Categorie:
interview
Onderwerp: Ron
Manheim over Joseph Beuys en de verzameling Van der Grinten in het Museum
Schloss Moyland, Bedburg-Hau (BRD)
Auteur: Peter
Nijenhuis
Datum gesprek: 2 december
2015
Ron Manheim (Amsterdam 1943) studeerde voor onderwijzer
aan de kweekschool in Amsterdam en studeerde daarna kunstgeschiedenis in
Nijmegen. In 1985 werd hij docent Nieuwste Kunstgeschiedenis aan de
Universiteit van Nijmegen en in 1991 werd hij door Hans van der Grinten
gevraagd om als plaatsvervangend artistiek directeur mee te werken aan de
totstandkoming van Museum Schloss Moyland in Bedburg-Hau in de nabijheid van
Kleef. Manheim, inmiddels gepensioneerd en woonachtig in Kleef, houdt zich tegenwoordig
onder andere bezig met vluchtelingenwerk, het Duitse Expressionisme en
Jiddische literatuur.
Dertig jaar
geleden, op 23 januari 1986, overleed de Duitse Kunstenaar Joseph Beuys. Net
als Andy Warhol was Beuys in de jaren zeventig en tachtig een internationale
kunstster, iemand die de aandacht trok van de media en voor wiens werk
torenhoge prijzen werden betaald. Kun je uitleggen wat Beuys in jouw ogen voor
een betekenis had als kunstenaar?
Beuys behoorde net als Dieter Roth, Heinz Mack en Otto
Piene tot de generatie kunstenaars die na de oorlog afscheid nam van de
traditionele beeldmiddelen. Dat was voor de Tweede Wereldoorlog al in gang
gezet, maar Beuys en zijn generatiegenoten voltooiden het werk. Door hun
toedoen kan tegenwoordig alles een artistiek medium zijn: bloemenwater, honing,
zwavel of vet. Bij Beuys hebben dergelijke materialen ook nog een symbolische
of iconografische betekenis. Dat is in 2006 nog eens in kaart gebracht in de
catalogus bij de tentoonstelling Die
Materialien und ihre Botschaft. Beuys zag trouwens ook spreken en denken
als een artistiek medium en als plastische arbeid. Je zou kunnen zeggen dat
Beuys en de kunstenaars van zijn generatie de weg vrij maakten voor de
conceptuele kunst. Het idee van Stanley Brouwn, om in 1960 alle etalages van
Amsterdamse schoenwinkels uit te roepen tot zijn kunstwerk, was er een
uitvloeisel van. Beuys stond met andere woorden aan de wieg van een nieuwe
artistieke vormgevingswijze. Hij was een van de eersten en oefende grote
invloed uit. Dat is in mijn ogen een belangrijk aspect van zijn
kunsthistorische betekenis. Een ander aspect is zijn betekenis als tekenaar en
aquarellist. Ik heb Beuys nooit persoonlijk ontmoet, maar op films kun je zien,
en dat is ook algemeen bekend, hoe hij tekende. Beuys hield zijn potlood losjes
bij het uiteinde vast. Iedere beweging van de hand en de vingers werd op die
manier vertaald in de lijn. Beuys kon zoekend tekenen. Dat kunnen maar weinig
mensen. Zijn lijnvoering was een zoekproces dat nooit met een overhaaste
conclusie werd afgesloten. Voor de beschouwers is er altijd ruimte om verder te
voelen. Toen ik in het Museum Schloss Moyland werkte kwamen er nogal wat mensen
langs die zogenaamd een Beuys in hun bezit hadden. Ik heb er nooit moeite mee
gehad om een echte Beuys te onderscheiden van werk dat ten onrechte aan hem
werd toegeschreven. Dat zag je gelijk. Wie in de tekeningen van Beuys niet de
grote artistieke kwaliteit ziet, niet ziet dat de geest en de hand van de
kunstenaar op een wel heel bijzondere wijze een lijn hebben geproduceerd, zal
wat mij betreft ook nooit binnen kunnen komen in de wereld van Rembrandt.
Dat is volgens mij niet te definiëren en te
kwantificeren. Je kunt er hoogstens oog voor ontwikkelen door heel veel
tekeningen en andere kunstwerken te bekijken.
Voor sommige
mensen zijn de tekeningen en aquarellen van Beuys bijzaak. Het gaat om zijn
acties. Als eerste wordt dan meestal genoemd de actie in 1965 in de Galerie van
Alfred Schmela in Düsseldorf, Wie man dem
toten Hasen die Bilder erklärt, en niet te vergeten de actie in 1974, I like America and America likes me, in
de New Yorkse Galerie Block, waarbij Beuys zich liet opsluiten met een coyote.
Je weet dat Beuys kort na de oorlog bevriend raakte met
de gebroeders Van der Grinten. De Van der Grintens, Hans en Franz Joseph, waren
de zoons van een kleine boer uit Kranenburg, vlakbij de Nederlandse grens.
Franz Joseph studeerde rechten, filosofie en talen en Hans landbouwkunde en
kunstgeschiedenis. Beiden kwamen na hun studie terecht in het onderwijs en
beiden hebben Beuys toen hij onbekend en arm was ondersteund en zijn werk
gekocht, verzameld en tentoongesteld. Hans, die later conservator werd aan de
Commanderie van Sint-Jan in Nijmegen en nog weer later aan het hoofd kwam te
staan van Museum Schloss Moyland, heeft Beuys weliswaar met alles geholpen,
zelfs met het realiseren van luchtfietserijen als Beuys' Freie Internationale
Universität, maar hem altijd voorzichtig aangeraden zich niet te verliezen in
ideologische vertoningen. Tevergeefs, kun je zeggen. Van der Grinten vond dat
Beuys' genie tot uiting kwam in zijn tekeningen, objecten en collages. Daar ben
ik het mee eens. Wie man dem toten Hasen
die Bilder erklärt is in mijn ogen hocus pocus. I like America and America likes me, was niet wat Beuys zei dat het
was: de opsluiting en ontmoeting van de kunstenaar en een wilde coyote. Op de
filmbeelden kan iedereen zien dat de coyote een gedomesticeerd, een tam dier
was.
En Beuys'
gedachtengoed? Voor sommige mensen hebben Beuys ideeën over het menselijke
handelen als sociale plastiek, over evolutie en vloeibaarheid, en zijn ideeën
over de opdracht van de kunstenaar om zich te verplaatsen in dieren en andere
vormen van leven en bestaan, nog altijd een betekenis. Ze worden door sommigen
ook nog eens van belang geacht in het licht van de twintigste-eeuwse Franse
wijsbegeerte.
De term gedachtengoed
is in dit verband te wijds. Hij veronderstelt een samenhang, een systematisch
geheel, en daarvan was geen sprake. De kunstenaar Beuys trad in verschillende
gedaantes naar voren: als tekenaar, spreker, actionist, activist, en
beeldhouwer. Zijn ideeën, in zoverre je die kunt afleiden uit wat hij heeft
nagelaten, zijn wat je in het Duits een Sammelsurium noemt, een eclectisch
geheel. Een grote rol in het denken van Beuys speelden de geschriften van
Rudolf Steiner. Ik zie niet zoveel in de antroposofie van Steiner. Beuys, die
er vol van was, had volgens mij geen adequaat antwoord op de problemen van zijn
tijd en zeker niet op die van nu. We staan, zo zie ik het, aan de vooravond van
een ecologische catastrofe van mondiale proporties. Beuys' ideologische manier
van denken is daarvoor geen oplossing, want die leidt tot sektarisme. Wat heeft
Beuys' actie 7000 Eichen op de Documenta van 1982 concreet opgeleverd? Ich werde die Welt bewalden, zei Beuys.
Nou ja, oordeel zelf. Er zijn in Duitsland nog steeds groepjes mensen die
heilig geloven in sociale sculptuur en braaf boekjes uitgeven met teksten van
Beuys. Maar als er ooit een beweging ontstaat tegen het neoliberalisme – iets
wat in de ogen van Beuys toch een vorm van sociale plastiek bij uitstek zou
zijn – dan is die waarschijnlijk niet geïnspireerd door de ideeën van Beuys.
Markus Lüpertz
stelde dat na de dood van Beuys zijn werk zijn betekenis had verloren omdat
Beuys als de commentator van dat werk was weggevallen. Dat gaat me te ver. De
betekenis van Beuys als kunstenaar zit voor mij zoals gezegd in zijn objecten,
aquarellen en tekeningen. Ik weet dat er mensen zijn die Joseph Beuys voor een
'groot denker' houden. Ik ben evenwel geen filosoof. Ik ben een in de
twintigste eeuw opgeleide kunsthistoricus en als zodanig kijk ik naar het werk
van Beuys. Het is aannemelijk dat kunsthistorici en filosofen over vijftig jaar
iets geheel anders in het werk van Beuys zullen zien dan ik nu. Om die reden
heb ik er altijd voor gepleit om alles, maar dan ook alles wat Beuys naliet,
zelfs het meest onbeduidende boodschappenbriefje, te bewaren. Van Rembrandt
zijn weinig daadwerkelijk persoonlijke documenten bewaard gebleven en hoe graag
zouden de onderzoekers van nu daarover beschikken!
Is dat niet was
ouderwets om zo in beslag te worden genomen door Beuys' lijnen en zijn manier
van tekenen? Mensen van nu willen beweging en spektakel, lijkt me. Of ze willen
discours. Geconcentreerd naar iets kijken kost moeite en teveel tijd trouwens
ook.
Ik kan geen logisch argument bedenken waarom ik geen
aandacht zou moeten hebben voor de aard en de kwaliteit van een lijn of hoe
iets is geboetseerd of uitgehouwen in steen. Ik deel de mening van de volgens
mij ondergewaardeerde kunsthistoricus Max Raphael die argumenten aanvoerde
waarom er een verband is tussen de aard van een maatschappij en de schakeringen
en nuances in de kunstproductie van zo'n maatschappij. Vertel mij waarom ik
niet open en gevoelig zou moeten kijken naar mensen, dingen, planten of
beelden? Juist een open en gevoelige blik lijkt me een voorwaarde voor
menselijkheid.
In 1991 werd je
door Hans van de Grinten gevraagd om samen met hem aan de totstandkoming van
het Museum Schloss Moyland te werken. In 1997 ging het museum open. Wat heb je
in die voorbereidende jaren gedaan?
Het museum zou twee poten hebben. Het Beuysarchief en de
collectie Van der Grinten. Op een dag in de jaren zeventig zei Beuys tegen de
gebroeders Van der Grinten dat hij nogal wat archief had. Konden zij dat niet
meenemen, zodat hij ervan af was? Dat hebben ze gedaan. Om de zoveel tijd
kwamen de gebroeders van der Grinten bij Beuys en namen dan archiefmateriaal
mee dat ze opsloegen in plastic boodschappentasjes. Toen ik in 1991 begon, had
Hans van der Grinten in Kranenburg een voormalige school gehuurd. Op de eerste
verdieping had je een gang en die gang stond vol met plastic
boodschappentasjes. Die ordening in de boodschappentasjes heb ik gehandhaafd,
dat wil zeggen, het materiaal is later wel op soort geordend, maar de
beschrijving van het archief is gebeurd op grond van wat bij elkaar zat in een
van die vele plastic boodschappentasjes. Het archief is overigens na mijn
vertrek gedigitaliseerd. Behalve met het beschrijven van het archief hield ik
me met van alles en nog wat bezig. Ik werkte net als Hans van der Grinten aan
het beschrijven van de kunstcollectie, het publiceren daarover en op allerlei
manieren aan de organisatie, de financiering en de materiële uitrusting van het
nog te openen museum. Slot Moyland was in 1991 een bouwplaats. Het
negentiende-eeuwse, neo-gotische kasteel moest hersteld worden en als museum
worden ingericht. Dat moest gebeuren met publieke middelen en het was een hele
klus om die bij elkaar te krijgen. Hans van der Grinten heeft daar een zeer
belangrijke rol in gespeeld. Zonder hem was het Museum Schloss Moyland er
wellicht nooit gekomen. Bij bepaalde zaken was ik niet betrokken. Het witte
marmer op de vloeren was een beslissing van Hans van der Grinten en de
architect om het licht in het duistere slot zo efficiënt mogelijk te gebruiken.
Wel heb ik steeds aangedrongen op het herstel van de grote toren. Ernst
Friedrich Zwirner, de negentiende-eeuwse architect, vond dat kerken symmetrisch
moesten zijn, nog symmetrischer dan ten tijde van de Gotiek zelf. Zijn voorstel
voor de Dom van Keulen is daar een voorbeeld van. Profane gebouwen moesten
daarentegen juist asymmetrisch zijn. Vandaar dat Zwirners plan voor Moyland,
dat sinds de middeleeuwen een grote donjon, een verdedigingstoren kende, voorzag
in een hoge torenspits die tijdens de oorlog sneuvelde. Kort voor mijn
pensionering kon die spits er weer opgezet worden.
Wat bevatte het archief
van Beuys?
Beuys had een abonnement bij een knipseldienst. Zeer
veel, zo niet alles of bijna alles wat over hem is geschreven in kranten en
tijdschriften, is via de knipseldienst in het archief terecht gekomen. De
knipsels zijn belangrijk voor het onderzoek naar de receptie van Beuys' werk:
wanneer, hoe frequent en in welke zin werd over zijn werk en zijn persoon
geschreven? Het archief bevat ook aantekeningen van Beuys. Daaronder zijn
weinig aantekeningen die je als bespiegelend of theoretisch van aard kunt
noemen. Beuys bereidde lezingen en toespraken niet voor door zijn teksten
vooraf uit te schrijven. Hij sprak voor de vuist weg, hij improviseerde. Toespraken
en lezingen waarvan de inhoud werd vastgelegd en uitgegeven, werden doorgaans
wel door Beuys geautoriseerd. Daar lette hij scherp op. In het archief bevinden
zich wel veel krabbels en schetsje van Beuys en veel correspondentie. Beuys
correspondeerde met zijn studenten, met verzamelaars, museummensen en vrienden.
Verder aanwezig in het archief zijn veel drukwerken, vaak voorzien van
aantekeningen van Beuys zelf, en allerlei uitnodigingen.
Ja en in meer dan één opzicht. Dat Beuys een
charismatische werking uitoefende op zijn tijdgenoten blijkt uit de vele
begeesterde brieven van zowel mannelijke als vrouwelijke bewonderaars. Uit de
correspondentie blijkt ook dat Beuys zeer gewiekst opereerde op de kunstmarkt.
Hij wist hoe hij museumdirecteuren en galeristen moest gebruiken, niet zozeer
voor het geld, want daar was hij niet zo mee bezig, maar voor het promoten van
zijn werk en overtuigingen. Uit het archief kun je ook opmaken dat Beuys
aanvankelijk groot aanzien genoot onder zijn studenten. Naarmate hij beroemder
werd en politiek actiever, leek hij minder aandacht te kunnen besteden aan de individuele
student. De vrouwelijke studenten, die in de eerste plaats geïnteresseerd waren
in een goede kunstopleiding, leden daar volgens mij meer onder dan de
mannelijke studenten. Die mannelijk studenten deden vaker mee met het politieke
gedoe en gedroegen zich ook makkelijker als haantje de voorste. Beuys was in
mijn ogen bovendien een kind van zijn tijd. Vrouwen hadden voor mannen van zijn
generatie een bepaalde rol te spelen. Het kunstenaarschap hoorde daar niet
vanzelfsprekend bij. Er is uit het archief natuurlijk nog meer op te maken. Een
van de dingen die me troffen, is een catalogus uit 1985 over de Duitse
beeldende kunst van na de Tweede Wereldoorlog. Beuys heeft die catalogus
aandachtig doorgenomen. Overal waar zijn naam is genoemd, heeft hij een strook
papier tussen de bladzijden gelegd en zijn naam met rood onderstreept. Door al
die stroken papier is de catalogus twee keer zo dik. Het hele geval maakt
duidelijk dat Beuys zijn eigen carrière, zijn eigen Werdegang en de ontvangst
van zijn werk serieus bestudeerde en documenteerde. De catalogus is een van de
aanwijzingen dat Joseph Beuys zijn eigen leven zag als een schepping, een
kunstwerk en dat kunst en leven bij Beuys waren versmolten.
Hans en Franz Joseph van der Grinten besloten om samen
een kunstcollectie aan te leggen en die collectie als een geheel toegankelijk
te maken voor anderen. Hun aanvankelijke plan was om een collectie grafiek aan
te leggen aan de hand waarvan de ontwikkeling van de twintigste-eeuwse kunst
werd verduidelijkt. Je moet bedenken dat de broers, toen ze jong waren, weinig geld
hadden. Het aanvankelijke plan raakte nooit helemaal uit zicht, maar er kwamen
in de loop van de tijd allerlei dingen bij: tekeningen, schilderijen, sculptuur…
De gebroeders kochten eerst gezamenlijk, later ook onafhankelijk van elkaar en
hun voorkeuren kwamen niet in alle opzichten overeen. Ze trokken zich niets aan
van door kunsthistorici bedachte scheidslijnen of ideologische overwegingen. Ze
lieten zich leiden door hun eigen smaak en hun verzamelwoede. Op een gegeven
moment stonden ze samen op een vlooienmarkt in Nijmegen en daar vonden ze een
kop-en-schotel die weinig kostte en er zeer interessant uitzag. Ze hebben toen
staan wikken en wegen of ze die kop-en-schotel wel of niet zouden aanschaffen. Aankoop
zou immers consequenties hebben. Een verzameling met slechts één kop-en-schotel,
dat kan niet. Een dergelijke aanschaf betekende dat er een nieuwe tak in de
verzameling moest worden aangelegd. En zo is het ook gebeurd. De gebroeders Van
der Grinten hebben de kop-en-schotel gekocht en zijn keramiek gaan verzamelen.
Overigens moet ik er wel bij vermelden dat de gebroeders ook advies kregen van
kunstenaars. Beuys stond niet alleen zijn archief af. Hij reserveerde ook een
deel van zijn artistieke productie, zijn tekeningen, collages en objecten voor
de collectie Van der Grinten. Je zou kunnen zeggen dat hij de collectie Van der
Grinten voor een deel regisseerde. Beuys zette de gebroeders op het spoor van
de Jugendstil en hij adviseerde ze om foto´s te verzamelen. Niet alle adviezen
werden opgevolgd en de gebroeders Van der Grinten volgden ook niet in ieder
opzicht Beuys' voorkeuren. Ze verzamelden bijvoorbeeld het grafische werk van
Rolf Sackenheim, een kunstenaar waar Beuys geen waardering voor had. Alles wat
de gebroeders Van der Grinten kochten en verzamelden sloegen ze thuis op, Hans
in zijn huis in Kranenburg, de voormalige boerderij waar ze waren opgegroeid,
en Franz Joseph in zijn huis in Gaesdonk. Beide woningen zaten tot de nok vol
tekeningen, schilderijen en objecten en in de jaren negentig zijn beide
collecties in slot Moyland verenigd.
Nee, zeker niet, maar er zitten dingen tussen die zeer
bijzonder zijn. De Van der Grintens verzamelden de etsen van Francis Seymour
Haden, James McNeill Whistler en andere Britse kunstenaars die zich in de
tweede helft van de negentiende eeuw lieten inspireren door het werk van
Rembrandt. Over die etsen en de werking en receptie van Rembrandt over de
eeuwen heen is een tentoonstelling gemaakt in 2005 en daarbij verscheen een
mooie catalogus. Een ander hoogtepunt in de collectie is de verzameling Duitse,
expressionistische houtsneden. En verder is de verzameling in Moyland in mijn
ogen het belangrijkste bestand in Duitsland en daarbuiten als het gaat om het
werk van Joseph Beuys. Zijn tekeningen, collages, aquarellen en objecten vind
je nergens anders in een dergelijke hoeveelheid, verscheidenheid en kwaliteit
als in Moyland. Wie Beuys wil bestuderen, moet beginnen in Moyland.
In het museum
zoals het in 1997 werd geopend hingen de tekeningen, de collages en objecten
van Beuys onder en boven elkaar. De wanden waren bedekt in wat de Sint-Petersburgse opstelling wordt
genoemd. Wat was daarvan de bedoeling?
Hans van der Grinten vond dat je als museumdirecteur
zoveel mogelijk moest laten zien. Een kunstenaar kon je niet leren kennen door
slechts één werk. Dat moesten er meer zijn. De bezoeker moest bovendien vooral
zelf kijken en leren kijken. En je moest de bezoeker volgens Hans van der
Grinten ook niet iets voorkauwen door alleen de werken te tonen die in jouw
ogen van belang waren. Vandaar dat de wanden vol hingen. Daardoor was Moyland
een wat eigenaardig museum, meer een uitstalling van de verzameling van twee
eigengereide geesten, dan een geijkt museum.
Er is in Moyland
onder de huidige directrice nog steeds veel te zien, maar de Sint-Petersburgse
opstelling is wat teruggesnoeid.
Ook een museum moet zich blijven ontwikkelen. Daarvoor
moet een directeur bepaalde keuzes doen.
Laten we
terugkomen op Beuys’ betekenis als kunstenaar en denker. Jij behoort zo te
horen tot het kamp dat de kunstenaar hoogacht, maar vraagtekens plaats bij de
denker en spreker. In het verleden heb je ook wel eens aangevoerd dat Beuys
niet bepaald kritisch omging met het verleden. Hoezo dat?
Beuys heeft zich in zijn toespraken en optreden in het
algemeen gesproken wel gedistantieerd van het Derde Rijk en het nazisme. Daar
kan niet aan getwijfeld worden. En toch is hij in mijn ogen een artistieke
grootheid met hier en daar een blinde, bruine vlek. Hij heeft niet zoals andere
na-oorlogse Duitse intellectuelen en kunstenaars kritisch nagedacht over het
naziverleden en zijn eigen verleden. Hij vertelde daar dingen over die niet
klopten of tamelijk vreemd overkomen. Allereerst heeft hij altijd verteld dat
hij in 1941 vrijwillig dienst nam bij de Luftwaffe omdat hij voor het leven
koos en niet weerloos vernietigd wilde worden. Uit schriftelijke bronnen blijkt
dat Beuys op de middelbare school een slechte leerling was die zich als enige
in zijn klas vrijwillig aanmeldde voor het leger, nadat het hem duidelijk was
geworden dat hij zou blijven zitten en niet zou overgaan naar de examenklas. In
1982 had Beuys een gesprek met gymnasiasten op de Documenta in Kassel. Dat
gesprek is vastgelegd en de door Beuys geautoriseerde tekst is uitgegeven. Beuys
merkte in dat gesprek op dat de staatbemoeienis met scholen in zijn jeugd veel
minder ver ging dan in het Duitsland van de jaren tachtig. Dat is in strijd met
documenten die aantonen dat joodse leerlingen na 1933 van het door Beuys
bezochte Gymnasium in Kleef werden verwijderd en het onderwijs was doordrongen
van de nazi-ideologie. Beuys prees zijn schoolboeken, die naar zijn mening veel
beter waren dat de schoolboeken van de jaren tachtig. Hij prees ook zijn vroegere
muziekleraar. Dat was een lid van de NSDAP die rondliep in een uniform en
bevriend was met Elly Ney, een vooraanstaand pianiste die in 1937 lid werd van
de NSDAP en zich enthousiast inzette voor de nazi-propaganda. Als je afzag van
zijn politieke overtuiging, aldus Beuys in het gesprek met de gymnasiasten in
1982, was zijn muziekleraar een heel geschikte vent, een zeer actieve en
geliefde docent die uitstekend onderwijs gaf. Bovendien was de man na de Tweede
Wereldoorlog zonder kleerscheuren door de denazificatie gekomen en weer
aangesteld als docent. Volgens Beuys wees dat erop dat er eigenlijk niets met
die leraar aan de hand was. De gymnasiasten hadden zich goed voorbereid op het
gesprek. Ze vroegen Beuys wat hij dacht van de opmerking van de schrijver Heinrich
Böll die de opvoeding van de Duitse Jeugd voor de Tweede Wereldoorlog
bestempelde als een Erziehung zum Tod. Beuys bestreed dat en zei dat de
situatie in Kleef duidelijk anders was. Kleef lag dicht bij Nederland en het
was er vrijer dan elders in Duitsland. Ook dat is in strijd met de feiten. In
Kleef werden de joodse inwoners even systematisch als elders in Duitsland
opgepakt en afgevoerd naar de kampen en de NSDAP had er een grote aanhang. Maar
daar heeft Beuys het nooit over gehad. Wel sprak hij over zijn klasgenoten die
later in de oorlog dienst namen en waarvan een deel sneuvelde, of, zoals Beuys
het uitdrukte, werd uitgeroeid, ausgerottet.
Uit dit soort uitspraken kun je niets anders opmaken dan dat Beuys zijn
verleden toedekte, de ernst van de nazitijd negeerde en relativeerde en zaken
goedpraatte. Het was allemaal niet zo erg geweest als men beweerde. Van het
systematische uitmoorden van Duitse burgers op racistische gronden leek hij
niets te willen weten. Dat leidde in een aantal gevallen dan weer tot
enormiteiten. Zo stelde Beuys in 1979 dat het heden, de na-oorlogse Westerse maatschappij dus, Auschwitz was omdat de mens door het
kapitalistische systeem geestelijk werd gedood. In 1958, toen hij een ontwerp
voor een monument in Auswitsch indiende, en zijn ontwerp beargumenteerde, bleek
uit niets dat hij zich realiseerde wat er nu werkelijk was gebeurd. Ik heb de
indruk dat Beuys enthousiasme voor Rudolf Steiner hem ervan heeft weerhouden om
zoals Heinrich Böll, Haffner of Mommsen scherp en nuchter na te denken over het
Naziverleden. In plaats daarvan heeft hij het verleden tot een persoonlijke
mythe gemaakt. In 1980 gaf Beuys een interview aan een verslaggever van
Penthouse. De journalist vroeg Beuys of hij als vlieger in dienst van de Luftwaffe
mensen had gedood. Beuys antwoordde dat dat ongetwijfeld het geval zal zijn
geweest. Hij vergoelijkte dat echter, door te zeggen dat wij van de Luftwaffe alleen militaire doelen aanvielen en niet
zoals de Engelsen en de Amerikanen steden en andere burgerdoelen bombardeerden.
Dat is niet alleen een staaltje anti-Amerikaanse en anti-Engesle rethoriek, het
is ook een ontkenning van het optreden van de Duitse Luftwaffe boven steden als
Rotterdam, Londen, Coventry en Guernica. Beuys' toespraak over Duitsland tijdens
de Münchner Kammerspielen van 1985 roept eveneens vragen op. Volgens Beuys had
het Duitse Volk een speciale opdracht om na te denken over de toekomst vanwege
de speciale aard van de Duitse taal. Dat doet sterk denken aan het messianisme
van Schiller en diens geloof dat de Duitse cultuur tegen het einde der tijden
als het ware de uiteindelijke toon zou aangeven: Doch des Deutsche Tag wird scheinen, wenn der Zeiten Kreis sich füllt.
Lachwekkend is Beuys' uitspraak over de bijzondere aard van de Duitse taal
eigenlijk ook. Beuys sprak, behalve Duits en wat gebrekkig Engels, geen talen.
Zijn uitspraak over de bijzondere aard van de Duitse taal was dus zeker geen
resultaat van vergelijkend taalonderzoek, maar een oudbakken, nationalistische
gemeenplaats. Volgens mij kun je met deze en andere uitspraken in je
achterhoofd Beuys' beschouwingen over de sociale plastiek, waar sommige mensen
zo'n belang aan hechten, niet meer serieus nemen.