Onderwerp: Ricardo
van Eyk over zijn werk
Auteur: Peter
Nijenhuis
Datum gesprek: 10 september 2016
Ricardo van Eyk (Utrecht 1993) studeerde deze zomer af
aan de afdeling Fine Art van de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht en is
inmiddels als deelnemer toegelaten tot De Ateliers in Amsterdam. Zijn werk
maakt deel uit van de tentoonstelling Ernstig
Geschikt 2016 die tot en met 25 september is te zien in de ruimte van Studio Omstand in Arnhem.
Hoe zou je jezelf
willen omschrijven? Niet als fotograaf of schilder en ook niet als iemand die
installaties maakt, vermoed ik, maar hoe dan wel?
Als ik die vraag dan toch moet beantwoorden, zou ik
zeggen dat ik vooral als schilder kijk en werk. Het nadeel van zo'n uitspraak
is dat je jezelf in een bepaald kader plaatst en zo'n kader is dan weer net
iets te nauw. Er is behalve de schilderkunst meer wat mijn werk een richting
geeft. In Arnhem kreeg ik van Studio Omstand de beschikking over een smalle
hoge ruimte. Die ruimtelijke eigenaardigheid wilde ik gebruiken en benadrukken
door een hoge wand voor en langs de muur van de ruimte te bouwen. Bij de
uitvoering van de wand liet ik me leiden door iets waar ik bij toeval tegenaan
liep op een bouwplaats niet ver van de tentoonstellingsruimte. Bouwvakkers hadden
het metselwerk, dat nog niet helemaal klaar was, ingepakt met transparant
plastic dat overal scheuren vertoonde. Zoiets, dat transparante en gescheurde,
heeft in mijn ogen een onbedoelde schilderkunstige kwaliteit en die heb ik
proberen te vatten in mijn wand in de tentoonstellingsruimte. Die wand is
gemaakt van transparant plastic en het plastic is op sommige plaatsen
weggescheurd om uitzicht te bieden op de muur van de tentoonstellingsruimte,
het luik en de architectuur buiten als het luik is geopend. Bij de wand heb ik
twee schilderijen uitgekozen en een tape-bal, een bal gemaakt van de tape die
ik gebruik bij het schilderen en die ik vervolgens verwijder en verzamel.
Ruimtelijke of beeldhouwkundige overwegingen en zaken die naar het schilderen
als proces verwijzen, spelen bij het tot stand komen van mijn werk dus wel een
rol. En toch voert de benadering vanuit de schilderkunst de boventoon en draait
het om schilderkunstige kwaliteiten zoals diepte, gelaagdheid en transparantie.
Je hebt ooit
verklaard dat de dingen die je dagelijks ziet voor jou een aanleiding vormen om
werk te maken. Je fotografeert met name de hedendaagse industriële omgeving, het
technotoop zoals dat tegenwoordig
heet, en de al of niet opzettelijke, menselijke ingrepen daarin. Je foto's
vormen vervolgens een vertrekpunt voor het maken van je werk. Dat alles doe je
niet vanuit je huiskamer, neem ik aan, je moet erop uit. Kun je vertellen wat
voor tochten je maakt en waar je naar op zoek bent?
Wandelingen door de stad zijn voor mij altijd belangrijk
geweest, vooral wandelingen over industrieterreinen en door buitenwijken. Ik heb
op mijn wandelingen vrijwel altijd een camera bij de hand. Wat ik zoek, zijn
vormen van onbedoelde schilderkunst en dat kan van alles zijn, van een
toevallige vlek op de stoep tot het lelijke logo van een aannemer op een busje.
Hoe verwerk je wat
je tegenkomt op straat en de foto's die je daarvan maakt in je werk? Dat is,
neem ik aan, geen kwestie van een rechtstreekse vertaling.
Wat ik tegenkom, de onbedoelde schilderkunst waar ik het
over heb, kan me op een of andere manier treffen. De jeugdige rebellie van
sommige graffiti vind ik een zeer interessante kwaliteit. Een vandalistische
kras of een haal kan een enorme snelheid, kracht en lust uitdrukken. Ik
denk dat het in de kunst altijd gaat om emotie, maar niet op een platte en
directe manier. Emotionaliteit op zich spreekt me als schilder niet aan. Wat ik
zoek zijn sterke beelden, beelden die op een niet-hoogdravende manier
veelzeggend zijn en geladen met een intentie. Dat wil ik me als schilder toe-eigenen,
maar in de schilderkunst kun je niet zomaar je gang gaan. Als je op een
kunstacademie zit kijk je naar kunst. Dat spreekt, denk ik, voor zich. Je bent
een groot deel van je dag bezig met kijken naar kunst en met kijken sowieso. En
door te kijken ben je niet meer vrij. Op de afdeling Fine Art van de HKU heb ik
aanvankelijk naar aanleiding van mijn foto's objecten gemaakt, want op foto's
staan nu eenmaal veel objecten. In mijn objecten speelden schilderkunstige zaken
als kleur, textuur en compositie een dermate grote rol, dat ik uiteindelijk besloot
om die aspecten, die me fascineerden, op het platte vlak te onderzoeken. Om de
kwaliteit en de kracht te bereiken die ik op straat zag, ben ik gaan werken op
paneel en met rollers, spuitbussen en lakken. Tegenwoordig gebruik ik ook
plaatstaal en sinds kort aluminium, want plaatstaal is in je eentje bijna niet
te tillen. De metalen panelen bewerk ik onder andere met een slijptol.
Een van je hulpmiddelen is een Super Soaker die je zo hebt verknutseld dat je er verf mee kunt spuiten.
Die Super Soaker, en trouwens ook de slijptol, is een
middel om de controle kwijt te raken. Je komt voor verrassingen te staan. Met een
Super Soaker kun je geen nette lijnen trekken. Het spettert nogal en zorgt voor
rotzooi. Schilderen is voor mij een kwestie van regie. Je moet de zaak strak in
de hand houden want er moet uiteindelijk een veelzeggend en krachtig beeld uit
je handen komen. Dat laatste bereik je paradoxaal genoeg alleen als je toeval
en chaos een rol laat spelen. Je moet op bepaalde momenten op een
gecontroleerde manier de regie uit handen geven en dan weer terugnemen.
Ik heb als student gedaan wat waarschijnlijk iedere kunststudent
doet: kijken naar het werk van kunstenaars als Imi Knoebel, Gerhard Richter en
Sigmar Polke. Bij Polke zie je een geniaal materiaalgebruik. Die man heeft echt
alles op een doek gesmeerd en toch is het resultaat steeds helder en
overtuigend. Net als bij Richter lijken chaos en beheersing in volmaakte
balans. Bij Richter staat tegenover de uiterst academische en planmatige opzet
en de seriële uitvoering het gebruik van bijvoorbeeld de rakel. Ik kijk ook met
verbazing naar het werk van Ellsworth Kelly en de manier waarop hij van zoiets
eenvoudigs als een platgedrukt koffiebekertje een magistraal shaped canvas
maakt. Hoe kom je met je eigen werk in de buurt van dat soort kunstenaars? Ik
ben er nog niet, denk ik.
Stel je, als je
werk maakt, vooraf bepaalde regels op, zijn er bijvoorbeeld dingen die je
absoluut niet doet en dingen die je juist wel doet?
Ik kan de regels die ik hanteer niet zomaar onder woorden
brengen. Ik zei al, als je veel kijkt en veel naar kunst kijkt, ben je niet
meer vrij. Als je het hebt over vooraf opgestelde regels zoals conceptualisten
die gebruikten, regels waar ze bij de uitvoering strikt aan vasthielden, dan
moet ik zeggen dat ik zulke regels niet hanteer. Bepalend voor mijn werk is
vooral het uitgangspunt. Ik wil, dat zei ik al, in mijn werk de kwaliteit
vatten die ik in sommige gevallen in de buitenwereld tegenkom. Maar omdat ik
dat wil doen in het kader van de schilderkunst en met de middelen van de
schilderkunst en omdat ik ruimte geef aan het toeval, kom ik voor onvoorziene
toestanden en problemen te staan. Die zijn voor mij ook vaak een aanleiding om
weer nieuw en ander werk te maken. Mijn manier van werken houdt het werken vanzelf
gaande. Het is nooit af.
In 1969 schreef
Sol LeWitt in zijn Sentences on
conceptual art: 'Conceptual artists are mystics rather than rationalists.
They leap to conclusions that logic cannot reach.' Nu ben je wel geen
conceptuele kunstenaar zoals LeWitt en is die uitspraak van LeWitt misschien een
beetje plechtstatig. Maar niettemin, zie je daar wat in, de kunstenaar als
mysticus die tot conclusies komt die men op een logische wijze niet bereikt?
Ik ben het er ergens wel mee eens. Beeldende kunst die ertoe
doet, heeft een kwaliteit die niet of moeilijk onder woorden is te brengen. Je
kunt in die gevallen alleen maar zeggen hier gebeurt iets, wat niet is uit te
spreken, maar wat je wel kunt voelen door te kijken. Ik ben het eens met wat
Henk Visch ooit verklaarde in een documentaireserie die Hollandse Meesters heet. Visch zei, als ik het me goed herinner,
dat het zijn doel was om het beeld te bevrijden van de taal. Je moet kijken en
leren kijken. Kijken als bezigheid en doel op zich wordt ondergewaardeerd. Het
staat te vaak in dienst van verbale analyse en duiding. Het is daar als bijzaak
ondergeschikt aan. Je begrijpt dat ik het daar net als Visch niet mee eens ben.
Sol LeWitt
verklaarde bij een andere gelegenheid overigens nog iets anders: 'The serial
artist does not attempt to produce a beautiful or mysterious object but
functions merely as a clerk cataloguing the results of his premise.' Wat denk
je daarvan, gaat het jou wèl om mooie en mysterieuze objecten?
Nee, niet zomaar. Er is een verschil tussen kunst en
kitsch. Als je mooie en mysterieuze dingen wilt maken, richt je je naar een
vooropgezet idee of beeld. Dat is kitsch. Kunst komt voort uit onderzoek. Dat
onderzoek hoeft niet te leiden naar dingen die het oog in eerste instantie
zonder meer plezieren. Je moet voor jezelf bepalen of wat eruit je handen komt
kwaliteit heeft en of je het aan anderen wilt laten zien.
Website: http://www.ricardovaneyk.nl/
Tumblr: http://ricardeaux.tumblr.com/