Categorie: interview/ Onderwerp: Liedewij van Eijk en Daniel Pizamiglio over hun performance Dichterbij/ Auteur: Peter Nijenhuis/Datum gesprek: 21 en 27 december 2017
Liedewij van Eijk (Alphen aan den Rijn 1991) en Daniel Pizamiglio (Fortaleza 1988) kropen op zaterdag 23 december in het Arnhemse kunstcentrum Circa…dit om drie uur 's middags ieder in een papieren cocon. Vierentwintig uur later, op zondagmiddag 24 december, sloten ze hun verblijf in de cocons af. Van Eijk en Pizamiglio waren niet helemaal alleen. Tijdens hun performance met de titel Dichterbij waren er, op afstand, begeleiders aanwezig.
Liedewij van Eijk
studeerde in 2012 af aan de afdeling Fine Art van ArtEZ in Arnhem. Daniel
Pizamiglio volgde een opleiding theater in Brazilië en werkt als danser,
performer en choreograaf in Portugal. Wat hadden ze voor met hun actie, hoe
kwamen ze op het idee en hoe pakte het uit?
Twee dagen vóór de
performance
Wat gaan jullie 23
en 24 december doen in jullie cocons?
LIEDEWIJ VAN EIJK: Daniel en ik gaan ieder in onze eigen
papieren cocon onze gedachten tekenen aan de binnenkant van het papier. Dat
lijkt eenvoudiger dan het is. We hebben het al eens gedurende een kortere tijd uitgeprobeerd.
Als je in zo'n papieren cocon kruipt, is het na vijf minuten opeens moeilijk om
vat te krijgen op je gedachten.
DANIEL PIZAMIGLIO: De verleiding is groot om je concentreren
op het tekenen. Als je dat doet, ben je niet meer bezig met je gedachten. Je
verliest de aansluiting.
LIEDEWIJ VAN EIJK: Je hand zou moeten werken als een seismograaf
van je denken, maar als dat al zomaar mogelijk is, dan vraagt dat een bepaald
soort houding en een bepaald soort concentratie. Je moet kunnen omgaan met
onvermijdelijke verstoringen. Er is veel wat het denken afleidt, maar misschien
is er zonder afleidingen, zonder externe prikkels, geen denken mogelijk en verval
je in een comateuze toestand.
Wat heeft jullie gezamenlijke
performance te maken met jullie eerdere werk?
LIEDEWIJ VAN EIJK: Ik ben geïnteresseerd in het gedrag
van mensen, dieren en objecten
in hun dagelijks omgeving. Het gaat me om repeterende gedragingen,
gewoonlijk verstrengeld en onderbroken door talloze andere
processen. Voorop staat voor mij de relatie tussen denken, lichaam
en handelen. Wat zijn ze ieder voor zich, als er een ieder voor zich is, en hoe
zijn ze verbonden en werken ze op elkaar in? Ik richt me op dagelijkse processen waar dat op elkaar inwerken
aan de orde is. Mijn werk bestaat uit het ononderbroken doorlopen zulke
processen, gedragingen en routines en het registreren ervan op onder andere
video.
DANIEL PIZAMIGLIO: Ik werk als danser en choreograaf met objecten, gebaren en taal om situaties
te ontwikkelen die me in staat stellen om na te denken over het functioneren
van lichaam en de relatie tussen het lichaam, het denken en de buitenwereld.
Het lichaam en het lichamelijke handelen worden voor een aanzienlijk deel
bepaald door toevallige gebeurtenissen. Door zulke toevallige gebeurtenissen te
laten voortduren probeer ik de mogelijkheden en beperkingen van het lichaam te
begrijpen.
LIEDEWIJ VAN EIJK: Daniel en ik hebben elkaar in Portugal
ontmoet en zijn gaan samenwerken. Ik help Daniel bij zijn dansperformances als
assistent, filmmaker en artdirector en hij helpt mij met mijn werk. We wilden
al een tijd samen een project doen, maar zochten naar een geschikt
uitgangspunt. Dat kreeg ik op een bepaald moment in mijn schoot geworpen. Ik
vraag van tijd tot tijd aan mensen om me een kunstopdracht te geven. Ze moeten
bedenken wat ik zal gaan uitvoeren. Een van de mensen die ik dat vroeg, gaf me
de opdracht om al mijn gedachten van een dag weer te geven in een tekening van
360 graden. Dat idee heb ik met Daniel verder ontwikkeld tot de performance die
we van 23 op 24 december uitvoeren.
DANIEL PIZAMIGLIO: Regel een is dat we allebei met een
grafietstift werken. Regel twee is dat we een simpele lijn tekenen als onze
gedachten dermate vervagen dat we er geen vat meer op kunnen krijgen. Regel
drie is dat we tijdens de performance niet met elkaar, niet met onze
begeleiders en de buitenwereld communiceren. Regel vier is dat we niet opgeven
tenzij er echt sprake is van gevaar of nood. Regel vijf is dat we iedere twee
uur een pauze nemen van maximaal vijftien minuten. Tijdens de pauze nemen we
een foto van onszelf om onze toestand vast te leggen. Regel zes is dat we ook tijdens
de pauzes geen contact maken met elkaar of anderen. Regel zeven is dat slapen
in de cocon is toegestaan, maar niet te lang. Regel acht is dat onze
begeleiders de cocon repareren als dat nodig mocht zijn. Regel negen is dat we
tekst en cijfers mogen gebruiken, maar dat tekenen de hoofdzaak blijft. Regel
tien is dat we niet over eerder gemaakte tekeningen heen tekenen. Regel elf
is dat aan het einde van de performance onze cocons worden opengevouwen zodat
hun getekende binnenkant zichtbaar wordt.
Drie dagen na de performance
Hebben jullie in
jullie cocons een enigszins draaglijke tijd gehad?
DANIEL PIZAMIGLIO: Het was koud. Ik kon eerst niet slapen
van de kou. Vervolgens viel ik tegen de ochtend toch even in slaap en werd ik gewekt
omdat het tijd was voor de pauze die we om de twee uur zouden nemen. Op dat
moment voelde ik me werkelijk totaal uitgeput. Voor het overige viel het mee.
Ik kon in de cocon knielen, rustig op mijn zij liggen en me een beetje
uitstrekken. Het verblijf was zeker geen kwelling.
LIEDEWIJ VAN EIJK: Halverwege de performance, om ongeveer
drie uur in de vroege ochtend, raakte ik korte tijd in paniek. Mijn arm was
gevoelloos. Ik was kortademig en beeldde me in dat ik trombose zou kunnen
krijgen. Het ging vanzelf weer over toen ik me minder druk maakte. Afgezien van
dat moment van paniek heb ik me uitstekend vermaakt met mijn eigen gedachten en
het verkennen van de ruimte in mijn cocon.
Hebben jullie je
gedachten kunnen tekenen of noteren?
LIEDEWIJ VAN EIJK: Ik heb me goed kunnen focussen. De
eerste uren heb ik me vooral laten leiden door impulsen van buiten. Het klikken
van camera's toen we in onze cocons kropen en er foto's werden genomen. Daarna
de geluiden van de begeleiders, bezoekers en het uitgaanspubliek dat
voorbijliep en 's nachts zo nu en dan op de ramen ging bonken. Die prikkels en
mijn gedachten naar aanleiding daarvan heb ik kunnen noteren in een
geïmproviseerd symboolschrift. Ik heb input en impulsen van buiten ook
opgezocht door me in mijn cocon door de ruimte te bewegen en mijn indrukken van
bepaalde plekken vast te leggen. Ik tekende huiselijke dingen zoals thermostaten
en een kroonluchter om me op mijn gemak te voelen en ik vond een stukje papier,
een weggeknipte driehoek om een opening in de cocon te maken. Op dat stukje papier
heb ik een egel getekend om in mijn cocon een huisdier te hebben. Tegen de
vroege ochtend heb ik me minder gericht op het opzoeken van prikkels van buiten
en meer op mezelf, op herinneringen en wat me te binnen schoot. Dat was
eigenlijk niet anders dan reageren op impulsen van buiten of de ruimte.
Waren er gedachten
die jullie niet hebben kunnen tekenen?
DANIEL PIZAMIGLIO: Ik ben erin geslaagd om het tekenen te
verbinden met geluiden en impulsen van buiten en met wat me aan herinneringen,
associaties en gevoelens te binnen schoot. Dat kon ik met tussenpozen aardig
vasthouden. Maar er waren ook korte en langere periodes dat ik op mijn gedachten
geen greep kreeg of niet wist hoe ik ze zou moeten tekenen. Toch heeft mijn
verblijf in de papieren bol een complexe mindmap
opgeleverd, al bevat hij meer lijnen, het afgesproken teken voor geen grip
hebben op je denken, dan die van Liedewij.
LIEDEWIJ VAN EIJK: Van sommige gedachten wist ik niet wat
ik er mee aan moest. En kortstondige gedachten die tussen een kluwen van andere
gedachten liepen die er niets mee te maken hadden, heb ik ook niet getekend of
kunnen tekenen.
Hebben jullie
zicht gekregen op het pure denken?
LIEDEWIJ VAN EIJK: Nee, het verblijf in de papieren cocon
heeft bevestigd wat ik al vermoedde. De prikkels die het denken in gang zetten,
komen van buiten. Het zijn onder andere geluiden van mensen en dingen en de
omgeving die je voelt door te bewegen of waar je op rust of waar je je tegenaan
vouwt zoals een pilaar. Prikkels komen ook van je lichaam, associaties,
herinneringen en invallen. Die komen ogenschijnlijk van binnen maar lijken toch
iets anders dan het denken dat er door in gang wordt gezet. Typisch is ook dat
prikkels uit het nu komen, maar door het denken worden verbonden met
herinneringen en het verleden of met verwachtingen en de toekomst.
Je zou zeggen dat
er een verschil is tussen gedachten, gevoelens en stemmingen. Hebben jullie dat
zo ervaren en hoe zijn jullie daarmee omgesprongen?
LIEDEWIJ VAN EIJK: Voor mij zijn gedachten, gevoelens en
stemmingen aspecten van eenzelfde ‘iets’. Een stemming lijkt een verzameling
van gevoelens in een bepaalde tijdspanne, gedachten reflecteren op deze
gevoelens door ze te verbinden met gebeurtenissen uit het verleden of
verwachtingen voor de toekomst, waarna ze weer als voer dienen voor de
gevoelens en stemmingen. Ik merkte op momenten dat ik moe was, dat ik veel
moeite had mijn gedachten te volgen en te vertalen. Op andere momenten was ik
erg onrustig en dat uitte zich in grotere, wildere tekeningen. Ik heb de indruk
dat ik mijn gedachten vooral vertaalde in beelden en mijn gevoelens meer tot
uitdrukking kwamen in mijn handschrift.
DANIEL PIZAMIGLIO:
We begrijpen
stemmingen als gemoedstoestanden die variëren op basis van wat we denken en
voelen. Het is gebruikelijk om een dergelijk onderscheid te maken. In de
vierentwintig uur die ik in de cocon zat, besefte ik al snel dat de performance
niet om het verschil
tussen het denken en het voelen ging. Binnen de cocon is het onmogelijk om deze
verschillen te blijven
onderscheiden,
wat is denken, wat is voelen? In
begrensde situaties vermengen
we onze gedachten,
gewaarwordingen en gemoedstoestanden. We leggen ze als het ware over elkaar
heen. De tekeningen verbeelden gedachten die gevoelens, stimuli, vragen en
gemoedstoestanden waren. Uiteindelijk bestaat
er geen beeld van puur
en alleen het denken.
Heeft het
gedurende 24 uur uitvoeren van de performance de opzet of het concept ervan
veranderd?
LIEDEWIJ VAN EIJK: Dat is zeker zo. Vooraf dachten we
vooral in termen van afsluiting, isolement en je richten op het denken en het
tekenen ervan. Het daadwerkelijk 24 uur in een papieren cocon zitten is een
heel andere ervaring. Ik heb het vol kunnen houden door me te richten op mijn
wil en mijn nieuwsgierigheid naar de mogelijkheden van mijn positie als centrum
van de papieren bol. Ik ben in mijn cocon gaan bewegen door de ruimte om hem op
die manier te verkennen. Daarbij lijkt het alsof je je verliest. Je bent niet
meer Liedewij van Eijk. Je bent ook geen papieren bol of cocon, maar een
versmelting van die twee, een nieuw en hybride wezen. Dat wezen heeft
mogelijkheden en beperkingen. Het ervaart de wereld anders en schept door die
andere ervaring een eigen voorstelling van de wereld. In plaats van een middel
om dichter bij het denken te komen, zie ik de performance nu meer als een
middel om in een andere huid of hoedanigheid te kruipen. Het biedt de
mogelijkheid een hybride ervaring en een hybride wereld te scheppen en te
verkennen.
DANIEL PIZAMIGLIO: Liedewij heeft veel van de regels opgesteld,
maar is met de regels veel vrijer omgegaan dan ik. Ik heb me meer dan zij aan
de regels gehouden en me gericht op het tekenen van het denken. Ik wil de
performance nog een keer doen, maar dan wil ik er vrijer en speelser mee om
gaan.
LIEDEWIJ VAN EIJK: We zijn de Adam en Eva van een nieuw
organisme, een nieuw wezen of hoe je het ook wilt noemen. In de 24 uur die we
nu achter de rug hebben, maakten we kennis met een aantal mogelijkheden van dat
wezen, het bewegen onder andere, en het ervaren van de buitenwereld in zo'n
papieren cocon. We zijn in die 24 uur geëvolueerd, maar wat is er nog meer
mogelijk, hoe zouden we verder kunnen evolueren? Aan het eind van onze
performance zijn de wezens gestorven. Wat overblijft zijn twee complexe
tekeningen, twee mindmaps en onze
gezamenlijke ervaring; een gedeelde geschiedenis die we meennemen naar de
volgende stap in het project.