maandag 25 januari 2016

MARK VAN OVEREEM: IK BEN NOG LANG NIET KLAAR

Categorie: interview
Onderwerp: beeldend kunstenaar Mark van Overeem over zijn werk
Auteur: Peter Nijenhuis
Datum gesprek: 20 januari 2016

Mark van Overeem (Houten 1970) studeerde in 1995 af aan de Koninklijke Academie in Den Haag. In 2015 trok hij de aandacht met zijn tentoonstelling A Wish in Return in GEM/Gemeentemuseum Den Haag.

Je werk lijkt een vermenging van belofte en misleiding. De toeschouwer is ogenschijnlijk niet langer aangewezen op één enkel punt van waarneming en één paar ogen, maar in staat om te kijken vanuit meerdere standpunten met meerdere paren ogen. Tegelijkertijd verleid je de toeschouwer om constructies die bestaan uit heterogene elementen als abstracte, grafische lijnen, illusoir-realistische voorstellingen en concrete objecten, in een eerste opwelling op te vatten als een naadloze eenheid. Je werk confronteert de toeschouwer met het verlangen om zichzelf te ontstijgen, maar niet minder met zijn of haar eigen lichtgelovigheid en de onbetrouwbaarheid van de waarneming. Moet ik daaruit opmaken dat het je gaat om dat laatste, de waarneming?
De menselijke waarneming is een onlosmakelijk deel van mijn werk, maar het is zeker niet het enige. Een belangrijke rol speelt voor mij ook herkenning, al klinkt dat misschien vreemd. Ik denk dat iets zien in veel gevallen een herkennen is. Als ik in mijn werk twee werelden of ruimtes verbind, de ruimte waarin ik of een toeschouwer zich bevindt en de illusoire ruimte van de foto of de spiegel, dan ga je naar mijn overtuiging een grens over en dat herken je. Je weet wat het is, ook al kun je het niet zomaar benoemen. Mijn oma had vroeger een kaptafel met in het midden een spiegel en aan weerszijden daarvan panelen met spiegels. De panelen kon je bewegen, zodat je jezelf, de kaptafel en de kamer eindeloos weerspiegeld zag. Als kind heb ik vaak met die kaptafel gespeeld. De eindeloze weerspiegelingen bezorgden me een gevoel van verrukking. Ik herinner me dat ik in de eindeloosheid ervan wegzweefde. Ik werd geconfronteerd met mijn eigen begrensdheid en ik bespeurde wat daar tegenover stond, het eindeloze en misschien wel goddelijke van alle weerspiegelingen. Het was huiveringwekkend en heerlijk tegelijkertijd en bovendien was het, hoewel wonderlijk, niet helemaal vreemd. Zoals ik al zei, je herkent het, je ziet iets wat je ergens al weet. Overigens moet je niet alles willen psychologiseren, denk ik. Mijn werk is niet simpelweg het resultaat van mijn jeugd. En toch ligt er een begin in dit soort ervaringen waarbij je kijkt, denkt iets wezenlijks te zien en dat ervaart als een herkenning.

Wat herken je precies in zulke gevallen?
Daar kun je het over hebben en over nadenken. Je kunt het soms ook laten voor wat het is, althans zolang dat vruchtbaar is. Vroeger zat ik mezelf wat dat betreft nog weleens in de weg. Ik heb een behoorlijk ego en neig ertoe om alles te willen begrijpen. Misschien ken je dat, de neiging zelf het wiel te willen uitvinden. Ik heb mezelf moeten dwingen om een houding aan te nemen die ik als kind min of meer vanzelf aannam. Als kind ging ik met mijn ouders naar het museum en na afloop kocht ik altijd kaarten van schilderijen. Ik herinner me dat ik ooit eens een kaart kocht van een geschilderde zakdoek van Daan van Golden, Composition with Blue Square. Het werk van Van Golden kwam me voor als een volslagen mysterie, maar op een of andere manier kon ik dat als kind zonder moeite accepteren als een geschenk.

In je werk spelen vier zaken een terugkerende rol. De eerste is spiegeling of de schijn daarvan. De tweede is werkelijke of ogenschijnlijke formele overeenkomst. De derde is echte en illusoire diepte en de vierde kanteling. Kun je de rol van alle vier die zaken toelichten?
Over spiegeling hebben we het al een beetje gehad. Spiegeling en de schijn van spiegeling of valse spiegeling zijn in mijn ogen aantrekkelijk omdat ze je de gelegenheid bieden om eenzelfde zaak gelijktijdig te zien in twee verschillende werelden, bijvoorbeeld in de ruimte waar jij als kunstenaar of toeschouwer zelf in staat en een andere, op het eerste gezicht gespiegelde ruimte. Een dergelijke samenvoeging gebruikte ik in 2012 in Second Nature Once Again (part II). Je kunt je afvragen waarom het samenvoegen van werkelijkheid en spiegeling en de schijn daarvan zo betoverend is. Ik denk dat het voor de eerste mens verbazend moet zijn geweest om zijn eigen spiegelbeeld op het wateroppervlak te zien. Jij bent het, maar wat je ziet valt daar ook weer niet helemaal mee samen. Dat verschijnsel, die kloof tussen wat hetzelfde lijkt, doet zich ook in een andere gedaante voor. Je hebt van jezelf een beeld, maar dat komt niet altijd overeen met wat je in de spiegel ziet. Wat mij betreft zit er een hoop schoonheid in het soms gapende gat tussen hoe je eruit denkt te zien en hoe je eruit zou willen zien enerzijds, en wat je daadwerkelijk ziet, wat je voor ogen hebt, als je voor de spiegel staat. Dat gat, de ruimte tussen het beeld in je hoofd en het beeld in de spiegel, moet overbrugd worden. Het overbruggen levert een derde beeld op en geeft, of je dat nu wilt of niet, ook een richting aan je leven. Zijn mijn tanden bijvoorbeeld verkleurd en moet ik niet eens een afspraak maken met de tandarts? Zo´n vraag kan je dag behoorlijk overhoop halen.

Laten we het hebben over werkelijke of ogenschijnlijke formele overeenkomst en herhaling zoals bijvoorbeeld in een werk als Forgot and repeat van 2014.
Toen ik nog voornamelijk schilderde, hier in Den Haag, maar in een ander atelier dan nu, kwam er eens een Russische vriend langs. Die bekeek mijn schilderijen en zei dat hij de vloer van mijn atelier mooier en interessanter vond. Dat was geen leuke opmerking. Maar ik kon hem niet helemaal ongelijk geven. Ergens was die vloer inderdaad mooier en interessanter dan mijn schilderijen, ook al had ik die vloer niet bewust van spetters verf en slijtplekken voorzien. Iets vergelijkbaars zie je als mensen hun grofvuil op straat zetten. Zo nu en dan heeft zo´n hoop willekeurig geplaatste rotzooi in formeel opzicht meer artistieke kwaliteit dan iets wat met allerlei kunstzinnige bedoelingen is gemaakt. Voor mij is dat van een ruimere, een meer algemeen menselijke betekenis. Ik denk dat mensen zich meer laten leiden door hun wensen en ambities en door wat ze bedacht hebben over zichzelf, dan door wat ze daadwerkelijk zijn en kunnen. Als je je door te hoog gespannen wensen, ambities en verwachtingen laat leiden, versmal je je bestaan. De kunst is om dat niet te doen, om jezelf en anderen te zien in jouw en hun misschien niet altijd aangename en in het leven in te passen breedte en veelvormigheid. Ik heb veel tijd en moeite gestoken in kijken. Dat wil zeggen in nadenken en onderzoeken wat ik nu eigenlijk zie als ik kijk. Een voorwaarde daarvoor is dat je ophoudt jezelf te misleiden. Dat is zo eenvoudig nog niet. Akhnaton, de farao die de Egyptenaren het monotheïsme wilde opleggen, verklaarde dat God een punt is in de ruimte om in op te gaan en terug te kijken. Je verlaat het menselijke standpunt, althans zo leg ik die uitspraak uit, om terug te kijken op het menselijke. Herhaling, of schijnbare herhaling van bepaalde lijnen en vormen, is voor mij in mijn werk een middel om iets dergelijks te doen.

Hoe staat het met ruimte en de illusie daarvan?
Als je een echte en een illusoire ruimte verbindt, verbind je een plek waarvan het tijdstip duidelijk en concreet is, met een plek waarvan het tijdstip een raadsel is. Een schilderij, zelfs een abstract schilderij van iemand als Barnett Newman, is immer nog wel aan te zien voor een plek, maar de vraag naar het wanneer van die plek lijkt niet zomaar te beantwoorden.

En kanteling?
In 1992 deed ik mee aan een uitwisseling tussen de Koninklijke Academie in Den Haag en de Kunsthochschule in Kiel. In Kiel werkten de studenten in oude, verlaten fabriekshallen en kantoorruimtes. In die verlaten gebouwen waren de vloeren bekleed met grote, vierkante vloerplaten waarvan er veel los zaten. Ze kiepten als je erop ging staan en ze waren verschoven en gekanteld. Vanaf de muur gekantelde vierkanten begon ik vanaf toen in mijn werk te gebruiken, want ik was als schilder al langer niet echt tevreden met het gebruikelijke kader van het schilderij, de liggende of staande poort die als toegang fungeert. Dat verwees voor mij teveel naar de zwaartekracht en daar wilde ik me nu juist aan ontworstelen. Het gekantelde vierkant en de gekantelde rechthoek boden een uitweg. In een werk als Two in one gebruik ik de kanteling om een dikte en een volume te suggereren in de linkerbenedenhoek. Door de kanteling en het zwarte vlak die er het gevolg van lijkt, ontstaat een illusoire ruimte die je uitnodigt om er in gedachten naar binnen te gaan. In Two in one beeld ik trouwens in het schilderij het schilderij af, een vorm van herhaling, waarmee je de toeschouwer terugbrengt naar het hier en nu, het ding dat hij of zij voor zich ziet. In Two in one laat ik het tijdstip dus niet in het midden. In The present presents doe ik dat ook niet. Het werk bestaat bij de gratie van de toenmalige omgeving, de tentoonstellingsruimte van GEM met daarin mijn tentoonstelling in 2015. In feite is het site specific. Het tijdloze van een afbeelding is mooi en interessant, maar je moet ook een volgende stap doen, een nieuwe benadering zoeken.

Zoek je graag problemen op?
Ik vind dat je jezelf niet moet herhalen. Je moet blijven zoeken, ook al brengt dat het gevaar van de mislukking met zich mee. Ik heb al vaker een spiegel zonder spiegelbeeld gebruikt, maar hoe maak ik daar nu een volgende stap in? Dat is een van de dingen waar ik op dit moment mee in de weer ben. Een ander onderwerp is het verschil tussen verbeelding en illusie.

Wat bedoel je daarmee?
In 1996 woonde ik in New York, bij een mevrouw in huis. Ik was een jaar daarvoor afgestudeerd en had in Nederland wat werk verkocht. Daarmee kon ik het in New York een tijdje uitzingen. Ik wilde er werk maken, maar in weerwil van mijn goede voornemens kwam er weinig uit mijn handen. Zo nu en dan maakte ik een foto voor de Village Voice en dat was het. Ik was een zesentwintigjarig ventje, erg keurig en bedeesd, in principe welwillend en bereid om behulpzaam te zijn. Dat konden ze van een afstand zien en ruiken, denk ik nu. Want op een dag liep ik op Broadway en werd daar aangesproken door een wat verwaarloosde zwarte dame. Ze liet me een groot pak geld zien dat in haar tas zat. Ik moest haar helpen. Als ze met dat geld bleef rondlopen, zou ze onvermijdelijk beroofd en vermoord worden. In eerste instantie probeerde ik door te lopen en niet te luisteren. Maar er kwam een andere keurig geklede dame bij, zo te zien rechtstreeks weggelopen van Wall Street, die zich met de zaak begon te bemoeien. Ik kon volgens die keurige mevrouw niet zomaar doorlopen zonder een poot uit te steken. Tja, wat moest ik doen? Het eindigde ermee dat ik de twee dames meenam naar het appartement waar ik een kamer huurde. Mijn huurbazin was gelukkig niet thuis, want de zaak liep vervolgens behoorlijk uit de hand. De dames stelden voor dat ze de stapel geld bij mij zouden laten en die later op de dag weer zouden ophalen. Ze gaven het in bewaring, zeg maar, en als onderpand moest ik ze een bedrag in geld geven. Terwijl ik daarover na probeerde te denken, verdween een van de dames naar de keuken en van daaruit hoorde ik een geluid dat akelig veel op het doorladen van een pistool leek. Mijn besluit was vervolgens snel genomen en de dames verlieten godzijdank eindelijk het appartement van mijn huisbazin. Weer alleen bekeek ik de stapel geld. Dat bleek een keurig op maat gesneden stapel krantenpapier te zijn. Het was dus gewoon een wisseltruc die de dames hadden uitgehaald. Hoe had ik zo stom kunnen zijn om er zo in te tuinen en ze mee te nemen! Ik denk dat de werkelijkheid iets is wat mensen bewust, maar ook onbewust en opportunistisch ensceneren. Als zo´n geënsceneerde werkelijkheid, zo´n toneelstuk, zich om je heen vouwt, kan je ogenschijnlijk niet anders dan erin meegaan. Je vrije wil lijkt uitgeschakeld. Nu zou je kunnen zeggen dat ik als bleu ventje mooi bij de neus werd genomen door twee doortrapte vrouwen, maar het verhaal had nog een kwaadaardig staartje. Een maand na het voorval met de twee oplichters, vertelde mijn huisbazin geheel ontdaan dat een onbekend iemand een bedrag van twintigduizend dollar van haar bankrekening had geïnd. Ik had op dat moment moeten vertellen dat ik zo stom was geweest om twee onbekenden mee naar het appartement te nemen en dat, terwijl de een me bezighield, de ander waarschijnlijk op onderzoek was uitgegaan en de bankgegevens van mijn huisbazin had bemachtigd. Maar ik hield mijn mond. Ik dacht o jee, ik ben een Hollandse jongen in de USA. Als ik mijn mond opendoe, slepen ze me voor het gerecht als medeverantwoordelijk en wie weet wat er dan van me terecht komt. Ik gaf me met andere woorden over aan het kwaad van het verzwijgen en verheimelijken. Mijn huisbazin kreeg uiteindelijk haar geld terug, maar het hele verhaal leerde me hoe illusies je mee kunnen sleuren en kunnen verleiden tot het kwade. Dat heeft in mijn ogen iets zorgelijks. De werkelijkheid bestaat bij de gratie van ideeën en de verbeelding. Zonder ideeën die eraan voorafgaan, geen waarneming en geen werkelijkheid. Maar waar ligt de grens en waar begeef je je op glad ijs? Voor iemand zoals ik, die werkt met verbeelding en illusie, is dat geen onbelangrijke vraag. Illusies moet je volgens mij duidelijk tegenover de verbeelding stellen. De verbeelding verplaatst je gedachten naar een elders. De verbeelding schept ook altijd een tweede beeld naast het bestaande beeld en laat het moment veelal in het midden. De illusie doet dat niet. De illusie doet een eenduidige uitspraak over het hier en nu. Het dringt de zaak een bepaalde waarheid op. Een illusionist als Hans Klok laat je geloven, ook al is het maar een kort moment en tegen beter weten in, dat hij zijn assistente op het podium in vlammen op laat gaan. Tegenover de heilzame kracht van de verbeelding en de onmiskenbare macht van de illusie, staat wat mij betreft nog iets anders, wat de zaak compliceert. Ik kan niet anders dan geloven dat alles zichtbaar is. Ik denk dat mensen wel degelijk alles zien, de vreselijke dingen die in families gebeuren en in de samenleving. De alom heersende zichtbaarheid is vreselijk mooi en afschuwelijk tegelijkertijd en er is daarbij ook steeds een fikse dosis teleurstelling over de werkelijke feiten in het spel. Maar verklaart dat waarom we in sommige gevallen illusies volgen? En waarom doen we op sommige momenten net alsof we dingen niet zien, of weigeren we om wat we zien te houden voor wat het overduidelijk is?

Nu we het toch over verbeelding en illusie hebben, volgens sommige sombere geesten heeft de wereld zijn vroegere verscheidenheid verloren. Omdat we overal kunnen komen en elke plek op aarde kunnen bespieden, is het moeilijk om nog langer te fantaseren over de ongerepte natuur of je hart op te halen aan het angstaanjagend sublieme ervan. In heilige plekken of betoverde bossen geloven ook steeds minder mensen. De wereld is footage geworden, voer voor een eenvormige digitale beeldenstroom die we zonder wantrouwen en zonder een besef van illusie en verbeelding voor waar nemen. Ben je het daar mee eens?
Nee. Wat mij betreft is de wereld door de digitale revolutie complexer en gelaagder geworden. Ik verwacht dat we de aarde als centrum van het denken achter ons laten. De Chinezen willen nu naar de achterkant van de maan, omdat het tot nu toe niemand gelukt is. Dat zit volgens mij in mensen. We willen naar de volgende grens en daar zie ik trouwens ook naar uit. Je begrijpt na alles wat ik heb gezegd, dat bevrijding, of het idee van bevrijding, voor mij van belang is. Ik wil aan de aarde ontstijgen, de bevrijdende grens over en dan in de richting van de volgende beklemming, want die twee, bevrijding en beklemming, zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.

Je werk is, hoewel suggestief, tamelijk leeg en kaal, of om het netjes, maar wellicht een beetje verkeerd te zeggen, minimalistisch en abstract?
Dat is ook waar ik naar streef. Het gaat me niet om het object, maar om de grenzen ervan, de ruimte om het object heen, de gedachten die het object omgeven. Daarbij hoort leegte. Leegte zuigt aan, dat is bekend uit de thermodynamica. Je weet: hoe groot een huis ook is, hoeveel kamers het ook telt, op een gegeven moment raakt het vol, alsof het zichzelf vult met behulp van jou.

Je hebt vorig jaar, 2015, een tentoonstelling gekregen in het Gemeentemuseum Den Haag. Wat nu?
Dat weet ik niet. Ik zei al dat ik veel tijd heb besteed aan het denken over wat ik zie als ik kijk, of anders gezegd, om het kijken te doorzien in zoverre dat mogelijk is. Ik denk dat ik vroeger, als kind, een betere kunstenaar was dan nu. Je groeit op en onwillekeurig werp je allerlei innerlijke barricades op. Die moet je vervolgens afbreken. Ik heb in een aantal opzichten echt moeten falen om met dat afbreken verder te komen. In mijn werk weet ik beter dan voorheen de lege vorm, de oppervlakkigheid buiten de deur te houden. Tevreden ben ik nog steeds niet. Ik ben nog lang niet klaar, maar ik zie in dat ik al een eind op weg ben. Ik heb tegenwoordig haast. Dat is lastig. In Nederland is de kunstwereld tamelijk verkokerd. Je komt van die en die opleiding en je doet vervolgens via die en die kanalen een residency in het buitenland, met een tentoonstelling et cetera. Er zijn circuits, zal ik maar zeggen. Daar sta ik buiten, maar ik moet er mijn voordeel mee zien te doen. Ik ben vanuit een journalistieke belangstelling naar Israël gegaan, gewoon op mijn eigen houtje en niet via een of andere stichting. Ik wilde poolshoogte nemen van de toestand. Zomaar ergens naar toe gaan schept een bepaalde vrijheid, een ontworteling. Israël is een stuk veiliger sinds ze die muur hebben gebouwd. De vijand is dankzij de muur fysiek buitengesloten, maar daardoor is hij in de gedachten en de verbeelding meer dan ooit aanwezig. Dat voel je, vooral ´s avonds en ´s nachts. Bovendien begrijpen veel Israëli dat de muur geen bijdrage is aan een redelijke en menselijke oplossing van het conflict, maar dat conflict juist verhevigt. Vanuit die spanning en die tegenspraken is mijn werk A Wish in Return ontstaan. Ik wilde dat werk niet politiek maken, maar de zaak juist ontdoen van politiek, waardoor de politiek er zich onbedoeld via een onnavolgbare omweg juist weer in opdringt. Wat me nu bezighoudt is de woede die ik hier in Europa de kop op zie steken, de woede tussen mannen en vrouwen onder andere, maar of dat uitmondt in een werk, kan ik op dit moment nog niet zeggen.