Er hing op vrijdag 17 januari 2020 – de dag van de
opening van Jaap Kronemans tentoonstelling in Collectie De Groen – nogal wat
vocht in de lucht. Tegen een uur of vijf in de namiddag waren aan de horizon de
wolken richting aarde gezakt. De grote grijze wattenmuur werd aan de bovenrand rood
beschenen door de ondergaande zon. In de schemering leken de bomen van park
Presikhaaf plat als drukwerk en het mat rode fietspad oogde glanzend zwart. Boven
de Gelderse hoofdstad was sprake van een feeërieke atmosferische constellatie. Ergens
in mij sloeg een hamertje een grondtoon van verwachting aan. Een betere
gestemdheid voor de tentoonstelling van Jaap Kroneman verderop, in de
binnenstad, was er denk ik niet. Maar was dat genoeg om de betekenis ervan
deelachtig te worden?
Het was druk in de tentoonstellingsruimtes van Collectie
De Groen. In het openingswoord van Peter Jordaan, waarvoor ik te laat was, maar
dat was na te lezen in een gratis uitgereikte folder, werden de doeken van Jaap
Kroneman omschreven als werken zonder 'voorstelling en betekenis'. Dat is nogal
een uitspraak. Hoe moet je je dat voorstellen en waar zou het in het geval van
de tentoongestelde vijftien, uitsluitend in zwart en wit uitgevoerde doeken, in
kunnen schuilen?
Procedé
Het procedé achter het tentoongestelde werk lijkt af te
leiden uit de doeken zelf. Het uitgangspunt ervan is de krabbel, zoals mensen
die maken tijdens een telefoongesprek als ze toevallig een pen vasthebben en er
een stuk papier of de marge van een krant voor handen is. Kroneman maakt
dergelijke kleine motorische uitbarstingen met opzet. Dat heb ik hem zelf ooit
jaren geleden in een café vol overgave zien doen in een schriftje en gezegd
wordt dat hij er tegenwoordig een computer voor gebruikt. Ik neem aan dat hij
bepaalde krabbels selecteert en vervolgens gebruikt voor afbeelding op schildersdoek.
Dat afbeelden kan niet anders worden gezien dan als een gekunstelde procedure. Zo
te zien aan de niet verwijderde potloodsporen worden de lijnen van de krabbel
geprojecteerd op een doek en dan eerst met potlood nagetrokken. De lijnen
worden daarbij banen van verschillende, door de kunstenaar gekozen breedtes, in
een volgende stap ingevuld met gelijkmatige streken acrylverf.*
Van een handschrift of persoonlijke toets is in de tentoongestelde werken nergens sprake. Wat dat betreft is het getoonde werk consistent. Je ziet dat ze via een a-dynamisch proces van projectie, natrekken en het vlak inverven binnen de potloodlijnen tot stand zijn gekomen. En toch kun je de illusie van beweging moeilijk van je afzetten. Alsof de kunstenaar zelf nog zo-even met één ononderbroken, atletische beweging het gewrocht van lijnen op het doek heeft gezet. De deining en onrust, gewekt door deze illusie van beweging en verse verf, blijft hoe dan ook in het achterhoofd hangen en staat haaks op de museale statigheid die niet minder de aandacht vraagt. Er is overigens nog meer dat tegen elkaar wringt en daardoor visuele en mentale spanning oproept. De hier zo prominent uitgelichte krabbel is verbonden met noties van het terloopse, niet beredeneerde en impulsieve. Associaties met het onder- of onbewuste liggen voor de hand, maar staan haaks op het overduidelijk beredeneerde en zorgvuldig gecomponeerde karakter van het werk. De zwarte lijnen, of beter gezegd banen, expanderen vrijwel zonder uitzondering vanuit of rond een centrum en blijven op een evenwichtige afstand van de randen van het doek. Dit 'push and pull' van wat zich voordoet op het doek speelt op nog meer vlakken. Waar Jaap Kroneman vlak aangestreken banen van verschillende breedte naast elkaar gebruikt, ontstaat een daarmee contrasterende illusie van diepte en ruimtelijkheid. Je zou ook het gebruik van uitsluitend zwart en wit als een kwestie van 'push & pull' kunnen zien, net als hun rolverdeling: het wit als een onbegrensde en tijdloze uitdijing, het zwart als een daarmee contrasterende, tijdelijke gebeurtenis.
Wat je er ook in wilt zien, Jaap Kroneman maakt knap gebruik van de op zich beperkte middelen die de beeldend kunstenaar ter beschikking staan. Doet hij dat in deze tentoonstelling anders dan voorheen? Volgens mij is het antwoord zowel ja als nee.
Zelfverbetering
Na zijn afstuderen aan de Arnhemse kunstacademie, begin
jaren negentig, werkte Jaap Kroneman in de breedte. Je kunt amper een beeldend genre
noemen, of Kroneman zette het met begaafde nonchalance naar zijn hand. Hij viel
op door zijn neus voor doorgaans onopgemerkte alledaagse voorwerpen, materialen
en ontwerpen. Kroneman gaf ze losgeweekt uit de lelijke en onoverzichtelijke
werkelijkheid in zijn werk een ander bestaan en aura. Hij verhief ze uit hun
beperktheid en armoede. Voorbeelden daarvan zijn het letterlogo 'dreft' met
daar overheen een met spuitbus aangebrachte zigzaglijn in de tentoonstelling Roken
is heel belangrijk in 1995 in Galerie Van Gelder in Amsterdam. In dit kader
zou je ook zijn proppen vuilnis met tl-licht moeten noemen, zijn grafische werk
en zijn vleugel van matrassenschuim. Hoewel zijn werk naar eigen zeggen vaak
een persoonlijke aanleiding had, reikte Kroneman daar steeds bovenuit. Zijn
werk legde de vinger op het algemene en eigentijdse en had niettemin iets
tijdloos. Net als nu was het werk consistent. Of iets van Jaap Kroneman was,
was altijd duidelijk, en ook wat hij nooit zou maken. Kronemans werk was raak,
maar niet ambachtelijk; goed doordacht, maar niet theoretisch of academisch.
Het moest wel de vrucht zijn van een ononderbroken smaakoefening, een
esthetische slapeloosheid, waarbij van alles en nog wat werd uitgebeend om het
vervolgens te aanvaarden of over boord te zetten. Het kon niet anders of aan
Kronemans oeuvre lag een ongeschreven, intuïtief en onverbiddelijk programma
ten grondslag.
Vanwege dat laatste zou je Jaap Kroneman kunnen beschouwen als een modernist. Daarbij is het opmerkelijke dat hij een modernist is na het eigenlijke tijdperk van het modernisme en de schepper van een oeuvre dat op het eerste gezicht eerder op zichzelf staat dan dat het oogt als een afgeleide of aftreksel. Wat Kroneman als kunstenaar in mijn ogen eveneens tot een modernist maakt, is de onuitstaanbaarheid van zijn werk. Die onuitstaanbaarheid is in dit kader geen bijzaak. Eind jaren vijftig liet de baas van een banketbakkerij in de Arnhemse Roggestraat zijn jonge bakkersknecht Ad Gerritsen Le sacre du printemps van Igor Stravinsky horen. Gerritsen, nog niet de kunstenaar die hij later zou worden, vond het een vreselijke herrie. Ongelijk kon je hem niet geven. Hij moest er nog naartoe groeien. Modernistische kunst van betekenis is niet om aan te horen of niet om aan te zien. Daarachter schuilt, behalve een provocatieve, ook een functionele bedoeling. Net als de kunstenaar - die niet als modernist wordt geboren, maar boven zichzelf moet reiken om dat te worden - moet de toeschouwer of de luisteraar zichzelf veranderen en iemand worden met een betere en consequentere smaak. Hoe dat moet, hoe de andere mens moet worden ingevuld, en of dat überhaupt kan, is tot op heden grotendeels een raadsel en een recept voor ontgoochelingen. Maar hoe het ook zij, de opdracht is er en waarom zou je je daar dan niet aan overgeven?
Versmalling
Ik heb bij het werk van de eerdere Jaap Kroneman vaak het
gevoel gehad dat ik nog heel wat aan mijzelf moest sleutelen om de kwaliteit
ervan te waarderen. Hoe kwam ik ooit op dat niveau en had Kroneman zelf wel
zo'n scherpe en feilloze smaak als hij via zijn werk pretendeerde? Ik vroeg me trouwens
ook af of je, als je Kronemans werk waardeerde, je nog van andermans werk kon
houden en wat Jaap daar wel niet van zou vinden. Dat is bij de huidige
tentoonstelling in Collectie De Groen niet anders. Ik neem aan dat Kroneman
zelf niet helemaal op de hoogte is van zijn eigen ongeschreven, intuïtieve
programma. Hij kan er, denk ik, hoogstens achter komen wat er wel en niet
toebehoort door het proefondervindelijk uit te proberen. Kroneman heeft zijn
werkterrein tijdelijk versmald om iets dergelijks uit te proberen op het vlak
van de schilderkunst. Zijn bedoelingen zijn daarbij hetzelfde gebleven. Aan het
werk kleeft, net als voorheen, de onuitstaanbaarheid die vraagt om
zelfverbetering en groei. De in Collectie De Groen tentoongestelde werken zijn
zonder twijfel goed gemaakte schilderijen. Hun gelaagdheid wordt gemaskeerd
door een schijn van landerigheid, en hun hartstochtelijkheid gaat schuil achter
hun wat kille museale verschijning. Je moet als toeschouwer aan jezelf werken
om je gemakzucht en haast van je af te schudden. In die zin, en niet alleen in
die zin, komt het werk van Jaap Kroneman me voor als van betekenis. Waar en
door wat worden we nog opgeroepen om onze smaak en daarmee onszelf te
verbeteren? Je hoeft buiten de deuren van Collectie De Groen maar een paar
passen te verzetten om vast te stellen dat op bepaalde plaatsen de fluwelen
handschoen van het allemansdesign de luie volkswil streelt. In dat licht bezien
is er het een en ander in te brengen tegen de hierboven aangehaalde bewering
dat op de doeken van Jaap Kroneman 'voorstelling en betekenis' ontbreken. Met
het bovenstaande denk ik daar voldoende voor te hebben aangedragen.
* Volgens Jaap Kroneman is dit onjuist. Van projectie is geen sprake en Jaap Kroneman werkt met olieverf in plaats van acrylverf. De kunstenaar gebruikt ook geen potlood. Hij maakt met een kwast één doorlopende beweging op het doek. De aldus ontstane lijn of baan is ongelijkmatig. Daarom strijkt de kunstenaar de banen vervolgens met een kwastje aan, een bewerking die zeer tijdrovend is.
Collectie De Groen, Jaap Kroneman Monkey on a donkey paintings on the wall
* Volgens Jaap Kroneman is dit onjuist. Van projectie is geen sprake en Jaap Kroneman werkt met olieverf in plaats van acrylverf. De kunstenaar gebruikt ook geen potlood. Hij maakt met een kwast één doorlopende beweging op het doek. De aldus ontstane lijn of baan is ongelijkmatig. Daarom strijkt de kunstenaar de banen vervolgens met een kwastje aan, een bewerking die zeer tijdrovend is.
Collectie De Groen, Jaap Kroneman Monkey on a donkey paintings on the wall