woensdag 10 september 2014

MIROSLAW BALKA: MIROSLAW BALKA IS NIET ALLEEN DUISTERNIS

Categorie: interview
Onderwerp: Miroslaw Balka over zijn solotentoonstelling Fragment in Arnhem en zijn werk
Datum gesprek: 5 september 2014
Auteur: Peter Nijenhuis

In het kader van de herdenking van Operatie Market Garden die in september 1944 plaatsvond, exposeert Miroslaw Balka (Warschau 1958) van 6 september 2014 tot en met 25 januari 2015 zijn werk Fragment in Museum Arnhem. Fragment bestaat uit een reeks video-installaties, de meeste op basis van filmbeelden die de kunstenaar maakte tijdens zijn bezoeken aan de voormalige nazivernietigingskampen in Polen.

Waarom confronteert u zichzelf en de bezoeker met de onpeilbaar trieste en ogenschijnlijk zinloze massavernietiging van burgers tijdens de Tweede Wereldoorlog? Zijn dat dezelfde overwegingen op grond waarvan uw vriend, de Poolse, nu in Leeds wonende socioloog Zygmunt Bauman, schrijft over ogenschijnlijk onoplosbare vragen als de relatie tussen de Holocaust en de modernisering van de samenleving en het voortbestaan van criminaliteit, uitsluiting en angst in hedendaagse, welvarende samenlevingen?
Oorlogen gaan in mijn ogen niet alleen over veldslagen. Ze veroorzaken het lijden van burgers. Dat was honderd jaar geleden zo en nu nog steeds. Er is niets veranderd. Zygmunt Bauman pleit in zijn boeken voor het belang van de ‘randen’ en gemarginaliseerde groepen in zogenaamde gezonde samenlevingen. Net als ik spreekt hij over pijn. Er is geen andere manier om de feiten onder ogen te zien en problemen op te lossen dan ze ter discussie te stellen.

De titel van uw solotentoonstelling in Arnhem is Fragment. Fragmenten verwijzen gewoonlijk naar een geheel. Maar is er volgens u zoiets als een geheel of een volledig verhaal dat met de fragmenten verband houdt?
Ik sta sceptisch tegenover het idee van een geheel en het idee dat de geschiedenis of het leven een voor iedereen geldende inhoud of betekenis zouden hebben. Het leven en de geschiedenis zijn gefragmenteerd. Ze worden geleefd en beleefd door individuen. Als u na dit interview een bus neemt die betrokken raakt bij een ernstig verkeersongeval, dan is er sprake van slechts één en dezelfde bus die betrokken is bij één en hetzelfde ongeval. De verwondingen zullen echter van passagier tot passagier verschillen. De buspassagiers zullen over het gebeurde allemaal een ander verhaal vertellen en van elkaar verschillende littekens aan het gebeurde overhouden. Fragment gaat over de geschiedenis en geschiedenis is wat mij betreft een discussie over littekens nadat de wonden niet meer bloeden. Het idee van het fragment heeft voor mij nog een andere betekenis en belang. Het is voor mij verbonden met een sprookje van Hans Christian Andersen dat De Sneeuwkoning heet. In Andersens sprookje gaat het over een magische spiegel. De spiegel vertekent. Hij vertoont alleen de lelijke en weerzinwekkende kant van de mensen en de dingen die erin weerspiegeld worden. Door een ongelukkige samenloop van omstandigheden valt de spiegel in ontelbare stukken uiteen op de grond. Een van de hoofdpersonen in het spookje, de jongen Kai, wordt door een van de schreven geraakt in zijn oog. De scherf in zijn oog verandert zijn waarneming. Zijn verhouding met andere mensen verslechtert en hij vat een plotselinge bewondering op voor de Sneeuwkoningin, de belichaming van kille verstandelijkheid en onmenselijke volmaaktheid. Dit alles, de gefragmenteerde aard van het leven, de sporen die dat nalaat en de verborgen betekenis van Andersens sprookje grijpen voor mij in elkaar.

Uw werk verwijst naar het kwaad, verlies, dood en ontbinding. Uzelf onderstreept niettemin de poëtische aard ervan. Wat betekent dat voor u, poëzie?
Het lezen van poëzie is voor mij zeer belangrijk. Mijn soort poëzie heeft te maken met het dagelijkse leven. De hoogste vorm van poëzie is wat mij betreft de Japanse haiku. De haiku is kort en het tegendeel van hoogdravend, een paar bescheiden gebaren vol verborgen betekenissen. Poëzie is verwant aan het fragment. Beide zijn bronnen van menselijke rijkdom. Een goed gedicht is zoals een goede filmtrailer. De film is nog niet gemaakt, maar iedereen kan hem met behulp van de verbeelding voor zich zien, waarbij iedereen er zijn eigen voorstelling van maakt. Alles wat een goed gedicht zegt en waar het naar verwijst, kan op ogenschijnlijk eindeloos veel manieren worden uitgelegd. Proza is duidelijk objectiever en collectiever. Het heeft een algemene betekenis die we moeten erkennen en respecteren. Poëzie is daarentegen open. Vanwege zijn eindeloze interpretatiemogelijkheden is poëzie daadwerkelijk persoonlijk. Wat een gedicht betekent, betekent het voor jou en voor jou alleen.

Maar is poëzie verfraaiing, verzacht het de bittere kant van het leven?
Niet in mijn ogen. Poëzie gaat over de duistere kant van het leven. Proza heeft te maken met het verstand. Poëzie gaat over gevoelens en pijn is een belangrijk gevoel.

Er zit onmiskenbaar poëzie zit in HEAL, een werk dat u maakte voor de universiteit van Californië in Mission Bay, San Francisco. Dat geldt ook voor How It Is, een werk dat u maakte voor Tate Modern in Londen, want na een onderdompeling in het duister is er de mogelijkheid om terug te keren naar het licht. Maar waarin schuilt naar uw mening de poëzie in het werk dat u maakte voor Sonsbeek ’93 en een werk als Fragment.
Zoals de meeste van mijn werken was HEAL niet gebaseerd op een abstract idee. Ik begon met het bestuderen van het gebied en de omgeving van Mission Bay. Voor een deel is HEAL geïnspireerd door het zogenaamde Hollywood Sign in Los Angeles, de letters die samen de naam Hollywood vormen. Een belangrijkere rol speelde echter de voor het werk geplande plek. De opdrachtgever van het werk is de medische faculteit die is gevestigd in een omgeving die uitgesproken high tech en wetenschappelijk van aard is. Wat is medische zorg in een dergelijke omgeving? Is dat uitsluitend een technische aangelegenheid, zoiets als het repareren van een machine, of heeft genezing nog te maken met heling in de brede zin van het woord. De oorspronkelijke betekenis van heling is niet alleen verbonden met het lichaam, maar ook met de ziel. Heling heeft sjamanistisch wortels en in het sjamanisme zijn lichaam en geest niet gescheiden. Belangrijk voor mij is dat het werk een schaduw werpt. Regen en wolken zijn schaars in Californië. Het zonlicht is overal aanwezig en het was mijn wens om een soort hulp te bieden door de schaduw die de letters van het woord ‘heal’ op de grond werpen. Hulp wordt ook aangeboden door het waterfonteintje dat is ingebouwd in een van de poten van het werk. Onder de heersende omstandigheden is water aanbieden een praktische dienst aan het publiek. Bovendien is een waterbron in de meeste culturen verbonden met heling. In oude verhalen verlaten jongemannen het huis en gaan op zoek naar het water van magische bronnen om hun familieleden te redden van ziekte en dood. Deze ideeën en verwanten thema’s vormen de poëzie van mijn werk in San Francisco. Ik bracht dingen samen die ik belangrijk vind. Wat mij betreft hebben die dingen lange wortels. Je kunt mijn werk zien als een boom. Wat het werk voedde, de ideeën waaruit het ontstond en die ermee te maken hebben, vormen de wortels. Die wortels zijn niet altijd direct zichtbaar. Het is wat mij betreft geen probleem als het publiek ze negeert of ze niet ziet. Je kunt je ook op de takken van de boom vermaken, om het zo maar te zeggen. Voor mij als kunstenaar is het echter belangrijk om aandacht te schenken aan de wortels. Als ik dat niet zou doen, zouden de bomen die ik schep in mijn werk omvallen.
 How It Is, mijn werk in Tate in 2009, wortelde in andere onderwerpen. De ervaring van volslagen duisternis en een terugkeer naar het licht speelden, zoals je opmerkte, een rol. Voor Sonsbeek’93 maakte ik twee werken op drie plekken. Het eerste werk bevond zich naast de brug. Het was een object van beton in de vorm van een omgekeerde, geopende parachute. Het was verzonken in de grond en vormde een groot gat. Dit refereerde natuurlijk aan de historische gebeurtenissen op deze plek tijdens de slag om Arnhem in september 1944. Jonge mannen daalden af met parachutes en landden in de hel en de dood. Het feit dat mijn werk een gat was in de grond nabij de brug was van belang. Als je op de brug stond en naar beneden keek in het gat, veroorzaakte dat een huivering. Het gat was niet alleen zichtbaar, het was ook ‘voelbaar’. Belangrijk voor mij, was ook het poëtische verschil tussen waarnemen en begrijpen. Op de grond, dicht bij het object, kon je de betonnen rand zien, maar de vorm van het object zag je niet. Nabijheid betekende niet dat je ook zag wat het was. Om dat te zien en te begrijpen, moest je afstand nemen en op de brug gaan staan. Na de tentoonstelling leverde het werk problemen op. Voorbijgangers gebruikten het als vuilnisvat en wierpen er hun afval in. De gemeente stelde voor om het gat af te sluiten met plexiglas, maar juist het feit dat het gat open was en dus voelbaar, was voor mij van wezenlijk belang. Het werk werd uiteindelijk verwijderd en vernietigd. 
 Het andere werk voor Sonsbeek ’93 bestond uit twee delen. Oorspronkelijk was Sonsbeek een tentoonstelling in het park. Vanaf de jaren zeventig verspreidde de tentoonstelling zich naar andere plaatsen onder invloed van nieuwe ideeën over de relatie tussen kunst, natuur en de stad. In de voorbereiding van het werk dat men mij gevraagd had om te maken, werd mijn aandacht getrokken door Moscowa, de grootste en oudste begraafplaats van de stad. Wat me boeit is het feit dat sommige mensen zelfs na hun leven door uitsluiting worden gestraft voor wat ze deden of waren. In het verleden werden marginalen en mensen die zelfmoord pleegden buiten de gemeenschappelijke begraafplaats ter aarde besteld. Verwijzend naar dit
hardnekkige verschijnsel van straf en uitsluiting, maakte ik een simpel, open dubbelgraf van beton met twee zitjes om plaats te nemen en na te denken. De plek van dit open dubbelgraf lag net buiten het hek van de begraafplaats. De aarde die voor het verzinken van het dubbelgraf moest worden verplaatst, bracht ik over naar een expositieruimte in de stad waar de aarde in een metalen kist werd gestort en met een elektrische deken tot menselijke lichaamtemperatuur werd opgewarmd. Het verwarmen was een manier om zorg te dragen voor de aarde die de buitengeslotenen symboliseerde.

Wat zou u doen als iemand u zou vragen om een geschikt levensmotto te kiezen. U zou kunnen kiezen tussen een citaat uit het gedicht Helian, voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog geschreven door de Oostenrijkse dichter Georg Trakl, en een citaat uit het gedicht Betovering, geschreven in 1968 door de Poolse dichter Czeslaw Milosz. Het citaat van Georg Trakl luidt: ‘Schön ist der Mensch und erscheinend im Dunkel’ (Mooi is de mens en verschijnend in het duister). Het citaat van Milosz luidt in vertaling: ‘Mooi is de menselijke rede, en onoverwinnelijk./ Tralies noch prikkeldraad, het vermalen van boeken/ noch een banvonnis kunnen er iets tegen doen.’ Waar zou uw voorkeur naar uitgaan, naar de sombere regel van Trakl of de onmiskenbaar meer optimistische woorden van Milosz?
Het jaar 1968, de datum onder het gedicht van Czeslaw Milosz, is interessant. Je zou het, wat betreft West-Europa, een jaar van rebellie en culturele verandering kunnen noemen. In Oost-Europa was het een jaar van repressie. Aangespoord door de Russen en als reactie op de Israëlische overwinning op de Arabieren gedurende de Zesdaagse Oorlog, zette de Poolse overheid burgers van joodse afkomst ertoe aan om het land te verlaten. Het was een door de staat georganiseerde antisemitische campagne. De hulde van Czeslaw Milosz aan de menselijke rede vind ik, gezien tegen die achtergrond, opvallend. Maar eerlijk gezegd heb ik weinig gemeen met Czeslaw Milosz als dichter. Zijn werk is wat mij betreft wat hoogdravend. Pas later in zijn leven en zijn werk daalt hij af naar de aarde. Ik geef de voorkeur aan een andere Poolse dichter Tadeusz Różewicz, maar Różewicz staat niet op het lijstje. Dus kies ik voor Trakl. Trakl doet in mijn ogen een zinnige uitspraak. Duisternis als omgeving is onontbeerlijk om het individu te zien als een licht. Ik heb over het algemeen meer met mensen als Trakl en, zoals u weet, met de dichter Paul Celan.

In welke zin is uw werk geïnspireerd door dat van Celan?
Hij is een van mijn inspiratiebronnen, maar niet letterlijk. Wat me inspireert en aanmoedigt in het werk van Celan is dat ik een verwante gevoeligheid aantref. Zijn werk ademt een manier van waarnemen van het leven en de wereld uit die overeenkomt met de mijne. Zijn werk getuigt van openheid, en een drang om niet alleen waar te nemen door middel van het intellect en de blik, maar door middel van het lichaam, beweging, de zintuigen en het zenuwstelsel. Wat ik in Arnhem laat zien gaat niet alleen over ideeën en visuele zaken. Het werk weerspiegelt mijn lichamelijke aanwezigheid en mijn bewegingen op de plaatsen die ik filmde. Bij het samenstellen van de werken heb ik getracht om ook dit lichamelijke aspect een vorm te geven. Ik hoop dat de wijze waarop mijn werk is gearrangeerd de bezoekers ertoe zal aanzetten om niet alleen te kijken, maar ook aandacht te besteden aan hun eigen bewegingen en hun eigen lichaam wanneer ze van zaal naar zaal gaan. Fragment werd eerder getoond in Warschau, Moskou en Berlijn. Geen museum is hetzelfde. Arnhem heeft iets bijzonders. De laatste zaal van de tentoonstelling biedt een prachtig uitzicht op de helling van de heuvel waarop het museum is gebouwd en op de rivier die naar het westen stroomt. Voor je zie je de boom waar in 1993 op een platform mijn goede vriend Pepe Espaliú zijn werk El nido/ Het nest uitvoerde. Verdrietig genoeg is hij kort daarna gestorven. De boom en de herinneringen aan Pepe en het uitzicht op de rivier geven de tentoonstelling voor mij iets bijzonders. Na door alle donkere ruimtes van de tentoonstelling te zijn gegaan, kan de bezoeker achter de projectiemuur met de beelden van de vijver in Birkenau, naar het raam lopen en een blik op het landschap werpen. De bezoeker moet het opvallen dat er uiteindelijk licht is. Miroslaw Balka is niet alleen duisternis.

Meer informatie

Catalogus: Bauman Zygmunt, Marek Goździewski, Julian Heynen, Piotr Krajewski, and Frances Morris, Miroslaw Balka. Fragment. Warsaw, Centre for Contemporary Art, 2011.