Categorie: interview
Onderwerp: Roland Schimmel over zijn werk
Datum gesprek: 22 december 2011
Roland Schimmel werd in 1954 geboren. Van 1973 tot 1978 bezocht hij de Academie van Beeldende Kunst in Arnhem. Het gesprek vindt plaats in het atelier van Roland Schimmel in Park Angerenstein. Aan een van de muren hangt een schilderij dat, hoe langer je kijkt, steeds heftiger nabeelden oproept. De interviewer ziet vlekken, vegen en strepen die ogenschijnlijk ook steeds grilliger bewegen.
Waar ben je me bezig?
Ik heb zojuist dat schilderij aan de muur voltooid. Daar heb ik ongeveer een week aan gewerkt en nu kijk ik wat ik heb gemaakt.
Hoe maak je je schilderijen?
In het geval van dit schilderij ben ik begonnen met het gronden van het doek met uniprimer. Vervolgens het ik de plaats en de maat van de zwarte stip bepaald. Daarna het ik aan de hand van een voorstudie met airbrush de kleuren geel, rood en blauw aangebracht. Ik sta dan met een masker voor mijn mond en neus achter een gordijn. Daar voer ik een soort ballet uit met het nodige armgezwaai. Echt romantisch is mijn werkwijze niet. Airbrush veroorzaak verfnevels. Dus heb ik, behalve een masker, een afzuiginstallatie die lawaai maakt. En ook de generator van de spuitinstallatie maakt herrie omdat hij steeds aan en uit schakelt.
Aan het schilderij gaat een voorstudie vooraf, zeg je, en wat nog meer?
Het schilderij is een doek van 125 centimeter hoog en 250 centimeter breed. De voorstudie is ook met airbrush gemaakt op een formaat van 50 centimeter hoog en 100 centimeter breed. Die voorstudie heb ik gemaakt op basis van een schets met pastelpotlood op kopieerpapier.
En hoe kwam je tot die schets?
Die ontstond toen ik een paar weken geleden naar het hieraan voorafgaande schilderij keek en op de onderste helft in de rechterhoek iets zag waarvan ik dacht dat beeld zou je verder moeten uitwerken.
Wat is het onderwerp van het schilderij dat je nu klaar hebt?
Net als de rest van mijn werk is het onderwerp de zoektocht naar de oorsprong van beweging.
Bedoel je het dansen van al die kleurvlakken voor je ogen?
Wat mij bezighoudt is beweging in het algemeen. De beweging van je lichaam, je geest, dingen die je ziet, je gedachten en je gevoel. Aristoteles meende dat de ziel niet iets kon zijn wat alleen passief zaken van buiten ontving, maar dat er in de ziel van de mens – waaronder hij het bewustzijn, de zintuigen en de waarneming verstond - een beginsel van beweging moest zitten. Die gedachte heeft me altijd aangesproken. We bewegen, ons lichaam en onze gedachten. Doordat wij bewegen verandert er in onze waarneming van de werkelijkheid voortdurend iets. Er komt iets tot stand, maar wat zet dat bewegen precies in werking?
Dit interview is bestemd voor internet en nu wordt het voor de facebookgeneratie misschien wat te diepzinnig. Even terug naar het schilderij hier aan de muur. Als je er een tijdje naar kijkt, zie je dingen die er eigenlijk niet staan. Gaat het je daarom?
Wat je ziet en wat niet letterlijk op het doek staat, komt voort uit je zelf. Om het heel simpel te stellen kun je ook zeggen dat ik werk met complementaire kleuren en andere kleuren en kleureffecten om bij de beschouwer nabeelden op te roepen en suggesties van beweging.
Hoe ben je op dat onderwerp gekomen?
Toen ik op de kunstacademie zat, deed ik met klasgenoten min of meer zelfstandig onderzoek naar fundamentele zaken als lijn, kleur en materiaal. We waren nogal serieus en uit die tijd stamt mijn fascinatie voor het verschijnsel nabeelden, kleureffecten en trouwens ook voor zwarte cirkels. Als je lang naar zo'n cirkel kijkt, wordt het echt een zwart gat dat de dingen erom heen op zou kunnen slokken. Dat boeide me toen al, maar wat deed ik daar mee in die tijd? Achteraf gezien vallen dingen op hun plek. Toen was dat nog niet zo helder. Ik maakte na de academie een wereldreis. Mijn idee was – en is nog steeds – dat je in het Westen voortdurend gekneed en gevormd wordt door een informatiecultuur. Wat vormeloos is, jij, wordt gevormd, Dat is wat informeren, 'informare' in het Latijn, letterlijk betekent: het ongevormde in je geest en je denken krijgt een vorm. Daarvan wilde ik een tijdje weg. Ik wilde kijken wat er met je gebeurde als je niet meer blootstond aan die overvloed aan vormende invloeden van buitenaf. Wat zou er tevoorschijn komen van jezelf, zou je geconfronteerd worden met het ongevormde in jezelf? Eerst ging ik naar een eiland in Griekenland. Omdat dat nog teveel midden in de wereld lag, reisde ik verder naar een klein eiland in Frans Polynesië, Raivavae.
En, vond je daar je ongevormde zelf?
Het verblijf op het eiland was in bepaalde opzichten een verblijf in de hel. Op een eiland van 300 inwoners kun je je bijna letterlijk doodvervelen. De ongerepte natuur... Hou op, het is een groot cliché en de clichés hebben inmiddels de hele wereld veroverd. Maar er waren ook zonsondergangen boven het koraalrif en de eindeloze oceaan waar ik mezelf mee doordrenkte. Daar teer ik nu nog op.
En toen?
Toen heb ik terug in Nederland tien jaar lang alleen maar geschilderd en geschilderd. Ik had geen galerie en ook geen tentoonstellingen. Een moeizame tijd. Ik werkte en ik zocht. Toch had ik het vertrouwen dat ik op een dag zou vinden wat ik moest vinden. In 1989 nodigde ik Gert Taaken en Ferry Staverman uit om naar mijn werk in mijn atelier te komen kijken. Taaken en Staverman programmeerden het toenmalige kunstenaarsinitiatief Archipel in Apeldoorn. Ik dacht dat mijn werk op dat moment goed genoeg was om geëxposeerd te worden. Bij Archipel kreeg ik mijn eerste echte expositie. Een jaar later, in 1990, maakte ik een schilderij dat voor mij en de verdere ontwikkeling van mijn werk van groot belang is geweest. Het kreeg de titel Jumping Jack Flash. Het was niet het schilderij dat ik wilde maken. Ik wilde namelijk meditatieve schilderijen maken. Maar wat ik in werkelijkheid maakte was een schilderij met oranje en groene kleurvlakken. Die kleurvlakken sprongen alle kanten op. Ik kwam tot de conclusie dat dat me meer boeide dan de meditatieve schilderijen die ik me voorgenomen had om te maken. Beweging en ogenschijnlijke onrust, dat waren mijn onderwerpen. Ogenschijnlijk, omdat mijn schilderijen juist geen onrust, maar rust brengen wanneer het je lukt je er aan over te geven en ze aanvaardt voor wat ze zijn.
En daarna was het een succesverhaal?
Niet helemaal. Je bent afhankelijk van toeval, maar je kunt het toeval een handje helpen door zelf initiatieven te nemen. In de jaren negentig ben ik met Kinke Kooi, mijn partner, naar Amerika gereisd. We kregen daar contact met onder meer Rachel Harrison, Ricci Albenda en Michael Scott, kunstenaars die nog maar net waren afgestudeerd. Mede dankzij die contacten hebben we in de jaren negentig voor het eerst kunnen exposeren in Amerika. In 1993 deed ik mee aan een tentoonstelling in Gorinchem, Brain Internal Affairs. De tentoonstelling vond plaats in een oud ziekenhuis. Een van de curatoren, Suzanne Oxenaar, moedigde me op een hele goede manier aan om mijn eerste muurschildering te maken. Daar heb ik veel aan gehad. Van het een komt het ander, kun je wel zeggen. Marja Bosma kocht ooit een schilderij van me. Dat schilderij kwam terecht op de werkkamer van Sjarel Ex, die toen directeur was van het Centraal Museum in Utrecht. Diezelfde Sjarel Ex kwam ik jaren later tegen op de Kunstbeurs Frieze in Londen. Hij was inmiddels directeur van het Boymans van Beuningen in Rotterdam geworden en vroeg me om een wandschildering te maken in het Boymans. Het zat me dus wel eens mee, maar zeker niet altijd. Ik heb in de jaren negentig maar liefst vier solo-tentoonstellingen gehad bij Galerie Van Kranendonk. De galerie was enthousiast, maar mijn werk verkocht nog niet zo best in de jaren negentig.
Waar komt het schilderij dat nu klaar is terecht, denk je?
Frans Fransciscus heeft mij en twee andere schilders, Gé-Karel van der Sterren en Philip Akkerman, gevraagd om in januari 2012 mee te werken aan een tentoonstelling in de Flatland galerie in Utrecht. De titel van die tentoonstelling is For the sake of Painting. Misschien dat ik het daar exposeer. Maar het kan ook een ander werk zijn.
En wat ga je nog meer doen in 2012?
Ik ga op uitnodiging van het Van Abbe Museum in Eindhoven een halfjaar lang aan een muurschildering werken in de projectruimte die ze Het Oog noemen. Die ruimte staat in open verbinding met de buitenlucht en heeft een gebogen wand. Ik verheug me erop om een werk te maken in een ruimte met veel en voortdurend wisselend daglicht. De opening vind plaats op 21 juni 2012. Dat is de langste dag van het jaar. Als je die datum in cijfers achter elkaar zet, 21.6.12 krijg je een gespiegelde en verdubbelde reeks. Vreemd! Het schiet me trouwens te binnen dat het uitgerekend vandaag, 22 december, de kortste dag van het jaar is. Wist je dat?
.
Werkelijk?! Wat ga je volgend jaar nog meer doen?
Ik ga een muurschildering maken, hier in Arnhem, in de Tweede Spijkerdwarsstraat op een muur van zeven meter hoog en vijf meter breed.
Wat ga je de komende week doen?
Ik volg tegenwoordig een schema waarbij ik me drie weken min of meer opsluit in mijn atelier. Na die drie weken neem ik een week de tijd om de wereld in te gaan. Dat laatste betekent mijn e-mails openen en beantwoorden, zaken regelen en bijvoorbeeld naar openingen gaan.
En dan weer drie weken zwoegen in je atelier?
Ik beschouw die drie weken in mijn atelier eigenlijk als vakantie.
Meer: www.rolandschimmel.com