zaterdag 24 maart 2012

LEVI VAN VELUW: CONTROLE


Categorie: interview
Onderwerp: Levi van Veluw over zijn werk
Datum gesprek: 15 maart 2012

Levi van Veluw (Hoevelaken 1985) studeerde van 2003 tot 2007 aan de afdeling Vrije Kunst van de kunstacademie in Arnhem. Zijn foto's trokken al snel de aandacht en inmiddels heeft Levi van Veluw, die wordt vertegenwoordigd door Galerie Ron Mandos, een behoorlijk aantal tentoonstellingen en publicaties op zijn naam.

In 2007, toen je afstudeerde aan de kunstacademie, maakte je foto's waarin je het zelfportret als genre combineerde met de tekening en elementen die je ogenschijnlijk afleidde van performance, body art en misschien wel het snapshot. Kun je uitleggen hoe je daar toe kwam?
Mijn benadering was in eerste instantie formeel. Het ging me om vorm en de mogelijkheden daarvan. Op de academie maakte ik met een groepje mensen video's. Wat ons interesseerde waren de grenzen van enscenering en manipulatie. Als je iets filmt is het bijna per definitie waar, ook al is alles van A tot Z geënsceneerd. Maar hoever kon je daarin gaan? Wanneer
was het nog net geloofwaardig en wanneer niet? Ik had me voorgenomen om gezamenlijk af te studeren, maar door allerlei omstandigheden viel het groepje uit elkaar. Mijn eindexamenwerk heb ik toen op eigen houtje gemaakt en ik was vastbesloten om alles ook daadwerkelijk zelf te doen, zodat ik alles kon controleren. Video leek me te ingewikkeld, dus koos ik voor fotografie en dat het zelfprotretten werden had te maken met mijn keuze om alles zelf te doen. Ik regelde dus geen model, maar speelde zelf die rol. Achteraf gezien zou je kunnen zeggen dat de foto's de voortzetting waren van het eerdere video-onderzoek. De portretfoto's moesten overkomen als vanzelfsprekend. De enscenering bleef buiten beeld, maar als je er langer over nadacht moest die er natuurlijk wel zijn geweest. Het beeld moest een ervaring oproepen, maar ook doorsudderen en twijfels wekken over wat er te zien was en hoe dat in zijn werk was gegaan.

Vormt die vraag naar wat je met een bepaalde vorm nu wel of niet kunt doen ook de achtergrond van de werken die je daarna maakte?
Ogenschijnlijk wel. Ik wilde meerduidige beelden maken. Beelden die niet zomaar zijn te duiden als dit of dat. Aanvankelijk deed ik dingen niet zo heel erg bewust. Er lag in mijn atelier op een gegeven moment een tapijt. Dat had ik ergens voor weinig geld gekocht. Het rook smerig en zag er in mijn ogen nogal lelijk uit. Ik vroeg me af waarom ik het tapijt zo lelijk vond. Kwam dat omdat ik wist dat het goedkoop was? Dezelfde vraag stelde ik me bij kiezelsteen. Dat zag ik in de tuinen van nogal lelijke nieuwbouwhuizen liggen. Vond ik zo'n berg kiezelsteen lelijk omdat het in de tuin van een lelijk huis lag, of sowieso? Naar aanleiding daarvan heb ik foto's gemaakt waarin mijn gezicht en borst bedekt zijn met stroken tapijt en met kiezel. Dat leverde, in weerwil of misschien wel dankzij mijn aanvankelijke weerstand tegen de gebruikte materialen, voor mij interessante resultaten op.

Dat klinkt eenvoudig, maar was het ook zo eenvoudig?
Nee. Mijn werk is niet minimalistisch, maar theatraal. Het is ook steeds theatraler geworden. Als je met minimale middelen werkt, is de kans om uit te glijden in mijn ogen betrekkelijk klein. Als je theatraal werk maakt, ligt de kans op uitglijders daarentegen overal op de loer. Het is al snel teveel. Als je een gezicht bedekt met stroken tapijt dan kan dat een interessant resultaat opleveren, maar voor hetzelfde geld wordt het een carnavalspak. Er is eigenlijk maar een hele nauwe weg, door een enorm veld van mogelijkheden, die naar het juiste resultaat leidt. Ik heb voor mezelf drie criteria geformuleerd waaraan een werk moet voldoen. Het moet ten eerste op zich kunnen staan. Het moet de aandacht opeisen en tot de verbeelding spreken zonder dat je er meer van weet of eerst een begeleidende tekst moet lezen. Ten tweede moet het in overeenstemming zijn met mijn gedachten en opvattingen over wie ik ben als kunstenaar. Het moet niet te kapen zijn voor een of andere simpele uitleg of duiding. Ten derde moet het binnen mijn oeuvre passen, want ik zie mijn werk als een geheel dat in de loop van de tijd evolueert. Behalve die criteria zijn er zaken die door het werk zelf en door mijn vragen daarover worden afgedwongen. Werk kan iets opleveren. In dezelfde tijd waarin ik experimenteerde met stroken tapijt, experimenteerde ik met stroken fineer. Die stroken dwongen me ertoe om ze in een bepaald patroon aan te brengen. Je moet die strookjes fineer immers kunnen buigen over het gezicht. Dat bracht me op het idee om met hout in een uitgesproken geometrisch patroon te werken in weer later werk. Omgekeerd kan werk ertoe leiden om de zaken nauwer te maken en toe te spitsen. In de ballpointportretten van 2007 fotografeerde ik mezelf met mijn eigen haar. Dat vond ik vervolgens te persoonlijk, te herkenbaar en het moest niet over mij gaan, vond ik. Dus heb ik mijn eigen haar in volgende werken opzettelijk buiten beeld gelaten en ben ik mijn gezicht en lichaam meer gaan gebruiken als een object. Ik bracht in die volgende werken materialen zoals tapijt, fineer en kiezel aan op mijn huid. Nadat ik dat had gedaan vond ik, dat ik een stap moest maken. Maar hoe? Wat ik in mijn tapijt- en fineerportretten had gedaan was volgens mij het aanbrengen van een materiaal op een object dat door dat object niet was voortgebracht. Je lichaam brengt immers geen tapijt voort en er groeit ook geen fineer op je hoofd. Ik bedacht dat ik die aanpak zou kunnen vervangen voor een aanpak waarbij ik het object, mijn lichaam, zou kunnen bedekken met een materiaal dat er ogenschijnlijk wel door was voortgebracht, maar dan wel op een ongebruikelijke plaats. Dat zou de manipulatie en de enscenering zowel valser als overtuigender maken en het uiteindelijke beeld nog dubbelzinniger. Die overweging bracht me ertoe om foto's te maken waarop gezicht en hals zijn bedekt door een laag haar aangebracht door een kapster. Wie goed kijkt ziet bovendien dat ik een spelletje speel met de verwachtingen van de kijker. Die verwacht, zoals in andere series, een zelfportret, een volgende Levi. In werkelijkheid heb ik drie stappen van mezelf af genomen: moeder, zus, onbekende. Ik ben het niet, in deze serie, maar door mijn oeuvre als geheel, blijf ik het toch.

Je hebt je werk tot nu toe uitgelegd in formele termen, dat wil zeggen in termen van vorm en de problemen en oplossingen die het gebruik van een bepaalde vorm met zich meebrengen. Het lijkt me echter moeilijk om het werk niet te voorzien van een psychologische of antropologische duiding. Je combineert bijvoorbeeld de levende huid van je gezicht en borst met dode materialen als tapijt en met materialen als fineer, die weliswaar dood zijn, maar niettemin zijn voorgebracht door processen van groei en leven. Opvallend is ook de combinatie van algemene, geometrische patronen en je eigen verschijning, die nu juist niet algemeen is, maar uniek en individueel. Er is nog meer dat de aandacht trekt en vragen oproept. Jijzelf bent het voortdurende onderwerp van je werk. Naarmate dat werk vordert is je verschijning echter anoniemer en onpersoonlijker geworden. Ik zou hier ten slotte ook nog kunnen wijzen op het feit dat je in The origin of the beginning in de weer bent met een aansteker, dus met een misschien bevrijdend of vernietigend vuur, terwijl de kamer en ook jouw verschijning is bedekt met een ogenschijnlijk verstikkend patroon van houten blokjes. Ook al ligt het er niet duimendik bovenop, je werk lijkt door de combinatie van materialen en vormen, die op zich niet zoveel vragen oproepen, de aandacht te vestigen op grote thema's als leven, de behoefte aan orde en controle en de dreiging van verstarring en anonimiteit die orde en controle met zich meebrengen. Zie ik dat juist of staan de grote thema's er eigenlijk buiten?
Zoals ik als zei, toen ik op de academie zat en in de eerste jaren daarna, deed ik dingen nog vrij onbewust. Ik ben nu zesentwintig. Mijn loopbaan als kunstenaar is in mijn ogen nog zeer pril. Aan de andere kant kan ik niet uit onder het feit dat het kunstenaarschap in de afgelopen vijf jaar mijn beroep is geworden. Ik kan het me niet veroorloven om niet bewust aan het werk te zijn. Over alles moet worden nagedacht. Omdat alles zo snel is gegaan en omdat mijn oeuvre nog betrekkelijk klein is, heb ik weinig kans gehad om na te denken over mijn drijfveren en de kern van mijn werk. Twee jaar geleden bedacht ik dat ik me daar toch een helder idee over moest vormen. Waar was ik in essentie mee bezig? Was dat performance? Was het alles zelf doen? Ging het om mij? Ik ben in een blok piepschuim gaan hakken om me een weg te banen naar het antwoord. Daar ben ik niet rechtstreeks bij uitgekomen. Ik bedacht dat ik mijn werk, hoewel ik er duidelijk een rol in speelde, altijd zover mogelijk buiten mijzelf probeerde te plaatsen. Was dat terecht? Die overweging heeft me vervolgens tot het inzicht gebracht dat ik mezelf moeilijk uit de weg kon gaan. Ik zou me moeten buigen over mijn eigen geschiedenis. Omdat mijn geschiedenis tot nu toe voor een belangrijk deel wordt gevormd door het maken van kunstwerken, moest ik die kunstwerken onder de loep nemen. Wat waren en zijn de motieven en fascinaties waaruit ze voortkomen? Dat is de weg die ik sindsdien ben ingeslagen: ik als project, dat wil zeggen, ik als kunstenaar. De grote thema's die je noemt, zijn, als ik terugkijk, in mijn werk inderdaad aanwezig. Omdat ik dat inzag heb ik ze veel bewuster een rol laten spelen in The origin of the beginning van 2011. Het gaat me om de zucht naar controle, de angst voor chaos en de schaduwkanten daarvan zoals verkramptheid en het verlies van jezelf. Dat zijn overigens niet alleen persoonlijke motieven. Het zijn even goed universele gegevens. Maar juist met zulke grote thema's moet je als kunstenaar oppassen. Je kunt ze niet rechtstreeks, niet letterlijk benoemen of met algemeen gekende symbolen een vorm geven. Dat zou voor mij althans geen geldig werk opleveren. Ik zei al, als je theatraal werk maakt, wordt het snel teveel. Iets kleins aanstippen kan daarom groter zijn dan grote thema's aanstippen.

Maar heb je dergelijke kleine dingen, die groot zijn, dus met andere woorden veelzeggend, al kunnen aanstippen?
Een beetje.

Hou je je in je werk bezig met de maatschappij of met politiek?
Nee, dat ga ik uit de weg. Ik wil dat mijn werk over vijftig jaar nog steeds aanspreekt. Als ik het te direct zou verbinden met de maatschappelijke actualiteit, dan zou dat de betekenis van mijn werk in de toekomst in de weg staan. Aan de andere kant is mijn werk niet helemaal los te koppelen van de manier waarop we nu leven of in ieder geval van de manier van leven van de mensen waarmee ik optrek. Als ik naar mijn ouders luister, die in de jaren zeventig net zo oud waren als ik nu, dan krijg ik wel eens de indruk dat ze maar wat deden. Ze leefden en zagen wel wat daarvan kwam. De mensen waar ik mee optrek, en trouwens ook ik, lijken veel meer na te denken over de keuzes die ze maken en de gevolgen daarvan. Dat is misschien verantwoordelijker dan de generatie waartoe mijn ouders behoorden, maar het brengt ook een zekere verkramptheid met zich mee.

Als student maakte je een nogal ambitieuze indruk. Je stak niet onder stoelen of banken dat het je bedoeling was om door te dringen in de kunstwereld, dat wil zeggen naam te maken als kunstenaar door te exposeren in goede galeries, in musea en op kunstbeurzen. Wat is voor jou het belang daarvan?
Als je zoals ik van je kunstenaarschap wilt leven, is een goede en actieve galerie die je werk naar internationale beurzen brengt onontbeerlijk. Exposeren in galeries en musea is bovendien belangrijk omdat daar de mensen komen die belangstelling hebben voor kunst, die erover praten en die er mogelijk over schrijven. Ik wil dat mijn werk aandacht krijgt en dat het bewaard wordt. Als je dat wilt is de kunstwereld het circuit waar je moet zijn. Voor de verspreiding van mijn werk heb ik trouwens ook andere wegen bewandeld. Mijn foto's zijn al vroeg via internet verspreid. Daar heb ik zelf bewust aan mee gewerkt door mijn werk op bepaalde sites te plaatsen en door een hele goede site te laten maken waar je mijn werk makkelijk kunt downloaden. Op die manier ben ik terecht gekomen in de wereld van de nieuwe media en dat is een ander verhaal dan de kunstwereld. Het aantal mensen dat mijn werk op internet ziet, is vele malen groter dan de aantallen mensen die een museum of een galerie bezoeken als ik daar exposeer. Een rol spelen in de wereld van de nieuwe media, het feit dat je werk over de hele wereld door grote aantallen mensen bekeken wordt, levert kansen op. Je wordt gevraagd voor tijdschriften, boeken, expositieruimten en door reclamebureaus. Het is niet altijd makkelijk om wat dat betreft de goede keuze te maken. Boeken en tijdschriften vind ik doorgaans geen probleem. Verzoeken om mijn werk te gebruiken voor reclame heb ik tot nu toe meestal afgeslagen, maar ik ben natuurlijk wel ingegaan op de uitnodiging van het Museum of Art and Design in New York. De curator van dat museum had mijn werk nog nooit in het echt gezien. Dat ik een uitnodiging kreeg was te danken aan het feit dat hij mijn werk was tegengekomen op internet. De mogelijkheden van internet lijken soms groter dan je zelf kunt bedenken. Er is een wereldwijd goed bekeken, Nederlandse trendwatcher die Nalden heet. Als internetondernemer biedt Nalden ook We Transfer aan, een gratis dienst om grote bestanden per e-mail te verzenden. De pagina's van die gratis dienst worden gevuld met reclames, maar die moeten wel esthetisch of artistiek van aard zijn. Nalden benaderde mij en vroeg of hij een foto mocht gebruiken van The origin of the beginning. Ik heb ja gezegd en dat is volgens mij geen slechte keuze geweest. Een Franse filmproducent zag mijn foto terwijl hij gebruik maakte van We Transfer en nam contact met me op. Ik ben nu gevraagd om een korte film te maken. Of het wat wordt, weet ik niet. Ik moet binnenkort aan de slag met een scriptschrijver. Maar afgezien daarvan kun je zeggen dat internet en het hele terrein van de nieuwe media de mogelijkheden bieden om als kunstenaar je werk te verspreiden buiten het kunstcircuit. Daar moet ik wel bij zeggen dat die mogelijkheden er voor mij liggen omdat ik foto's maak. Fotografie leent zich nu eenmaal meer voor verspreiding via nieuwe media dan bijvoorbeeld tekenen en daardoor levert het eerder bekendheid, geld en uitnodigingen op. Dat is eens te meer tot me doorgedrongen nu ik zelf twee weken heb gewerkt aan een houtskooltekening. Die tekening zal nooit zo snel op het internet circuleren als mijn foto's. Een tekening werkt alleen als je hem in het echt ziet. Dat betekent dat iemand die tekeningen maakt, veel meer is aangewezen op het kunstcircuit met alle, vooral financiële beperkingen van dien. Wat dat betreft zit de wereld niet eerlijk in elkaar.