maandag 29 oktober 2018

JEROEN JONGELEEN: #BEELDENPARK_PRESIKHAAF


Jeroen Jongeleen, Perspectiefcorrectie, 2015
Categorie: interview / Onderwerp: Jeroen Jongeleen over zijn werk, het project #beeldenpark_presikhaaf en Motel Spatie in Arnhem / redactie: Peter Nijenhuis /oktober 2018

#beeldenpark_presikhaaf is een meerjarig project van kunstruimte en residency Motel Spatie. Het project houdt zich bezig met de positie van de kunst in de hedendaagse publieke ruimte en spitst zich voor een deel toe op de in de jaren zestig gebouwde Arnhemse nieuwbouwwijk Presikhaaf. Op 16 november start onder de naam #beeldenpark_presikhaaf een programma dat terugkijkt op de activiteiten van het afgelopen jaar en de afronding is van een nieuwe reeks interventies en acties van een internationaal gezelschap kunstenaars. Aan dat laatste leveren naast vele anderen de kunstenaars Philippe van Wolputte (Antwerpen), wildsnoeier Olivier Scheffer (Rotterdam), Jeroen Erosie (Eindhoven), Akim (Berlijn) en Adams (Stockholm/Berlijn) een bijdrage.
 Een van de initiatiefnemers van #beeldenpark_presikhaaf is de Rotterdammer Jeroen Jongeleen die al voor hij in 1994 afstudeerde aan de AKI in Enschede als kunstenaar de stad en de straat als zijn werk- en expositie terrein verkoos.

Als je, zoals jij, al zo lang bezig bent met de stad en de straat, dan moet je daarvan houden lijkt me. Je moet om te beginnen een wandelaar zijn, want autorijders kijken alleen naar de weg, en je moet er in je jeugd ook een smaak voor hebben ontwikkeld. Is dat zo?
Jeroen Jongeleen, Gold 2008

Er van houden zou ik niet zeggen. Het is eerder onontkoombaar en als zodanig heb ik er mee leren omgaan. Kunst is daarbij mijn weapon of choice, om het in goed Hollands te zeggen. Ik ben geboren in 1967. Mijn eerste bewuste stappen maakte ik zo'n beetje in het midden van de jaren zeventig. Ik groeide op in Paramaribo. Toen ik met mijn ouders terug ging naar Nederland, kwam ik terecht in een Apeldoornse nieuwbouwwijk, met van die geschakelde doolhofstraatjes. Een plek zonder eigen karakter: drie standaard soorten bomen, vier soorten struiken en een kunstwerk van cortenstaal op het talud langs de toegangsweg. Na Paramaribo, en de omgeving van die stad met zijn rijke natuur, was dat nogal een verandering, een cultuurschok die me is bijgebleven. In Nederland zag ik hoe de stad om ons leven heen wordt bedacht, ontworpen en verbeterd voor een optimaal effect. De stad en zeker mijn huidige thuishaven Rotterdam is desondanks veelzijdig en complex. Ik heb de stad leren haten en liefhebben tegelijkertijd, met de kunst als referentiepunt. Of het nu om graffiti ging of grote objecten, reclamebillboards of nieuwe architectuur. Er is niets zo mooi, niets is zo'n openbaring, als je zwervend door een stad verplaatsen. Dat deed ik vroeger, maar nu niet minder. Te voet, hardlopend, met de fiets, auto en meer. Elke manier van verplaatsing biedt weer een nieuw gezichtspunt.

Jeroen Jongeleen, Ghost 2010
In de jaren negentig beheerde je in Rotterdam een gastatelier van het Wilde Weten en een begon je stickers te plakken in de stad. Waar kwam dat uit voort?
Toen ik in de jaren negentig in Rotterdam ging wonen, raakte ik betrokken bij kunstenaarsprojecten en initiatieven. Ik maakte kennis met mensen, werd deel van een netwerk en samen sta je sterk. Ik zwierf alleen of met anderen overdag en 's nachts door de stad, een soort Klein Duimpje in een vreemd bos waar ik mijn stickers achterliet. Voor mij was dat een poëtische daad van verzet, hoe klein ook. Op marginale plekken waar de commercie geen interesse in toonde, zag ik een nieuw podium voor vrije geluiden. Ik verspreidde stickers met teksten of eenvoudige grafische tekens die in zwartwit een geuzenstem lieten horen in een stad die zich juist in die tijd sterk commercieel ontwikkelde. De openbare ruimte, die voorheen werd beheerd door de overheid, werd door die overheid in de jaren negentig in rap tempo weggegeven voor commerciële exploitatie. Dat de oude VVV-toeristeninformatie in die tijd werd omgedoopt tot Citymarketing was een veeg teken. Ik vroeg me af of de kunst in dat sterk veranderende stedelijke landschap een rol kon spelen; een andere rol dan die van de geijkte 'stadverfraaiing'. De kieren en de nog niet door de commercie ingenomen tussenruimten van de geprivatiseerde stad, dàt was voor mij het betere podium voor de kunst. Stickers waren voor mij het gereedschap om ook anderen op de mogelijkheden van dat podium te attenderen. Dat bleef niet zonder effect in mijn ogen. Vanaf pakweg 1990 greep het stickeren in Rotterdam om zich heen, Het dynamiseerde het straatbeeld en rond 2000 was het hek van de dam. In 2002 heb ik in De Appel in Amsterdam nog een groot collectief stickerproject georganiseerd om ook die stad open te breken als stickerlandschap.

In 2002 startte je The Art of Urban Warfare. Kun je uitleggen wat dat inhield en was het idee erachter, met name de sociale component ervan, verwant aan je eerdere stickerprojecten?
The Art of Urban Warfare, afgekort, AOUW kreeg zijn vaste vorm in 2003 toen ik naar Parijs vertrok. Het was de tijd van de Amerikaanse inval in Irak en de grote protesten. Er waren meer motieven achter de start, maar ik vond het vooral een grappig idee een soldaatjes-project te bedenken. Ik schreef een tekst die eruit zag als gebruiksaanwijzing van een spel. 'Verzamel soldatenfiguren uit kranten of historisch materiaal en knip deze als silhouet uit in een stuk karton. Voeg een ovaal toe aan de voeten zodat het duidelijk speelgoedsoldaten lijken en spuit het silhouet vervolgens in een van de drie spelkleuren: groen, blauw of bruin'. Die spelregels hadden natuurlijk iets weg van Sol LeWitts conceptuele kunstregels, maar net als het stickeren kun je AOUW zien als een uit de graffitibeweging voortgekomen variant van street art. Parijs was een van de belangrijke startpunten van deze nieuwe beweging en ik zat er midden in met mijn stickertjes en andere interventies en projecten die ik organiseerde. Het anonieme karakter van The Art of Urban Warfare was belangrijk. Weg van de 'fame' en ego van de klassieke graffiti. Het ging over geschiedenis onder andere, maar de stad als speelbord presenteren was de kern. In plaats van wat de bestuurders ervan probeerden te maken via regelgeving in hun ongebreidelde neoliberale hang naar privatisering van de publieke ruimte en hun jacht op het grote geld. The Art of Urban Warfare was voor mij ook vooral een antwoord op die uitverkoop van de straat aan commerciële partijen en tegelijkertijd de inperking van de gewone dagelijkse omgang van de burger, de passant, met zijn omgeving. Algemene Politie Verordeningen werden er in die tijd in veel steden doorgedrukt: er mag sindsdien niet meer gestoepkrijt worden op straat. Niet in een boom klimmen. Je mag na zonsondergang geen stift of sticker op zak hebben. Verboden wild te plakken. Sporen achterlaten verboden. 
Het aardige is dat The Art of Urban Warfare zich explosief verspreidde. Na de eerste publicatie van de spelregeltekst, online en in een paar buitenlandse tijdschriften, ging het als een lopend vuurtje. Ik kreeg beelden binnen uit Mexicostad, Kuala Lumpur, Oslo en Johannesburg. The Art of Urban Warfare was een mondiaal soldaatjesfeest. Als je nu, vijftien jaar later, naar Kreuzberg in Berlijn gaat, zie je nog steeds verse sjablonen op de muren. Het spel werd net als het stickeren opgepakt door anderen, wat ook de bedoeling was. Het ging zijn eigen leven leiden en werd een autonoom ding. Net als het stickeren was AOUW bedoeld om anderen te prikkelen de stad te zien en te gebruiken als een vrij podium. Lol, fun, speelt wat mijn betreft trouwens ook een rol. In de afgelopen tijd ben ik bezig geweest met wat rekenwerk op straat. Sommen, eenvoudige IQ-testen, dat soort dingen. Ik heb grote lol bij de gedachte dat een passant ondanks zijn haast om niet te laat te komen op zijn of haar werk, even stopt om een foto te maken van een stom sommetje op een stinkend achtergelaten matras, om dit daarna in alle rust op te lossen in de baas z'n tijd.

In 2015 ben je hardlopend van Rotterdam naar Berlijn gereisd. Inmiddels gebruik je dat hardlopen om paden en figuren uit te lopen in het veld en trouwens ook in hopen zand en bergen bouwafval. Laten we het hebben over die zogenaamde olifantenpaden en de figuren die daarbij ontstaan in het open veld. Dat heeft sinds Richard Long een traditie. Gebruik je die traditie om er iets aan toe te voegen?
Jeroen Jongeleen, Running shape 2013
Ik zie het meer als een update. Uiteindelijk is natuurlijk alles al honderd keer gedaan door anderen. En beter. Ik zie het deels als een ode aan de kunst van die oude mannen. Aan de spirit van de jeugd van die tijd. Maar dat was toen. En nu is nu in de eenentwintigste eeuw. Waar Richard Long destijds de stad de rug toekeerde en romantisch de wilde natuur in trok om daar zijn tekeningen te maken, moeten wij het tegenwoordig hebben van veredelde stadsparken en kunstmatige natuurreservaten. De natuur als toeristisch landschap. Zelfs op de meest afgelegen plekken op aarde zijn we 'connected' met de stad en wordt er tegelijkertijd een condensstreep boven ons hoofd getrokken door een vliegtuig van A naar B. De ongerepte natuur van Richard Long is niet meer. Er is louter cultuurlandschap. De stad is overal. Al wat mij rest is gehaast een parcoursje doen in het stadspark om de hoek. Maar niet met minder commitment. De moeite die het kost om een kunstwerk te maken, een schilderij, een tekening, een beeld, is niet minder dan vijftig of honderdvijftig jaar geleden. Naar Berlijn rennen, en een paar maanden ervoor in 24 uur naar Brussel hollen vanaf mijn atelier (om de afstand fysiek te maken tussen het ontwikkelde idee in mijn atelier en de galerie waar het gepresenteerd werd), vergde een vergelijkbare voorbereidingstijd en moeite als het werk dat Géricault tweehonderd jaar geleden moest doen om zijn Vlot van de Medusa te maken. Een vierkant achterlaten in het gras kost mij zo'n negen uur hollen wat neerkomt op zo'n tachtig kilometer aan moeite. 

In Presikhaaf ben je betrokken geraakt bij Motel Spatie en ben je je onder meer gaan bezighouden met de bedreigde beeldende kunst in de wijk. Hoe kwam je daarbij?
Toen ik twee jaar geleden naar Arnhem kwam, was de sfeer, de lading van de omgeving rond Motel Spatie niet te missen. De flats en het in de jaren zestig gebouwde winkelcentrum Presikhaaf, waar ook Spatie onderdeel van is, dragen ondanks de zoveelste renovatiegolf nog steeds die oorspronkelijke wederopbouwspirit. Ik kom uit Rotterdam en er zijn bergen overeenkomsten met die wederopbouwstad, dus ik herkende in Arnhem veel. Ook in Rotterdam lagen tot niet zo lang geleden de oude naoorlogse openbare kunstwerken onder vuur.
 Toen Winkelcentrum Presikhaaf vorig jaar op de schop ging en aan de achterzijde een overwoekerd, vergeten kunstwerk uit de jaren tachtig op het punt stond gesloopt te worden, werd Spatie door de aannemer benaderd met de vraag 'of we er nog iets mee wilden'. Anders zou het in de container verdwijnen. Het ging om een enorm ruimtelijk werk van marmer dat uit twee delen bestond. Een soort sculptuur van geometrische vormen en een groter deel dat uit marmeren platen bestond en meer een platform van vlakken leek. Het moest wel binnen een uur weg zijn. Een deel van het werk is toen met hulp van de slopers uitgegraven en verplaatst naar een klein hondenpoepveldje om de hoek. De hele verplaatsingsoperatie werd het redden van kunst als guerrillakunst. Het kunstwerk staat er nu best goed eigenlijk. Honden ook blij. De rest van het kunstwerk kon op zo'n korte termijn niet meer worden gered en daarmee is dat ene verplaatste en geredde deel de enige overgebleven link met wat eens was. Maar tegelijkertijd was er wel een nieuw werk mee geboren. Een paar weken ervoor plaatste een vriend van mij een groot werk tijdelijk buiten omdat hij er even geen opslag voor had. We besloten om dat werk van die vriend te verplaatsen naar het naast winkelcentrum Presikhaaf gelegen Park Presikhaaf. Samen met dat verhaal van die verplaatsingsoperatie was dat de aanleiding voor de jump-start van #beeldenpark_presikhaaf. De kern ervan is: kunstenaars uitnodigen om nieuw werk te maken dat reflecteert op wat was of wat zou kunnen zijn. Iets te zeggen over de plek die kunst vandaag de dag in zou kunnen nemen. Min of meer gelijktijdig was Marc van Elburg van de Zinedepo in Spatie gestart met zijn onderzoek naar de parasiet als fenomeen en als een metafoor of concept om te werken aan de relaties tussen de Zinedepo, Motel Spatie en de buitenwereld. Dat resulteerde onder andere in een tekst die naadloos aansloot bij de uitgangspunten van #beeldenpark_presikhaaf en daarmee een belangrijk kader bood voor het gehele project.

Kees Westerveld
Een van de dingen die in het kader van #beeldenpark_presikhaaf worden ondernomen is het gebruiken van zogenaamde 'rest ruimtes' in de wijk. Kun je uitleggen wat daarmee wordt bedoeld?
Alles is tegenwoordig 'beplannoloogd' en ingevuld. Het moet ook allemaal na verloop van tijd weer herzien worden en op de schop. De marge die er is, moet worden opgevuld en her-designed, klaar voor weer nieuwe tijden en aangepast aan verse ideeën en reguleringen. Met 'restruimtes' bedoel ik de kieren die ondanks alles ontstaan als er weer eens nieuwe modellen over oude structuren worden gelegd. Zulke restruimte zijn een vluchtstrook voor de kunst, voor het vrije geluid, het onaangepaste commentaar. Een ruimte voor de voetnoot. Omdat de werken in restruimtes tot stand komen zonder het openbare pad te belopen, zonder bemoeienis van buitenaf en dus ook buiten het officiële vergunningen- en inspraaktraject, moet je als kunstenaar voorzichtig te werk gaan. Het is niet de bedoeling op andermans tenen te trappen of mensen tegen je in het harnas te jagen. Met het oog daarop zoek je voor het werk een plek waar het niet stoort, die bescherming biedt en waar het werk, tijdelijk of niet, en hoe dan ook ongevraagd, in zijn omgeving past en na verloop van tijd iets vanzelfsprekends zou kunnen worden.

Kun je iets zeggen over de projecten die de kunstenaars in het kader van #beeldenpark_presikhaaf gaan uitvoeren?
Philippe van Wolputte
Op 16 November gaat de tentoonstelling van start die een beeld geeft van wat er zoal heeft plaatsgevonden in de afgelopen maanden. Het is een retrospectief zou je kunnen zeggen. Ik kan er nog niet zoveel over vertellen. De interventies in de openbare ruimte moeten niet al te opvallend plaatsvinden en ik wil de deelnemende kunstenaars niet in de wielen rijden. Een van de werken bevindt zich op een vergeten groenhoek. Het is van Philippe van Wolputte, een ruïne van wat ooit een Japans pretpark uit de jaren tachtig had kunnen zijn en dat het einde der tijden lijkt aan te duiden. Naar dit verscholen werk neem ik kleine groepen mensen mee.
De Berlijner Akim werkt aan een portret van strijdlustige mensen die zijn pad kruisen in de wijk Presikhaaf. Geboeid door hun verhalen vangt hij hen in beeld.
Jeroen Erosie bouwt, vanuit het perspectief van de contemporaine 'vandalist', op dit moment verder aan de ornamentele beeldtaal van twintigste-eeuwse modernisten. Je kunt het zien als een hybride ode aan het wederopbouw-beton dat uiteindelijk de graffiticultuur voortbracht. Jeroen Erosie werkt doorgaans plat - muurschilderingen en grafiek – maar in het kader van #beeldenpark_presikhaaf presenteert hij zijn eerste sculpturale werk. Het zal in een andere groenstrook aan een andere kant van de wijk belanden, tussen een paar zestig jaar oude bomen, alsof het er al jaren stond. Bijna af, maar nog net niet ver genoeg om er een geheel boek over open te doen. In de tentoonstelling krijgt naast de Parasite zine ook het project Vector&Golf van Marc van Elburg /de Zinedepo een plek. Het is een sticker die via augmented reality een hele wereld in zich draagt. Een eigen virtuele tentoonstellingsruimte waarin een wereld van groepstentoonstellingen schuilt, verborgen achter een sticker op een stroomkastje.
 Influenza realiseerde al een aantal werken in Presikhaaf, waarbij bestaande wederopbouw kunst werd gedupliceerd of uitgegraven om vervolgens elders een veiliger plek te vinden. Adams maakt in het kader van #beeldenpark_presikhaaf geen concreet fysiek werk in de buitenruimte, maar belegt een besloten conferentie waarin van gedachten zal worden gewisseld over de vraag of kunstenaars door hun interventies – ongewild en in weerwil van hun eventuele subversieve bedoelingen – bijdragen aan de versnelling van het monster dat gentrificatie heet. Elke scheet die een kunstenaar maakt, voegt nieuwe voeding toe aan een verdere uitbouw van de kloof tussen arm en rijk, waarbij kunst louter als smeermiddel dient voor toerisme en waardevermeerdering van onroerend goed, privaat eigendom en beleggersbelang.
 Verschillende snellere, tijdelijke werken zijn daarnaast gemaakt door allerhande gastkunstenaars. Teveel om zo maar even te beschrijven. Kom gewoon lekker langs op een van de vrijdagen. De tentoonstelling zou tot begin januari lopen, maar is nu al wegens succes verlengd tot 25 januari 2019!

Jeroen Jongeleen, 
Meneer Vandalen Wacht op Antwoord 2017
Hoe reageren de bewoners van de wijk?
Ha! Geen idee, maar de berichten die tot me komen zijn meestal eerst boos, of op zijn best onverschillig. Daarna lijken mensen te wennen en uiteindelijk vindt er dan toch vroeg of laat hechting plaats. Maar eerlijk gezegd, daar doen we het niet voor. Het bedenken, produceren en uiteindelijk publiek maken van een kunstwerk is wat mij betreft geen sociaal project, maar een individuele uiting van de kunstenaar. De kunstenaar geeft een vorm aan zijn of haar beeld van de tijd waarin we leven en zijn of haar kijk op de tijdsgeest. Een gift, van de een aan de ander. Juist daarom gaat het me aan het hart dat er zo achteloos met werken uit een niet eens zo oud verleden wordt omgesprongen. Die werken kunnen zich niet verdedigen. Er zijn mensen en instanties verantwoordelijk voor, maar die nemen ze klaarblijkelijk niet in bescherming. Het zegt iets over het gemak waarmee dingen terzijde worden geschoven. Wat volgens mij dan weer iets zegt over hoe we meer in het algemeen met onze omgeving en waarden omgaan. In de stad van nu is de modernistische vooruitgangs- en verheffingsgedachte ver te zoeken. Motel Spatie reflecteert door middel van #beeldenpark_presikhaaf op wat geweest is en, hoewel soms letterlijk verdwenen, toch nog in de lucht hangt. Zijn dat zaken die als waarde van betekenis zijn voor de toekomst? Hoe zou het ook kunnen?

Website Jeroen Jongeleen
Website Motel Spatie