Categorie:
interview
Onderwerp:
beeldend kunstenaar Mark van Overeem over zijn werk
Auteur:
Peter Nijenhuis
Datum
gesprek: 20 januari 2016
Mark
van Overeem (Houten 1970) studeerde in 1995 af aan de Koninklijke Academie in
Den Haag. In 2015 trok hij de aandacht met zijn tentoonstelling A Wish in Return in GEM/Gemeentemuseum
Den Haag.
Je werk lijkt een
vermenging van belofte en misleiding. De toeschouwer is ogenschijnlijk niet
langer aangewezen op één enkel punt van waarneming en één paar ogen, maar in
staat om te kijken vanuit meerdere standpunten met meerdere paren ogen.
Tegelijkertijd verleid je de toeschouwer om constructies die bestaan uit
heterogene elementen als abstracte, grafische lijnen, illusoir-realistische
voorstellingen en concrete objecten, in een eerste opwelling op te vatten als
een naadloze eenheid. Je werk confronteert de toeschouwer met het verlangen om
zichzelf te ontstijgen, maar niet minder met zijn of haar eigen
lichtgelovigheid en de onbetrouwbaarheid van de waarneming. Moet ik daaruit
opmaken dat het je gaat om dat laatste, de waarneming?
De
menselijke waarneming is een onlosmakelijk deel van mijn werk, maar het is
zeker niet het enige. Een belangrijke rol speelt voor mij ook herkenning, al
klinkt dat misschien vreemd. Ik denk dat iets zien in veel gevallen een
herkennen is. Als ik in mijn werk twee werelden of ruimtes verbind, de ruimte
waarin ik of een toeschouwer zich bevindt en de illusoire ruimte van de foto of
de spiegel, dan ga je naar mijn overtuiging een grens over en dat herken je. Je
weet wat het is, ook al kun je het niet zomaar benoemen. Mijn oma had vroeger
een kaptafel met in het midden een spiegel en aan weerszijden daarvan panelen
met spiegels. De panelen kon je bewegen, zodat je jezelf, de kaptafel en de
kamer eindeloos weerspiegeld zag. Als kind heb ik vaak met die kaptafel
gespeeld. De eindeloze weerspiegelingen bezorgden me een gevoel van verrukking.
Ik herinner me dat ik in de eindeloosheid ervan wegzweefde. Ik werd
geconfronteerd met mijn eigen begrensdheid en ik bespeurde wat daar tegenover
stond, het eindeloze en misschien wel goddelijke van alle weerspiegelingen. Het
was huiveringwekkend en heerlijk tegelijkertijd en bovendien was het, hoewel
wonderlijk, niet helemaal vreemd. Zoals ik al zei, je herkent het, je ziet iets
wat je ergens al weet. Overigens moet je niet alles willen psychologiseren,
denk ik. Mijn werk is niet simpelweg het resultaat van mijn jeugd. En toch ligt
er een begin in dit soort ervaringen waarbij je kijkt, denkt iets wezenlijks te
zien en dat ervaart als een herkenning.
Wat herken je precies in
zulke gevallen?
Daar
kun je het over hebben en over nadenken. Je kunt het soms ook laten voor wat
het is, althans zolang dat vruchtbaar is. Vroeger zat ik mezelf wat dat betreft
nog weleens in de weg. Ik heb een behoorlijk ego en neig ertoe om alles te
willen begrijpen. Misschien ken je dat, de neiging zelf het wiel te willen
uitvinden. Ik heb mezelf moeten dwingen om een houding aan te nemen die ik als
kind min of meer vanzelf aannam. Als kind ging ik met mijn ouders naar het
museum en na afloop kocht ik altijd kaarten van schilderijen. Ik herinner me
dat ik ooit eens een kaart kocht van een geschilderde zakdoek van Daan van
Golden, Composition with Blue Square. Het werk van Van Golden
kwam me voor als een volslagen mysterie, maar op een of andere manier kon ik
dat als kind zonder moeite accepteren als een geschenk.
In je werk spelen vier zaken
een terugkerende rol. De eerste is spiegeling of de schijn daarvan. De tweede
is werkelijke of ogenschijnlijke formele overeenkomst. De derde is echte en
illusoire diepte en de vierde kanteling. Kun je de rol van alle vier die zaken
toelichten?
Over
spiegeling hebben we het al een beetje gehad. Spiegeling en de schijn van
spiegeling of valse spiegeling zijn in mijn ogen aantrekkelijk omdat ze je de
gelegenheid bieden om eenzelfde zaak gelijktijdig te zien in twee verschillende
werelden, bijvoorbeeld in de ruimte waar jij als kunstenaar of toeschouwer zelf
in staat en een andere, op het eerste gezicht gespiegelde ruimte. Een
dergelijke samenvoeging gebruikte ik in 2012 in Second Nature Once Again (part II). Je kunt je afvragen waarom het
samenvoegen van werkelijkheid en spiegeling en de schijn daarvan zo betoverend
is. Ik denk dat het voor de eerste mens verbazend moet zijn geweest om zijn
eigen spiegelbeeld op het wateroppervlak te zien. Jij bent het, maar wat je
ziet valt daar ook weer niet helemaal mee samen. Dat verschijnsel, die kloof
tussen wat hetzelfde lijkt, doet zich ook in een andere gedaante voor. Je hebt
van jezelf een beeld, maar dat komt niet altijd overeen met wat je in de
spiegel ziet. Wat mij betreft zit er een hoop schoonheid in het soms gapende
gat tussen hoe je eruit denkt te zien en hoe je eruit zou willen zien
enerzijds, en wat je daadwerkelijk ziet, wat je voor ogen hebt, als je voor de
spiegel staat. Dat gat, de ruimte tussen het beeld in je hoofd en het beeld in
de spiegel, moet overbrugd worden. Het overbruggen levert een derde beeld op en
geeft, of je dat nu wilt of niet, ook een richting aan je leven. Zijn mijn
tanden bijvoorbeeld verkleurd en moet ik niet eens een afspraak maken met de
tandarts? Zo´n vraag kan je dag behoorlijk overhoop halen.
Laten we het hebben over
werkelijke of ogenschijnlijke formele overeenkomst en herhaling zoals
bijvoorbeeld in een werk als Forgot and
repeat van 2014.
Toen
ik nog voornamelijk schilderde, hier in Den Haag, maar in een ander atelier dan
nu, kwam er eens een Russische vriend langs. Die bekeek mijn schilderijen en
zei dat hij de vloer van mijn atelier mooier en interessanter vond. Dat was
geen leuke opmerking. Maar ik kon hem niet helemaal ongelijk geven. Ergens was
die vloer inderdaad mooier en interessanter dan mijn schilderijen, ook al had
ik die vloer niet bewust van spetters verf en slijtplekken voorzien. Iets
vergelijkbaars zie je als mensen hun grofvuil op straat zetten. Zo nu en dan
heeft zo´n hoop willekeurig geplaatste rotzooi in formeel opzicht meer
artistieke kwaliteit dan iets wat met allerlei kunstzinnige bedoelingen is
gemaakt. Voor mij is dat van een ruimere, een meer algemeen menselijke
betekenis. Ik denk dat mensen zich meer laten leiden door hun wensen en
ambities en door wat ze bedacht hebben over zichzelf, dan door wat ze
daadwerkelijk zijn en kunnen. Als je je door te hoog gespannen wensen, ambities
en verwachtingen laat leiden, versmal je je bestaan. De kunst is om dat niet te
doen, om jezelf en anderen te zien in jouw en hun misschien niet altijd
aangename en in het leven in te passen breedte en veelvormigheid. Ik heb veel
tijd en moeite gestoken in kijken. Dat wil zeggen in nadenken en onderzoeken
wat ik nu eigenlijk zie als ik kijk. Een voorwaarde daarvoor is dat je ophoudt
jezelf te misleiden. Dat is zo eenvoudig nog niet. Akhnaton, de farao die de
Egyptenaren het monotheïsme wilde opleggen, verklaarde dat God een punt is in
de ruimte om in op te gaan en terug te kijken. Je verlaat het menselijke
standpunt, althans zo leg ik die uitspraak uit, om terug te kijken op het
menselijke. Herhaling, of schijnbare herhaling van bepaalde lijnen en vormen,
is voor mij in mijn werk een middel om iets dergelijks te doen.
Hoe staat het met ruimte
en de illusie daarvan?
Als
je een echte en een illusoire ruimte verbindt, verbind je een plek waarvan het
tijdstip duidelijk en concreet is, met een plek waarvan het tijdstip een
raadsel is. Een schilderij, zelfs een abstract schilderij van iemand als
Barnett Newman, is immer nog wel aan te zien voor een plek, maar de vraag naar
het wanneer van die plek lijkt niet zomaar te beantwoorden.
En kanteling?
In
1992 deed ik mee aan een uitwisseling tussen de Koninklijke Academie in Den
Haag en de Kunsthochschule in Kiel. In Kiel werkten de studenten in oude,
verlaten fabriekshallen en kantoorruimtes. In die verlaten gebouwen waren de
vloeren bekleed met grote, vierkante vloerplaten waarvan er veel los zaten. Ze
kiepten als je erop ging staan en ze waren verschoven en gekanteld. Vanaf de
muur gekantelde vierkanten begon ik vanaf toen in mijn werk te gebruiken, want
ik was als schilder al langer niet echt tevreden met het gebruikelijke kader
van het schilderij, de liggende of staande poort die als toegang fungeert. Dat
verwees voor mij teveel naar de zwaartekracht en daar wilde ik me nu juist aan
ontworstelen. Het gekantelde vierkant en de gekantelde rechthoek boden een
uitweg. In een werk als Two in one gebruik
ik de kanteling om een dikte en een volume te suggereren in de linkerbenedenhoek.
Door de kanteling en het zwarte vlak die er het gevolg van lijkt, ontstaat een
illusoire ruimte die je uitnodigt om er in gedachten naar binnen te gaan. In Two in one beeld ik trouwens in het
schilderij het schilderij af, een vorm van herhaling, waarmee je de toeschouwer
terugbrengt naar het hier en nu, het ding dat hij of zij voor zich ziet. In Two in one laat ik het tijdstip dus niet
in het midden. In The present presents
doe ik dat ook niet. Het werk bestaat bij de gratie van de toenmalige omgeving,
de tentoonstellingsruimte van GEM met daarin mijn tentoonstelling in 2015. In
feite is het site specific. Het tijdloze van een afbeelding is mooi en
interessant, maar je moet ook een volgende stap doen, een nieuwe benadering
zoeken.
Zoek je graag problemen
op?
Ik
vind dat je jezelf niet moet herhalen. Je moet blijven zoeken, ook al brengt
dat het gevaar van de mislukking met zich mee. Ik heb al vaker een spiegel
zonder spiegelbeeld gebruikt, maar hoe maak ik daar nu een volgende stap in?
Dat is een van de dingen waar ik op dit moment mee in de weer ben. Een ander
onderwerp is het verschil tussen verbeelding en illusie.
Wat bedoel je daarmee?
In
1996 woonde ik in New York, bij een mevrouw in huis. Ik was een jaar daarvoor
afgestudeerd en had in Nederland wat werk verkocht. Daarmee kon ik het in New
York een tijdje uitzingen. Ik wilde er werk maken, maar in weerwil van mijn
goede voornemens kwam er weinig uit mijn handen. Zo nu en dan maakte ik een
foto voor de Village Voice en dat was het. Ik was een zesentwintigjarig ventje,
erg keurig en bedeesd, in principe welwillend en bereid om behulpzaam te zijn.
Dat konden ze van een afstand zien en ruiken, denk ik nu. Want op een dag liep
ik op Broadway en werd daar aangesproken door een wat verwaarloosde zwarte
dame. Ze liet me een groot pak geld zien dat in haar tas zat. Ik moest haar
helpen. Als ze met dat geld bleef rondlopen, zou ze onvermijdelijk beroofd en
vermoord worden. In eerste instantie probeerde ik door te lopen en niet te
luisteren. Maar er kwam een andere keurig geklede dame bij, zo te zien
rechtstreeks weggelopen van Wall Street, die zich met de zaak begon te
bemoeien. Ik kon volgens die keurige mevrouw niet zomaar doorlopen zonder een
poot uit te steken. Tja, wat moest ik doen? Het eindigde ermee dat ik de twee
dames meenam naar het appartement waar ik een kamer huurde. Mijn huurbazin was
gelukkig niet thuis, want de zaak liep vervolgens behoorlijk uit de hand. De
dames stelden voor dat ze de stapel geld bij mij zouden laten en die later op
de dag weer zouden ophalen. Ze gaven het in bewaring, zeg maar, en als
onderpand moest ik ze een bedrag in geld geven. Terwijl ik daarover na probeerde
te denken, verdween een van de dames naar de keuken en van daaruit hoorde ik
een geluid dat akelig veel op het doorladen van een pistool leek. Mijn besluit
was vervolgens snel genomen en de dames verlieten godzijdank eindelijk het
appartement van mijn huisbazin. Weer alleen bekeek ik de stapel geld. Dat bleek
een keurig op maat gesneden stapel krantenpapier te zijn. Het was dus gewoon
een wisseltruc die de dames hadden uitgehaald. Hoe had ik zo stom kunnen zijn
om er zo in te tuinen en ze mee te nemen! Ik denk dat de werkelijkheid iets is
wat mensen bewust, maar ook onbewust en opportunistisch ensceneren. Als zo´n
geënsceneerde werkelijkheid, zo´n toneelstuk, zich om je heen vouwt, kan je
ogenschijnlijk niet anders dan erin meegaan. Je vrije wil lijkt uitgeschakeld.
Nu zou je kunnen zeggen dat ik als bleu ventje mooi bij de neus werd genomen
door twee doortrapte vrouwen, maar het verhaal had nog een kwaadaardig
staartje. Een maand na het voorval met de twee oplichters, vertelde mijn
huisbazin geheel ontdaan dat een onbekend iemand een bedrag van twintigduizend
dollar van haar bankrekening had geïnd. Ik had op dat moment moeten vertellen
dat ik zo stom was geweest om twee onbekenden mee naar het appartement te nemen
en dat, terwijl de een me bezighield, de ander waarschijnlijk op onderzoek was
uitgegaan en de bankgegevens van mijn huisbazin had bemachtigd. Maar ik hield
mijn mond. Ik dacht o jee, ik ben een Hollandse jongen in de USA. Als ik mijn
mond opendoe, slepen ze me voor het gerecht als medeverantwoordelijk en wie
weet wat er dan van me terecht komt. Ik gaf me met andere woorden over aan het
kwaad van het verzwijgen en verheimelijken. Mijn huisbazin kreeg uiteindelijk
haar geld terug, maar het hele verhaal leerde me hoe illusies je mee kunnen
sleuren en kunnen verleiden tot het kwade. Dat heeft in mijn ogen iets
zorgelijks. De werkelijkheid bestaat bij de gratie van ideeën en de
verbeelding. Zonder ideeën die eraan voorafgaan, geen waarneming en geen
werkelijkheid. Maar waar ligt de grens en waar begeef je je op glad ijs? Voor
iemand zoals ik, die werkt met verbeelding en illusie, is dat geen
onbelangrijke vraag. Illusies moet je volgens mij duidelijk tegenover de
verbeelding stellen. De verbeelding verplaatst je gedachten naar een elders. De
verbeelding schept ook altijd een tweede beeld naast het bestaande beeld en
laat het moment veelal in het midden. De illusie doet dat niet. De illusie doet
een eenduidige uitspraak over het hier en nu. Het dringt de zaak een bepaalde
waarheid op. Een illusionist als Hans Klok laat je geloven, ook al is het maar
een kort moment en tegen beter weten in, dat hij zijn assistente op het podium
in vlammen op laat gaan. Tegenover de heilzame kracht van de verbeelding en de
onmiskenbare macht van de illusie, staat wat mij betreft nog iets anders, wat
de zaak compliceert. Ik kan niet anders dan geloven dat alles zichtbaar is. Ik
denk dat mensen wel degelijk alles zien, de vreselijke dingen die in families
gebeuren en in de samenleving. De alom heersende zichtbaarheid is vreselijk mooi
en afschuwelijk tegelijkertijd en er is daarbij ook steeds een fikse dosis
teleurstelling over de werkelijke feiten in het spel. Maar verklaart dat waarom
we in sommige gevallen illusies volgen? En waarom doen we op sommige momenten
net alsof we dingen niet zien, of weigeren we om wat we zien te houden voor wat
het overduidelijk is?
Nu we het toch over
verbeelding en illusie hebben, volgens sommige sombere geesten heeft de wereld
zijn vroegere verscheidenheid verloren. Omdat we overal kunnen komen en elke
plek op aarde kunnen bespieden, is het moeilijk om nog langer te fantaseren
over de ongerepte natuur of je hart op te halen aan het angstaanjagend sublieme
ervan. In heilige plekken of betoverde bossen geloven ook steeds minder mensen.
De wereld is footage geworden, voer voor een eenvormige digitale beeldenstroom
die we zonder wantrouwen en zonder een besef van illusie en verbeelding voor
waar nemen. Ben je het daar mee eens?
Nee.
Wat mij betreft is de wereld door de digitale revolutie complexer en gelaagder
geworden. Ik verwacht dat we de aarde als centrum van het denken achter ons
laten. De Chinezen willen nu naar de achterkant van de maan, omdat het tot nu
toe niemand gelukt is. Dat zit volgens mij in mensen. We willen naar de
volgende grens en daar zie ik trouwens ook naar uit. Je begrijpt na alles wat
ik heb gezegd, dat bevrijding, of het idee van bevrijding, voor mij van belang
is. Ik wil aan de aarde ontstijgen, de bevrijdende grens over en dan in de
richting van de volgende beklemming, want die twee, bevrijding en beklemming,
zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.
Je werk is, hoewel
suggestief, tamelijk leeg en kaal, of om het netjes, maar wellicht een beetje
verkeerd te zeggen, minimalistisch en abstract?
Dat
is ook waar ik naar streef. Het gaat me niet om het object, maar om de grenzen
ervan, de ruimte om het object heen, de gedachten die het object omgeven.
Daarbij hoort leegte. Leegte zuigt aan, dat is bekend uit de thermodynamica. Je
weet: hoe groot een huis ook is, hoeveel kamers het ook telt, op een gegeven
moment raakt het vol, alsof het zichzelf vult met behulp van jou.
Je hebt vorig jaar, 2015,
een tentoonstelling gekregen in het Gemeentemuseum Den Haag. Wat nu?
Dat
weet ik niet. Ik zei al dat ik veel tijd heb besteed aan het denken over wat ik
zie als ik kijk, of anders gezegd, om het kijken te doorzien in zoverre dat
mogelijk is. Ik denk dat ik vroeger, als kind, een betere kunstenaar was dan
nu. Je groeit op en onwillekeurig werp je allerlei innerlijke barricades op.
Die moet je vervolgens afbreken. Ik heb in een aantal opzichten echt moeten
falen om met dat afbreken verder te komen. In mijn werk weet ik beter dan
voorheen de lege vorm, de oppervlakkigheid buiten de deur te houden. Tevreden
ben ik nog steeds niet. Ik ben nog lang niet klaar, maar ik zie in dat ik al
een eind op weg ben. Ik heb tegenwoordig haast. Dat is lastig. In Nederland is
de kunstwereld tamelijk verkokerd. Je komt van die en die opleiding en je doet
vervolgens via die en die kanalen een residency in het buitenland, met een
tentoonstelling et cetera. Er zijn circuits, zal ik maar zeggen. Daar sta ik
buiten, maar ik moet er mijn voordeel mee zien te doen. Ik ben vanuit een
journalistieke belangstelling naar Israël gegaan, gewoon op mijn eigen houtje
en niet via een of andere stichting. Ik wilde poolshoogte nemen van de
toestand. Zomaar ergens naar toe gaan schept een bepaalde vrijheid, een
ontworteling. Israël is een stuk veiliger sinds ze die muur hebben gebouwd. De
vijand is dankzij de muur fysiek buitengesloten, maar daardoor is hij in de
gedachten en de verbeelding meer dan ooit aanwezig. Dat voel je, vooral ´s
avonds en ´s nachts. Bovendien begrijpen veel Israëli dat de muur geen bijdrage
is aan een redelijke en menselijke oplossing van het conflict, maar dat conflict
juist verhevigt. Vanuit die spanning en die tegenspraken is mijn werk A Wish in Return ontstaan. Ik wilde dat
werk niet politiek maken, maar de zaak juist ontdoen van politiek, waardoor de
politiek er zich onbedoeld via een onnavolgbare omweg juist weer in opdringt.
Wat me nu bezighoudt is de woede die ik hier in Europa de kop op zie steken, de
woede tussen mannen en vrouwen onder andere, maar of dat uitmondt in een werk,
kan ik op dit moment nog niet zeggen.