Categorie: beschouwing/Onderwerp: het werk van beeldend kunstenaar Hans Walraven/Auteur: Peter Nijenhuis
In de carrière van beeldend kunstenaar Hans Walraven (Wamel 1962) zat tot nog toe weinig vaart. In Arnhem, waar hij de kunstacademie bezocht en vervolgens bleef wonen, is zijn werk in kleine kring bekend en gewaardeerd, daarbuiten niet of amper. Hoe is dat te verklaren? Er zijn redenen aan te voeren. Om te beginnen woont en werkt Hans Walraven in Arnhem. In de Nederlandse verhoudingen is dat een buitenpost en carrières beginnen gewoonlijk niet vanuit buitenposten. De kunstenaar is, hoewel innemend van verschijning en vriendelijk in de omgang, bepaald geen prater en al helemaal geen netwerker. Een interview dat ik hem ooit afnam voor een plaatselijk initiatief, verliep, hoewel zeker niet uit onwil van de geïnterviewde, uiterst stroef. Een niet onbelangrijke reden lijkt me Walraves oeuvre. Het bevat een paar flauwtes, zijn video's en de installatie PIM bijvoorbeeld. Wat je wel geslaagd zou kunnen noemen, zijn schilderijen, is moeilijk te fotograferen. In het digitale tijdperk is dat een handicap. Door hun collageachtige aard en de vele lagen kunsthars, acryl en andere kunststoffen zijn ze tamelijk ruimtelijk van aard. Op de foto komt dat niet tot zijn recht. Je moet er met eigen ogen voor staan om de lagen, de opwellingen in het oppervlak en hun uitwisseling met de ruimte eromheen daadwerkelijk te kunnen genieten. Walravens website, met frontaal genomen, knullige foto's, zal weinig mensen begeesteren.[1] Ik sluit bovendien niet uit dat menigeen, na het bekijken van Walravens website, zich zal afvragen of het hier niet gaat om een kunstenaar waarvan er tegenwoordig dertien in een dozijn passen. Abstract ogend werk bestaande uit rommel en klodders, om het nu maar even lomp te formuleren, kom je tegenwoordig overal tegen.
Gebaar
Tegen het werk van Hans Walraven is het een
en ander in te brengen. Hoe zou je het kunnen verkopen aan iemand die het niet
uit eigen aanschouwing kent en met Arnhem niets op heeft? Is er wel een verhaal
bij te verzinnen dat de relevantie ervan aannemelijk maakt?
Dat
verhaal zou om te beginnen een antwoord moeten vinden op het lastige probleem
van de originaliteit. Originaliteit als idee achtervolgt de kunst al eeuwen en
werd in Romantiek nog eens op een voetstuk geplaatst waar het nooit meer vanaf
kwam. Dat wil niet zeggen dat er tegen originaliteit als idee niets is in te
brengen. Er bestaan in de kunst ongetwijfeld talenten die wat betreft
vaardigheden en vindingrijkheid boven anderen uitsteken. Maar zelfs voor die
talenten geldt dat ze de kunst niet hebben uitgevonden. Beeldend kunstenaars zijn
de gevangenen van hun tijd. Ze bewegen mee. Ze zijn, zoals Willem de Kooning al
eens aanvoerde in 1949, deel van een beweging omdat ze niet anders kunnen.[2] Om
de reden dat beeldende kunst nooit een schepping is uit het niets, lijkt het
beter om haar ontwikkeling, in plaats van als een opeenstapeling van geniale en
originele scheppingen, te zien als een reeks gebaren. Het lijkt misschien
vreemd om kunst te zien als een gebaar, maar in de architectuurtheorie is een
dergelijke benadering van het eigen medium al lang niet meer ongebruikelijk.[3]
Een
gebaar heeft doorgaans een min of meer gestandaardiseerde vorm. Het is voor een
deel een reactie op de omstandigheden buiten degene die het gebaar maakt.
Degene die gebaart, wordt bewogen. Wat hem of haar beweegt komt voor een deel
van buiten. Men reageert met het gebaar op de omstandigheden of een verandering
daarvan, of op het gedrag, de woorden of een gebaar van anderen. Het gebaar is
bedoeld voor een ander. Het moet begrijpelijk zijn en daardoor alleen al is het
aan een al bestaande en bekende vorm gebonden. Een gebaar appelleert aan zowel
verstand als lichaam. Een dreigend gebaar doet ons verstijven nog voor we daar
over nadenken. Het gebaar duidt iets aan dat blijkbaar met woorden niet, of
niet zo snel of niet zomaar, is uit te leggen. Het gebaar zegt iets, maar wàt
het zegt, is niet volledig te duiden en voor meerdere uitleg vatbaar. Dat is
zowel het voor- als nadeel van het gebaar. Het is binnen bepaalde grenzen een
open kwestie. Juist daardoor kan het iets oproepen: een lichamelijke of
emotionele reactie die je nooit zó hebt gevoeld of een idee waaraan je nooit
eerder dacht. Hoewel gestandaardiseerd van vorm, en dus algemeen en niet aan
één persoon gebonden, is het gebaar niet minder individueel. Wie een gebaar
maakt wordt behalve door de omstandigheden, ook bewogen door zijn eigen
roerselen, ook al is niet altijd te zeggen wat zich roert. Iedereen gebaart
bovendien met zijn eigen lichaam, op zijn eigen manier en dus is het gebaar per
definitie eigenaardig.