de Duitsers aan het begin van de jaren zestig. Ze staan aan vooravond van een grote welvaartsontwikkeling. Sommige gevolgen daarvan wekken bevreemding, andere sympathie. Je ziet het straatbeeld en de mensen van jaar tot jaar veranderen. Het is voor mij boeiend om dat vast te leggen en het is ook een aanleiding om na te denken over mijn positie als goed opgeleide, westerse kunstenaar. In Vietnam kan ik mijn herinneringen spiegelen aan het heden en de toekomst van de Vietnamezen. Dat verschaft me iets van inzicht in mijn eigen omstandigheden.

Hoe ben je Arnhem terecht gekomen en waarom ben je er gebleven?
Ik kwam in 1993 voor het eerst in Arnhem. Daar werd toen de internationale Sonsbeektentoonstelling gehouden waar Valerie Smith de curator van was. Op die tentoonstelling is veel kritiek geweest, maar ik vond hem prachtig. Wat me aan Arnhem en Nederland bevalt is dat alles zo goed verzorgd en vormgegeven is. Al die gerenoveerde buitenwijken en al die bedrijfsgebouwen langs de snelweg. Nederland is echt een van de rijkste en best verzorgde gebieden in de wereld. Waar ik begin jaren negentig ook van stond te kijken was de kunst in de openbare ruimte. Bij ons in Duitsland zou van al die kunstprojecten in de openbare ruimte niets terecht zijn gekomen. De procedures zijn gewoonweg te ingewikkeld en nemen teveel tijd in beslag. In Nederland werd het zomaar gedaan. Niet dat het allemaal topkunst was wat je zag, maar kunst was toch veel meer een deel van het dagelijkse leven dan bij ons.

Dat is nogal drastisch veranderd.
Dat er bezuinigd moet worden vind ik begrijpelijk, maar dat het hier zo rigoureus gaat begrijp ik niet. Wat je nu allemaal afschaft krijg je binnen twee generaties niet meer terug. In Duitsland zou het trouwens onvoorstelbaar zijn dat een politicus van enige betekenis kunst zou omschrijven als een linkse hobby. Dat zou hem of haar duur komen te staan. Duitsers van mijn generatie zien denk ik meer het economische en maatschappelijke belang van kunst. Cultuur heeft in de Duitse geschiedenis en in de staats- en maatschappijvorming een beslissende rol gespeeld en dat leeft sterk in het Duitse bewustzijn.

Club BRD 2004
Nederlandse kunstenaars zullen in de komende jaren moeten rekenen met wat hardere omstandigheden. Kun je zeggen dat Duitse kunstenaars daar beter op zijn voorbereid omdat ze altijd al meer op de markt waren aangewezen en het onderwijssysteem meer dan in Nederland gericht is op het opleiden van een klein aantal toptalenten?
Ik ben niet voldoende geworteld in het Nederlandse kunstbedrijf om op die vraag een werkelijk antwoord te geven. De galeries die me vertegenwoordigen en mijn opdrachtgevers zijn gevestigd in Duitsland en Oostenrijk. In Nederland kom ik vooral om me in mijn atelier in Arnhem op te sluiten en te werken. Dat het Duitse onderwijssysteem meer op het opleiden van toptalenten is gericht, is niet helemaal waar. In Neurenberg had je in mijn tijd een hele middelmatige, provinciale kunstacademie. Iedereen wist dat als je daar vanaf kwam, je geen geweldig toekomstperspectief had. De Düsseldorfse kunstacademie was een ander verhaal. Daar leverden in mijn tijd iets van 1500 mensen werk in en van die 1500 werden er uiteindelijk 90 aangenomen. De opleiding was een goede, maar harde leerschool. Je had geen docenten maar professoren en dat waren kunstenaars als Gerhard Richter, Tony Cragg en Joseph Beuys. Toch eindigt zeker niet iedereen die in Düsseldorf afstudeert als succesvol kunstenaar. Kunst is tegenwoordig veel meer dan vroeger een internationale aangelegenheid. Je moet jong zijn of heel bekend. Het middenveld, hoe interessant ook, heeft het moeilijk. Je moet opboksen tegen de Chinezen, de Zuid-Amerikanen en kunstenaars uit anderen delen van de wereld. Hun werk is tegenwoordig minstens zo relevant als het werk van westerse kunstenaars. Kunstliefhebbers en musea willen het verzamelen en tentoonstellen. Met die nieuwe mondiale verhoudingen zul je als kunstenaar moeten leren leven. In zoverre ik dat kan overzien doen jullie het hier in Nederland wat betreft het onderwijs en de onontkoombare internationalisering niet slecht. Mijn dochter zit op de Gerrit Rietveld Academie. In haar klas zijn zij en nog een student de enige Nederlanders. Als ik het zo hoor is het niveau vergelijkbaar met Düsseldorf of Frankfurt. In Amsterdam zijn ze alleen wat aardiger en zorgzamer voor hun studenten.