maandag 7 december 2015

RON MANHEIM: JOSPEH BEUYS WAS EN IS VAN BELANG VANWEGE ZIJN TEKENINGEN, NIET VANWEGE ZIJN ACTIES

Categorie: interview
Onderwerp: Ron Manheim over Joseph Beuys en de verzameling Van der Grinten in het Museum Schloss Moyland, Bedburg-Hau (BRD)
Auteur: Peter Nijenhuis
Datum gesprek: 2 december 2015

Ron Manheim (Amsterdam 1943) studeerde voor onderwijzer aan de kweekschool in Amsterdam en studeerde daarna kunstgeschiedenis in Nijmegen. In 1985 werd hij docent Nieuwste Kunstgeschiedenis aan de Universiteit van Nijmegen en in 1991 werd hij door Hans van der Grinten gevraagd om als plaatsvervangend artistiek directeur mee te werken aan de totstandkoming van Museum Schloss Moyland in Bedburg-Hau in de nabijheid van Kleef. Manheim, inmiddels gepensioneerd en woonachtig in Kleef, houdt zich tegenwoordig onder andere bezig met vluchtelingenwerk, het Duitse Expressionisme en Jiddische literatuur.

Dertig jaar geleden, op 23 januari 1986, overleed de Duitse Kunstenaar Joseph Beuys. Net als Andy Warhol was Beuys in de jaren zeventig en tachtig een internationale kunstster, iemand die de aandacht trok van de media en voor wiens werk torenhoge prijzen werden betaald. Kun je uitleggen wat Beuys in jouw ogen voor een betekenis had als kunstenaar?
Beuys behoorde net als Dieter Roth, Heinz Mack en Otto Piene tot de generatie kunstenaars die na de oorlog afscheid nam van de traditionele beeldmiddelen. Dat was voor de Tweede Wereldoorlog al in gang gezet, maar Beuys en zijn generatiegenoten voltooiden het werk. Door hun toedoen kan tegenwoordig alles een artistiek medium zijn: bloemenwater, honing, zwavel of vet. Bij Beuys hebben dergelijke materialen ook nog een symbolische of iconografische betekenis. Dat is in 2006 nog eens in kaart gebracht in de catalogus bij de tentoonstelling Die Materialien und ihre Botschaft. Beuys zag trouwens ook spreken en denken als een artistiek medium en als plastische arbeid. Je zou kunnen zeggen dat Beuys en de kunstenaars van zijn generatie de weg vrij maakten voor de conceptuele kunst. Het idee van Stanley Brouwn, om in 1960 alle etalages van Amsterdamse schoenwinkels uit te roepen tot zijn kunstwerk, was er een uitvloeisel van. Beuys stond met andere woorden aan de wieg van een nieuwe artistieke vormgevingswijze. Hij was een van de eersten en oefende grote invloed uit. Dat is in mijn ogen een belangrijk aspect van zijn kunsthistorische betekenis. Een ander aspect is zijn betekenis als tekenaar en aquarellist. Ik heb Beuys nooit persoonlijk ontmoet, maar op films kun je zien, en dat is ook algemeen bekend, hoe hij tekende. Beuys hield zijn potlood losjes bij het uiteinde vast. Iedere beweging van de hand en de vingers werd op die manier vertaald in de lijn. Beuys kon zoekend tekenen. Dat kunnen maar weinig mensen. Zijn lijnvoering was een zoekproces dat nooit met een overhaaste conclusie werd afgesloten. Voor de beschouwers is er altijd ruimte om verder te voelen. Toen ik in het Museum Schloss Moyland werkte kwamen er nogal wat mensen langs die zogenaamd een Beuys in hun bezit hadden. Ik heb er nooit moeite mee gehad om een echte Beuys te onderscheiden van werk dat ten onrechte aan hem werd toegeschreven. Dat zag je gelijk. Wie in de tekeningen van Beuys niet de grote artistieke kwaliteit ziet, niet ziet dat de geest en de hand van de kunstenaar op een wel heel bijzondere wijze een lijn hebben geproduceerd, zal wat mij betreft ook nooit binnen kunnen komen in de wereld van Rembrandt.

Wat is artistieke kwaliteit?
Dat is volgens mij niet te definiëren en te kwantificeren. Je kunt er hoogstens oog voor ontwikkelen door heel veel tekeningen en andere kunstwerken te bekijken.

Voor sommige mensen zijn de tekeningen en aquarellen van Beuys bijzaak. Het gaat om zijn acties. Als eerste wordt dan meestal genoemd de actie in 1965 in de Galerie van Alfred Schmela in Düsseldorf, Wie man dem toten Hasen die Bilder erklärt, en niet te vergeten de actie in 1974, I like America and America likes me, in de New Yorkse Galerie Block, waarbij Beuys zich liet opsluiten met een coyote.
Je weet dat Beuys kort na de oorlog bevriend raakte met de gebroeders Van der Grinten. De Van der Grintens, Hans en Franz Joseph, waren de zoons van een kleine boer uit Kranenburg, vlakbij de Nederlandse grens. Franz Joseph studeerde rechten, filosofie en talen en Hans landbouwkunde en kunstgeschiedenis. Beiden kwamen na hun studie terecht in het onderwijs en beiden hebben Beuys toen hij onbekend en arm was ondersteund en zijn werk gekocht, verzameld en tentoongesteld. Hans, die later conservator werd aan de Commanderie van Sint-Jan in Nijmegen en nog weer later aan het hoofd kwam te staan van Museum Schloss Moyland, heeft Beuys weliswaar met alles geholpen, zelfs met het realiseren van luchtfietserijen als Beuys' Freie Internationale Universität, maar hem altijd voorzichtig aangeraden zich niet te verliezen in ideologische vertoningen. Tevergeefs, kun je zeggen. Van der Grinten vond dat Beuys' genie tot uiting kwam in zijn tekeningen, objecten en collages. Daar ben ik het mee eens. Wie man dem toten Hasen die Bilder erklärt is in mijn ogen hocus pocus. I like America and America likes me, was niet wat Beuys zei dat het was: de opsluiting en ontmoeting van de kunstenaar en een wilde coyote. Op de filmbeelden kan iedereen zien dat de coyote een gedomesticeerd, een tam dier was.

En Beuys' gedachtengoed? Voor sommige mensen hebben Beuys ideeën over het menselijke handelen als sociale plastiek, over evolutie en vloeibaarheid, en zijn ideeën over de opdracht van de kunstenaar om zich te verplaatsen in dieren en andere vormen van leven en bestaan, nog altijd een betekenis. Ze worden door sommigen ook nog eens van belang geacht in het licht van de twintigste-eeuwse Franse wijsbegeerte.
De term gedachtengoed is in dit verband te wijds. Hij veronderstelt een samenhang, een systematisch geheel, en daarvan was geen sprake. De kunstenaar Beuys trad in verschillende gedaantes naar voren: als tekenaar, spreker, actionist, activist, en beeldhouwer. Zijn ideeën, in zoverre je die kunt afleiden uit wat hij heeft nagelaten, zijn wat je in het Duits een Sammelsurium noemt, een eclectisch geheel. Een grote rol in het denken van Beuys speelden de geschriften van Rudolf Steiner. Ik zie niet zoveel in de antroposofie van Steiner. Beuys, die er vol van was, had volgens mij geen adequaat antwoord op de problemen van zijn tijd en zeker niet op die van nu. We staan, zo zie ik het, aan de vooravond van een ecologische catastrofe van mondiale proporties. Beuys' ideologische manier van denken is daarvoor geen oplossing, want die leidt tot sektarisme. Wat heeft Beuys' actie 7000 Eichen op de Documenta van 1982 concreet opgeleverd? Ich werde die Welt bewalden, zei Beuys. Nou ja, oordeel zelf. Er zijn in Duitsland nog steeds groepjes mensen die heilig geloven in sociale sculptuur en braaf boekjes uitgeven met teksten van Beuys. Maar als er ooit een beweging ontstaat tegen het neoliberalisme – iets wat in de ogen van Beuys toch een vorm van sociale plastiek bij uitstek zou zijn – dan is die waarschijnlijk niet geïnspireerd door de ideeën van Beuys.
 Markus Lüpertz stelde dat na de dood van Beuys zijn werk zijn betekenis had verloren omdat Beuys als de commentator van dat werk was weggevallen. Dat gaat me te ver. De betekenis van Beuys als kunstenaar zit voor mij zoals gezegd in zijn objecten, aquarellen en tekeningen. Ik weet dat er mensen zijn die Joseph Beuys voor een 'groot denker' houden. Ik ben evenwel geen filosoof. Ik ben een in de twintigste eeuw opgeleide kunsthistoricus en als zodanig kijk ik naar het werk van Beuys. Het is aannemelijk dat kunsthistorici en filosofen over vijftig jaar iets geheel anders in het werk van Beuys zullen zien dan ik nu. Om die reden heb ik er altijd voor gepleit om alles, maar dan ook alles wat Beuys naliet, zelfs het meest onbeduidende boodschappenbriefje, te bewaren. Van Rembrandt zijn weinig daadwerkelijk persoonlijke documenten bewaard gebleven en hoe graag zouden de onderzoekers van nu daarover beschikken!

Is dat niet was ouderwets om zo in beslag te worden genomen door Beuys' lijnen en zijn manier van tekenen? Mensen van nu willen beweging en spektakel, lijkt me. Of ze willen discours. Geconcentreerd naar iets kijken kost moeite en teveel tijd trouwens ook.
Ik kan geen logisch argument bedenken waarom ik geen aandacht zou moeten hebben voor de aard en de kwaliteit van een lijn of hoe iets is geboetseerd of uitgehouwen in steen. Ik deel de mening van de volgens mij ondergewaardeerde kunsthistoricus Max Raphael die argumenten aanvoerde waarom er een verband is tussen de aard van een maatschappij en de schakeringen en nuances in de kunstproductie van zo'n maatschappij. Vertel mij waarom ik niet open en gevoelig zou moeten kijken naar mensen, dingen, planten of beelden? Juist een open en gevoelige blik lijkt me een voorwaarde voor menselijkheid.

In 1991 werd je door Hans van de Grinten gevraagd om samen met hem aan de totstandkoming van het Museum Schloss Moyland te werken. In 1997 ging het museum open. Wat heb je in die voorbereidende jaren gedaan?
Het museum zou twee poten hebben. Het Beuysarchief en de collectie Van der Grinten. Op een dag in de jaren zeventig zei Beuys tegen de gebroeders Van der Grinten dat hij nogal wat archief had. Konden zij dat niet meenemen, zodat hij ervan af was? Dat hebben ze gedaan. Om de zoveel tijd kwamen de gebroeders van der Grinten bij Beuys en namen dan archiefmateriaal mee dat ze opsloegen in plastic boodschappentasjes. Toen ik in 1991 begon, had Hans van der Grinten in Kranenburg een voormalige school gehuurd. Op de eerste verdieping had je een gang en die gang stond vol met plastic boodschappentasjes. Die ordening in de boodschappentasjes heb ik gehandhaafd, dat wil zeggen, het materiaal is later wel op soort geordend, maar de beschrijving van het archief is gebeurd op grond van wat bij elkaar zat in een van die vele plastic boodschappentasjes. Het archief is overigens na mijn vertrek gedigitaliseerd. Behalve met het beschrijven van het archief hield ik me met van alles en nog wat bezig. Ik werkte net als Hans van der Grinten aan het beschrijven van de kunstcollectie, het publiceren daarover en op allerlei manieren aan de organisatie, de financiering en de materiële uitrusting van het nog te openen museum. Slot Moyland was in 1991 een bouwplaats. Het negentiende-eeuwse, neo-gotische kasteel moest hersteld worden en als museum worden ingericht. Dat moest gebeuren met publieke middelen en het was een hele klus om die bij elkaar te krijgen. Hans van der Grinten heeft daar een zeer belangrijke rol in gespeeld. Zonder hem was het Museum Schloss Moyland er wellicht nooit gekomen. Bij bepaalde zaken was ik niet betrokken. Het witte marmer op de vloeren was een beslissing van Hans van der Grinten en de architect om het licht in het duistere slot zo efficiënt mogelijk te gebruiken. Wel heb ik steeds aangedrongen op het herstel van de grote toren. Ernst Friedrich Zwirner, de negentiende-eeuwse architect, vond dat kerken symmetrisch moesten zijn, nog symmetrischer dan ten tijde van de Gotiek zelf. Zijn voorstel voor de Dom van Keulen is daar een voorbeeld van. Profane gebouwen moesten daarentegen juist asymmetrisch zijn. Vandaar dat Zwirners plan voor Moyland, dat sinds de middeleeuwen een grote donjon, een verdedigingstoren kende, voorzag in een hoge torenspits die tijdens de oorlog sneuvelde. Kort voor mijn pensionering kon die spits er weer opgezet worden.

Wat bevatte het archief van Beuys?
Beuys had een abonnement bij een knipseldienst. Zeer veel, zo niet alles of bijna alles wat over hem is geschreven in kranten en tijdschriften, is via de knipseldienst in het archief terecht gekomen. De knipsels zijn belangrijk voor het onderzoek naar de receptie van Beuys' werk: wanneer, hoe frequent en in welke zin werd over zijn werk en zijn persoon geschreven? Het archief bevat ook aantekeningen van Beuys. Daaronder zijn weinig aantekeningen die je als bespiegelend of theoretisch van aard kunt noemen. Beuys bereidde lezingen en toespraken niet voor door zijn teksten vooraf uit te schrijven. Hij sprak voor de vuist weg, hij improviseerde. Toespraken en lezingen waarvan de inhoud werd vastgelegd en uitgegeven, werden doorgaans wel door Beuys geautoriseerd. Daar lette hij scherp op. In het archief bevinden zich wel veel krabbels en schetsje van Beuys en veel correspondentie. Beuys correspondeerde met zijn studenten, met verzamelaars, museummensen en vrienden. Verder aanwezig in het archief zijn veel drukwerken, vaak voorzien van aantekeningen van Beuys zelf, en allerlei uitnodigingen.

Is het een rijke bron?
Ja en in meer dan één opzicht. Dat Beuys een charismatische werking uitoefende op zijn tijdgenoten blijkt uit de vele begeesterde brieven van zowel mannelijke als vrouwelijke bewonderaars. Uit de correspondentie blijkt ook dat Beuys zeer gewiekst opereerde op de kunstmarkt. Hij wist hoe hij museumdirecteuren en galeristen moest gebruiken, niet zozeer voor het geld, want daar was hij niet zo mee bezig, maar voor het promoten van zijn werk en overtuigingen. Uit het archief kun je ook opmaken dat Beuys aanvankelijk groot aanzien genoot onder zijn studenten. Naarmate hij beroemder werd en politiek actiever, leek hij minder aandacht te kunnen besteden aan de individuele student. De vrouwelijke studenten, die in de eerste plaats geïnteresseerd waren in een goede kunstopleiding, leden daar volgens mij meer onder dan de mannelijke studenten. Die mannelijk studenten deden vaker mee met het politieke gedoe en gedroegen zich ook makkelijker als haantje de voorste. Beuys was in mijn ogen bovendien een kind van zijn tijd. Vrouwen hadden voor mannen van zijn generatie een bepaalde rol te spelen. Het kunstenaarschap hoorde daar niet vanzelfsprekend bij. Er is uit het archief natuurlijk nog meer op te maken. Een van de dingen die me troffen, is een catalogus uit 1985 over de Duitse beeldende kunst van na de Tweede Wereldoorlog. Beuys heeft die catalogus aandachtig doorgenomen. Overal waar zijn naam is genoemd, heeft hij een strook papier tussen de bladzijden gelegd en zijn naam met rood onderstreept. Door al die stroken papier is de catalogus twee keer zo dik. Het hele geval maakt duidelijk dat Beuys zijn eigen carrière, zijn eigen Werdegang en de ontvangst van zijn werk serieus bestudeerde en documenteerde. De catalogus is een van de aanwijzingen dat Joseph Beuys zijn eigen leven zag als een schepping, een kunstwerk en dat kunst en leven bij Beuys waren versmolten.

En de andere poot was de kunstcollectie van de broers Hans en Franz Joseph van der Grinten.
Hans en Franz Joseph van der Grinten besloten om samen een kunstcollectie aan te leggen en die collectie als een geheel toegankelijk te maken voor anderen. Hun aanvankelijke plan was om een collectie grafiek aan te leggen aan de hand waarvan de ontwikkeling van de twintigste-eeuwse kunst werd verduidelijkt. Je moet bedenken dat de broers, toen ze jong waren, weinig geld hadden. Het aanvankelijke plan raakte nooit helemaal uit zicht, maar er kwamen in de loop van de tijd allerlei dingen bij: tekeningen, schilderijen, sculptuur… De gebroeders kochten eerst gezamenlijk, later ook onafhankelijk van elkaar en hun voorkeuren kwamen niet in alle opzichten overeen. Ze trokken zich niets aan van door kunsthistorici bedachte scheidslijnen of ideologische overwegingen. Ze lieten zich leiden door hun eigen smaak en hun verzamelwoede. Op een gegeven moment stonden ze samen op een vlooienmarkt in Nijmegen en daar vonden ze een kop-en-schotel die weinig kostte en er zeer interessant uitzag. Ze hebben toen staan wikken en wegen of ze die kop-en-schotel wel of niet zouden aanschaffen. Aankoop zou immers consequenties hebben. Een verzameling met slechts één kop-en-schotel, dat kan niet. Een dergelijke aanschaf betekende dat er een nieuwe tak in de verzameling moest worden aangelegd. En zo is het ook gebeurd. De gebroeders Van der Grinten hebben de kop-en-schotel gekocht en zijn keramiek gaan verzamelen. Overigens moet ik er wel bij vermelden dat de gebroeders ook advies kregen van kunstenaars. Beuys stond niet alleen zijn archief af. Hij reserveerde ook een deel van zijn artistieke productie, zijn tekeningen, collages en objecten voor de collectie Van der Grinten. Je zou kunnen zeggen dat hij de collectie Van der Grinten voor een deel regisseerde. Beuys zette de gebroeders op het spoor van de Jugendstil en hij adviseerde ze om foto´s te verzamelen. Niet alle adviezen werden opgevolgd en de gebroeders Van der Grinten volgden ook niet in ieder opzicht Beuys' voorkeuren. Ze verzamelden bijvoorbeeld het grafische werk van Rolf Sackenheim, een kunstenaar waar Beuys geen waardering voor had. Alles wat de gebroeders Van der Grinten kochten en verzamelden sloegen ze thuis op, Hans in zijn huis in Kranenburg, de voormalige boerderij waar ze waren opgegroeid, en Franz Joseph in zijn huis in Gaesdonk. Beide woningen zaten tot de nok vol tekeningen, schilderijen en objecten en in de jaren negentig zijn beide collecties in slot Moyland verenigd.

Was alles in de collectie van even hoge kwaliteit?
Nee, zeker niet, maar er zitten dingen tussen die zeer bijzonder zijn. De Van der Grintens verzamelden de etsen van Francis Seymour Haden, James McNeill Whistler en andere Britse kunstenaars die zich in de tweede helft van de negentiende eeuw lieten inspireren door het werk van Rembrandt. Over die etsen en de werking en receptie van Rembrandt over de eeuwen heen is een tentoonstelling gemaakt in 2005 en daarbij verscheen een mooie catalogus. Een ander hoogtepunt in de collectie is de verzameling Duitse, expressionistische houtsneden. En verder is de verzameling in Moyland in mijn ogen het belangrijkste bestand in Duitsland en daarbuiten als het gaat om het werk van Joseph Beuys. Zijn tekeningen, collages, aquarellen en objecten vind je nergens anders in een dergelijke hoeveelheid, verscheidenheid en kwaliteit als in Moyland. Wie Beuys wil bestuderen, moet beginnen in Moyland.

In het museum zoals het in 1997 werd geopend hingen de tekeningen, de collages en objecten van Beuys onder en boven elkaar. De wanden waren bedekt in wat de Sint-Petersburgse opstelling wordt genoemd. Wat was daarvan de bedoeling?
Hans van der Grinten vond dat je als museumdirecteur zoveel mogelijk moest laten zien. Een kunstenaar kon je niet leren kennen door slechts één werk. Dat moesten er meer zijn. De bezoeker moest bovendien vooral zelf kijken en leren kijken. En je moest de bezoeker volgens Hans van der Grinten ook niet iets voorkauwen door alleen de werken te tonen die in jouw ogen van belang waren. Vandaar dat de wanden vol hingen. Daardoor was Moyland een wat eigenaardig museum, meer een uitstalling van de verzameling van twee eigengereide geesten, dan een geijkt museum.

Er is in Moyland onder de huidige directrice nog steeds veel te zien, maar de Sint-Petersburgse opstelling is wat teruggesnoeid.
Ook een museum moet zich blijven ontwikkelen. Daarvoor moet een directeur bepaalde keuzes doen.

Laten we terugkomen op Beuys’ betekenis als kunstenaar en denker. Jij behoort zo te horen tot het kamp dat de kunstenaar hoogacht, maar vraagtekens plaats bij de denker en spreker. In het verleden heb je ook wel eens aangevoerd dat Beuys niet bepaald kritisch omging met het verleden. Hoezo dat?
Beuys heeft zich in zijn toespraken en optreden in het algemeen gesproken wel gedistantieerd van het Derde Rijk en het nazisme. Daar kan niet aan getwijfeld worden. En toch is hij in mijn ogen een artistieke grootheid met hier en daar een blinde, bruine vlek. Hij heeft niet zoals andere na-oorlogse Duitse intellectuelen en kunstenaars kritisch nagedacht over het naziverleden en zijn eigen verleden. Hij vertelde daar dingen over die niet klopten of tamelijk vreemd overkomen. Allereerst heeft hij altijd verteld dat hij in 1941 vrijwillig dienst nam bij de Luftwaffe omdat hij voor het leven koos en niet weerloos vernietigd wilde worden. Uit schriftelijke bronnen blijkt dat Beuys op de middelbare school een slechte leerling was die zich als enige in zijn klas vrijwillig aanmeldde voor het leger, nadat het hem duidelijk was geworden dat hij zou blijven zitten en niet zou overgaan naar de examenklas. In 1982 had Beuys een gesprek met gymnasiasten op de Documenta in Kassel. Dat gesprek is vastgelegd en de door Beuys geautoriseerde tekst is uitgegeven. Beuys merkte in dat gesprek op dat de staatbemoeienis met scholen in zijn jeugd veel minder ver ging dan in het Duitsland van de jaren tachtig. Dat is in strijd met documenten die aantonen dat joodse leerlingen na 1933 van het door Beuys bezochte Gymnasium in Kleef werden verwijderd en het onderwijs was doordrongen van de nazi-ideologie. Beuys prees zijn schoolboeken, die naar zijn mening veel beter waren dat de schoolboeken van de jaren tachtig. Hij prees ook zijn vroegere muziekleraar. Dat was een lid van de NSDAP die rondliep in een uniform en bevriend was met Elly Ney, een vooraanstaand pianiste die in 1937 lid werd van de NSDAP en zich enthousiast inzette voor de nazi-propaganda. Als je afzag van zijn politieke overtuiging, aldus Beuys in het gesprek met de gymnasiasten in 1982, was zijn muziekleraar een heel geschikte vent, een zeer actieve en geliefde docent die uitstekend onderwijs gaf. Bovendien was de man na de Tweede Wereldoorlog zonder kleerscheuren door de denazificatie gekomen en weer aangesteld als docent. Volgens Beuys wees dat erop dat er eigenlijk niets met die leraar aan de hand was. De gymnasiasten hadden zich goed voorbereid op het gesprek. Ze vroegen Beuys wat hij dacht van de opmerking van de schrijver Heinrich Böll die de opvoeding van de Duitse Jeugd voor de Tweede Wereldoorlog bestempelde als een Erziehung zum Tod. Beuys bestreed dat en zei dat de situatie in Kleef duidelijk anders was. Kleef lag dicht bij Nederland en het was er vrijer dan elders in Duitsland. Ook dat is in strijd met de feiten. In Kleef werden de joodse inwoners even systematisch als elders in Duitsland opgepakt en afgevoerd naar de kampen en de NSDAP had er een grote aanhang. Maar daar heeft Beuys het nooit over gehad. Wel sprak hij over zijn klasgenoten die later in de oorlog dienst namen en waarvan een deel sneuvelde, of, zoals Beuys het uitdrukte, werd uitgeroeid, ausgerottet. Uit dit soort uitspraken kun je niets anders opmaken dan dat Beuys zijn verleden toedekte, de ernst van de nazitijd negeerde en relativeerde en zaken goedpraatte. Het was allemaal niet zo erg geweest als men beweerde. Van het systematische uitmoorden van Duitse burgers op racistische gronden leek hij niets te willen weten. Dat leidde in een aantal gevallen dan weer tot enormiteiten. Zo stelde Beuys in 1979 dat het heden, de na-oorlogse Westerse maatschappij dus, Auschwitz was omdat de mens door het kapitalistische systeem geestelijk werd gedood. In 1958, toen hij een ontwerp voor een monument in Auswitsch indiende, en zijn ontwerp beargumenteerde, bleek uit niets dat hij zich realiseerde wat er nu werkelijk was gebeurd. Ik heb de indruk dat Beuys enthousiasme voor Rudolf Steiner hem ervan heeft weerhouden om zoals Heinrich Böll, Haffner of Mommsen scherp en nuchter na te denken over het Naziverleden. In plaats daarvan heeft hij het verleden tot een persoonlijke mythe gemaakt. In 1980 gaf Beuys een interview aan een verslaggever van Penthouse. De journalist vroeg Beuys of hij als vlieger in dienst van de Luftwaffe mensen had gedood. Beuys antwoordde dat dat ongetwijfeld het geval zal zijn geweest. Hij vergoelijkte dat echter, door te zeggen dat wij van de Luftwaffe alleen militaire doelen aanvielen en niet zoals de Engelsen en de Amerikanen steden en andere burgerdoelen bombardeerden. Dat is niet alleen een staaltje anti-Amerikaanse en anti-Engesle rethoriek, het is ook een ontkenning van het optreden van de Duitse Luftwaffe boven steden als Rotterdam, Londen, Coventry en Guernica. Beuys' toespraak over Duitsland tijdens de Münchner Kammerspielen van 1985 roept eveneens vragen op. Volgens Beuys had het Duitse Volk een speciale opdracht om na te denken over de toekomst vanwege de speciale aard van de Duitse taal. Dat doet sterk denken aan het messianisme van Schiller en diens geloof dat de Duitse cultuur tegen het einde der tijden als het ware de uiteindelijke toon zou aangeven: Doch des Deutsche Tag wird scheinen, wenn der Zeiten Kreis sich füllt. Lachwekkend is Beuys' uitspraak over de bijzondere aard van de Duitse taal eigenlijk ook. Beuys sprak, behalve Duits en wat gebrekkig Engels, geen talen. Zijn uitspraak over de bijzondere aard van de Duitse taal was dus zeker geen resultaat van vergelijkend taalonderzoek, maar een oudbakken, nationalistische gemeenplaats. Volgens mij kun je met deze en andere uitspraken in je achterhoofd Beuys' beschouwingen over de sociale plastiek, waar sommige mensen zo'n belang aan hechten, niet meer serieus nemen.