Categorie: interview/ Onderwerp: Mareius Lut over zijn werk / Auteur: Peter Nijenhuis/Datum gesprek: 4 mei 2018
Je wordt wel eens
betiteld als schilder. Die term dekt niet helemaal de lading volgens mij.
Hoewel je je ogenschijnlijk concentreert op schilderkunst lijkt dat om visueel
in te werken op wat er buiten ligt, maar daarover later. Laten we het eerst
hebben over de schilderkunst. Je beperkt je tot zeer essentiƫle zaken van het
schilderen: het doek, het raam, de verf en dergelijke. Waarom die beperking?
Nadat ik van de Koninklijke Academie was gestuurd heb ik
bewust gekozen voor het schilderen. Ik ontwikkelde al doende een
minimalistische vormtaal. Gezien de aard van die vormtaal was het logisch om
mezelf een aantal regels op te leggen. Ik richtte me op de fundamentele
gegevenheden van het schilderen, niet om me te beperken, maar om me in bepaalde
zaken te kunnen verdiepen.
Toch lijkt je
onderwerp als kunstenaar niet het schilderen op zich. Je gebruikt in je
schilderijen allerlei onvolmaakte zwarte en witte vlakken en hoeken. Is het
juist om die vlakken en hoeken te zien als een geabstraheerde en platte
vertaling van ruimtelijke gegevens als de hoek, het horizontale en verticale
oppervlak, en de licht- en schaduwpartijen die zich in concrete ruimtes
voordoen?
Je zou het op die wijze kunnen zien. Laat ik
vooropstellen dat mijn schilderijen geen rechtstreekse vertaling zijn van
concrete architectonische zaken. Ik sta niet naar een luifeltje of een
raampartij van een of ander gebouw te kijken om dat vervolgens te transponeren
in het platte vlak. Je kunt beter stellen dat mijn schilderijen, vlak als ze
zijn, niettemin ruimtelijkheid suggereren. Die suggestie ligt ook in de aard van
de minimalistische vormtaal.